21 vragen aan… Nina Siegal – De Groene Amsterdammer


© Annaleen Louwes

Er is iets zorgwekkends aan de hand met het joodse leven in Nederland, schrijf je in het voorwoord van De vergeten dagboeken. Na een paar jaar groeit je verbazing over de zichtbaarheid van de geschiedenis in de gebouwen, maar het ontbreken van de joodse mensen in het straatbeeld. Hoe komt dat?

Opgroeiend in New York kwam het nooit in me op om niet te vertellen dat ik joods was. Op straat dragen veel mensen zwarte kleding en keppeltjes. Het betekende niets, bijna iedereen die ik kende was joods. Eenmaal in Nederland merkte ik dat mensen het een beetje vreemd vinden als je geen kerstmis viert. Onbekenden zeiden soms uit het niets dat ze joden hebben laten onderduiken tijdens de oorlog. Of dat ze naar ‘mijn’ land zijn geweest, als ze op vakantie waren naar Israël. Er zijn hier veel inaccurate assumpties over wat het betekent om joods te zijn. Dat vond ik vreemd, omdat Amsterdam wel veel joodse gebouwen heeft.

Pas later ontdekte ik dat driekwart van de Nederlandse joden is gedeporteerd tijdens de oorlog, op Polen na het hoogste aantal in Europa. Het beeld dat ik had uit de dagboeken van Anne Frank, dat veel Nederlanders een schuilplaats hadden weten te vinden, bleek niet te kloppen.

Een oudere vriendin vertelt je dat Nederlandse joden als het ware ‘nog steeds ondergedoken zijn’.

Dat was consistent met wat ik heb ervaren. De joodse mensen die ik sprak voor mijn werk vertelden vaak pas laat over hun geloof, alsof ze zich ervoor schaamden. Een van de dagboeken in mijn boek is van Philip Mechanicus, een journalist die moest onderduiken en zijn hart uitstortte in een dagboek (en de oom van naamgenoot Philip Mechanicus, die jarenlang een rubriek over eten had in De Groene − ds). Toen zijn kleindochter decennia later opgroeide in Amsterdam vertelde haar moeder dat ze nog maar beter geen davidster kon dragen omdat ze dacht dat dat niet veilig was.

Wat brengt een Times-journalist eigenlijk naar Nederland?

In 2006 werkte ik negen maanden samen met wijlen Ernst van de Wetering, dé Rembrandt-autoriteit. Ik onderzocht het schilderij De anatomische les van Dr. Nicolaes Tulp, om er uiteindelijk de historische roman Tulpen & terpentijn over te schrijven. Ik woonde op een bovenverdieping van een huis uit 1624 op de Oudezijds Achterburgwal − een huis met veel muggen, op de hoek van de jodenbuurt. Het was mijn eerste aanraking met de joodse geschiedenis hier. Ik had veel vragen over de oorlogsgeschiedenis en nog maar weinig antwoorden. Toen al nam ik mezelf voor ooit over die periode te schrijven.

In 2019 liep je voor het eerst het Niod binnen. Wat gebeurde daar toen?

Voor een interview voor de Times sprak ik onderzoekers René Kok en Erik Somers, curatoren van de tentoonstelling De jodenvervolging in foto’s. Nadien nam René me mee naar de kelder van het instituut, aan de Herengracht. Daar, beneden zeeniveau en achter een dikke bankdeur stond het archief, met een speciale muur waar zo’n tweeduizend dagboeken waren bewaard. Met de meeste daarvan was nog nooit iets gedaan.

Zeven van die dagboeken heb je, aangevuld met eigen verhalen, verweven tot een nieuw boek. Aan het woord zijn een joodse diamantslijper, een vrouw van een nazi-gezinde arts, een kruidenier op de Veluwe. Hoe selecteerde je?

Bij de eerste duizend dagboeken zit een samenvatting, allemaal geschreven door één persoon: Jitty Sjenitzer-van Leening. Haar beoordelingen waren aandoenlijk specifiek. ‘Onbelangrijk dagboek van een onderwijzers’, schrijft ze, of: ‘Triviaal commentaar. Bevat vele onjuistheden.’

Hoe belangrijk is zij?

Zij heeft het ‘grondwerk’ gedaan om ervoor te zorgen dat het archief bruikbaar is voor de toekomst. Nederlandse historici, zoals Ad van Liempt, hebben haar werk door de jaren heen veel gebruikt. Maar de bron is nog niet opgedroogd, nog veel is onaangeraakt.

De joodse dagboeken waren makkelijk te vinden, de NSB’ers waren een lastigere klus. René tipte me de achttien dagboeken van Douwe Bakker, NSB-politieagent. Die zijn later gevonden en gebruikt als bewijs in rechtszaken tegen hem wegens collaboratie. Interessant is hoe hij zelf op zijn dagboeken reflecteert. ‘Ik heb het geschreven, maar ik was het niet. Ik was gehypnotiseerd’, zei hij later.

Bakker schreef dik drieduizend pagina’s vol. Vier dagen na de Duitse inval wordt hij gevangengenomen hoopt hij dat de Duitse troepen snel oprukken en schrijft hij dat het jodendom en kapitalisme hun verdiende loon krijgen.

‘Tegenstellende perspectieven helpen de oorlog te begrijpen’

Geloof in een ideologie is iets bizars. Hij had echt het idee onderdeel te zijn van een beweging − met kameraden. Het is glad terrein om iemands psychologie te proberen te begrijpen.

Op sommige momenten komen je dagboekschrijvers elkaar letterlijk tegen en beschrijven ze ieder een gebeurtenis van een andere straathoek.

Dat is het verschil tussen het lezen van een enkel dagboek en het lezen van fragmenten geschreven door meerdere mensen over dezelfde momenten uit de geschiedenis. Die veelstemmigheid en het contrast tussen verschillende mensen is belangrijk. Je krijgt een 360-graden-perspectief.

Heb je getwijfeld om de dagboeken van daders mee te nemen?

Tegenstellende perspectieven helpen de oorlog te begrijpen. Tegelijkertijd zit iemand in een kamp en maakt de ander zich druk omdat de schoonmaker niet meer komt opdagen. Voor sommige Nederlanders ging het leven door, terwijl anderen weggerukt waren uit de stad. Sommige mensen betichtten me van levelling, het nivelleren van meningen. Daar ben ik het niet mee eens.

Waarom niet?

Ik wilde het Niod-archief gebruiken zoals het bedoeld is, om een compleet beeld te schetsen over hoe oorlog voor mensen was. We hebben deze dagboeken nodig om te begrijpen waarom mensen met nazi’s collaboreerden. Ik zie parallellen met nu, bijvoorbeeld bij de proud boys en oath keepers die op 6 januari het Capitool in Washington bestormden. Zij hebben écht het gevoel onderdeel te zijn van een belangrijke beweging en denken niet over zichzelf als kwaadaardig.

‘Anne Franks dagboek is een literair juweeltje’, schrijf je, ‘maar wordt te vaak als basis gebruikt om het hele verhaal van de Nederlandse bezetting – en ook de Holocaust – te vertellen.’

Anne Frank is een icoon. Maar haar verhaal is geen Shoah-verhaal. Haar dagboek geeft een beperkt beeld, omdat ze de omvang van de deportaties niet kende. Ook haar onderduik was niet standaard, veel mensen moesten wisselen van plek, geld betalen en werden gescheiden van hun familie.

Recent las je een dagboek uit Marioepol, Oekraïne, en vertelde je dat die veel leek op de dagboeken die Nederlanders schreven in de meidagen van 1940. Wat zijn de overeenkomsten?

Iedereen vraagt zich af hoe het kan, oorlog in eigen achtertuin. ‘Oorlog in onze stad, hoe kan dat nu weer?’ lees je bijvoorbeeld. Sommige zinnen zijn letterlijk hetzelfde. Ook de twijfels zijn identiek. Moeten we rennen, blijven, onderduiken? In het verzet, of niks doen? Die dilemma’s zijn onveranderd.

Over welk dagboek zou je een losstaand verhaal willen schrijven?

De dagboeken van Philip Mechanicus zijn al vertaald naar het Engels, maar met zijn werk zou ik meer willen doen. Hij schrijft zo mooi en doordacht, en was een doorgewinterde buitenlandcorrespondent die de wereld had gezien. Als je zo iemand opsluit en enkel nog in zijn dagboek laat schrijven…

Kruidenier Elizabeth van Lohuizen was een verrassing. Op foto’s lijkt ze een conservatieve schoolmoeder, maar ze werkt elke dag om levens te redden. Als mensen haar willen afremmen, gaat ze tóch door. Die moraal is zo krachtig.

‘Anne Frank is een icoon. Maar haar verhaal is geen Shoah-verhaal’

Als je hun dagboeken los publiceert zit je diep in het hoofd van een persoon en mis je het grotere plaatje. Dat tilt het dappere gedrag als het ware omhoog, omdat je leest dat er andere opties mogelijk waren. Voor Elizabeth was het geen vraag of ze zou helpen, maar hoe. Het contrast met de vrouw van een nazi-gezinde arts, Inge Jansen, is groot. Zij noemt de deportaties helemaal niet, maar moet ze zeker gezien hebben. Er worden huizen van joden afgenomen, en zij klaagt over de mess in haar eigen huis.

Ze leeft een beetje in een fantasiewereld…

Ja, maar ik hou ook van haar, op een gekke manier. Ze is zo’n raar persoon, een committed nazi-wife, en daarom een goede toevoeging aan het boek. Ze doet me denken aan de radicaal-rechtse complotdenker Marjorie Taylor Greene, die gelooft in joodse space aliens. Totaal losgekoppeld van de realiteit. Inge pleegde geen criminele daden en is niet vervolgd na de oorlog. Zoals zij was, zo waren er veel.

Haar naam is een pseudoniem. Waarom?

Bij veel dagboeken had ik contact met familie, behalve bij die van haar. Het is onduidelijk of ze nabestaanden heeft. Het is geen wet, meer een soort beleefdheid om de nakomelingen van vroegere nazicollaborateurs te beschermen.

Heeft Philip Mechanicus je buitengewone interesse omdat je zelf buitenlandcorrespondent bent?

Er is zeker een link. Ik bewonder hem enorm en ga in mijn dissertatie verder in op zijn werk. Daarin kijk ik meer stilistisch naar de dagboeken en behandel ik de vraag wat het betekent om oorlogsdagboeken te schrijven en of dat verschilt wanneer je jood of NSB’er was.

Wat voor taal kwam je tegen? Ik moest soms lachen om de eenvoud.

Ze wisselden banaliteiten af met grote gruwelijkheden. ‘Vijftienduizend mensen weggevoerd uit Amsterdam, ik moet zo echt naar de markt om kersen te kopen.’

Het voelt heel persoonlijk om iemands dagboeken te lezen in een origineel handschrift. Soms is het papier van slechte kwaliteit, omdat er op is gehuild tijdens het schrijven. De tranen maakten dat de inkt uitliep.

Je kunt ook de spanning terugzien in iemands handschrift. Dan wordt het krapper, sneller opgeschreven. Douwe Bakker heeft heel veel foto’s van nazibijeenkomsten op de Dam uitgeknipt en toegevoegd. Die zitten dan naast een opgedroogd blaadje. Die intimiteit krijg je nergens anders.

Je schrijft: ‘Hoewel ik in dit boek in eerste instantie “gewone levens” wilde weergeven, is geen van de personen die ik uiteindelijk koos een doorsnee Nederlander.‘ Kun je dat uitleggen?

Ieder verhaal bevatte wendingen en onthullingen die bijzonder waren. Mijn boek gaat niet over het gewone leven, omdat er geen gewoon leven meer is tijdens de oorlog. Alle verhalen zijn twisty and turny.

Hou je zelf een dagboek bij?

Op dit moment niet, omdat ik al zoveel schrijf. Toen ik jonger was, had ik altijd een dagboek naast mijn bed. Maar mijn dagboeken waren intiem en gingen niet over de wereld. Ik heb zoveel respect voor deze mensen omdat ze doorschrijven in ingewikkelde tijden.

Welk boek ligt op dit moment naast je bed?

Er ligt altijd een stapel naast m’n bed. The Collaborators van Ian Buruma en My Salinger Year van Joanna Rakoff. En veel over anticonceptie, het onderwerp van m’n nieuwste boek. Mijn grootouders waren betrokken bij de vroege Birth Control Movement. Maar dat project staat nog in de kinderschoenen.



https://www.groene.nl/artikel/21-vragen-aan-nina-siegal