Schaaksters, trans en cis – De Groene Amsterdammer


Fenny Heemskerk, 1968

© Ge van der Werff / ANP

Er vielen zware woorden na de verklaring van de FIDE over het meedoen van transvrouwen aan vrouwentoernooien. Transfobie, pure misogynie, het kon niet op. Het werd voorgesteld alsof de FIDE transgender vrouwen wilde uitsluiten, terwijl de bond, omzichtig manoevrerend in een mijnenveld, juist wilde zeggen dat die wel mee mochten doen aan door de FIDE georganiseerde vrouwenkampioenschappen, maar onder voorwaarden.

Bijvoorbeeld dat de transitie erkend is door de autoriteiten van haar land. Dat lijkt een redelijk criterium voor landen als Nederland, maar er zijn ook landen waar een transgender zich beter schuil kan houden. Wat moet de FIDE dan? Ze weten het ook niet goed en het zal misschien ook niet de eerste zorg zijn van transgenders in zulke landen dat ze niet mee mogen doen aan vrouwentoernooien.

Ondanks de soms opgewonden toon gaat het in de discussie om weinig. De meeste vrouwen die schaken zullen nooit in een vrouwentoernooi spelen. Er zijn vrouwenkampioenschappen, maar daar doen alleen de besten aan mee. Het gewone schaakleven is gemengd, dus ook transvrouwen zullen net als voor hun transitie meestal in de algemene wedstrijden spelen.

Niet altijd. Er is een vrouw in de Nederlandse schaakwereld die als man Ben Otten heette en als Colleen Otten in 2001 meedeed aan het NK voor de vrouwen. Ik kan me niet herinneren dat er toen veel ophef over was. Dat zou nu anders zijn, nu alles een twitterstorm oproept, maar eerlijk gezegd denk ik dat als Colleen Otten dat NK had gewonnen, er ook wel boze reacties van haar concurrenten waren gekomen. ‘Had ze niet bij de mannen kunnen blijven?’

Nu gespitst op vrouwenschaakzaken las ik ergens: ‘Voor het eerst hebben we met Eline kans op een wereldtopper bij het vrouwenschaak. Bij de jeugd is ze dat al.’ Dat ging over Eline Roebers en het was waar. Bij de meisjes onder de 20 is ze de derde van de wereld en de twee die boven haar staan zijn twee jaar ouder.

Maar wie zijn die ‘we’ die voor het eerst kans op een wereldtopper hebben? Kennen die het verleden niet en hebben ze nooit gehoord van Käty van der Mije-Nicolau en van Zaoqin Peng? En vooral, kennen ze Fenny Heemskerk niet meer?

In het tijdschrift Matten 7, uit 2010, staat een mooi artikel van Peter Boel waarin hij haar ‘in de jaren vijftig misschien wel de beste schaker op aarde’ noemt, wat wel erg hoog geprezen was. Het was niet gebaseerd op de tien keer dat ze kampioen van Nederland werd, maar op haar prestaties in de strijd om het wereldkampioenschap.

In 1949/1950 was er in Moskou een toernooi om het wereldkampioenschap van de vrouwen. De vorige wereldkampioen Vera Menchik was in 1944 in Londen door een bombardement omgekomen. Fenny Heemskerk werd achtste in dat toernooi.

In 1951 won ze het zonetoernooi in Venetië en met een crowdfunding werd 1500 gulden bijeengebracht, zodat schaakmeester Lodewijk Prins haar secondant kon zijn in het kandidatentoernooi in Moskou in 1952.

Hij bracht zijn geld wel op. Fenny dreigde het toernooi te winnen en misschien daarom stelden de Russische organisatoren een partij tegen een van de sterkste Russinnen, die ziek was geworden, uit naar een dag dat Fenny ook twee afgebroken partijen moest spelen.

Fenny kreeg zelf ook een verkoudheid, en toen kwam er een Russisch regiment in de hotelkamer dat haar mee wilde nemen naar een ziekenhuis. Toen stond Lodewijk Prins pal. Hij blies zich op tot koninklijke hoogte, verwees naar de Nederlandse ambassade en joeg de Russische ziekenhuisbroeders op de terugtocht.

Op die dag van de afgebroken partijen versloeg Fenny de drie beste Russinnen, maar ze was toch geschokt door al het gedoe, verloor daarna een paar partijen, en werd tenslotte tweede in het toernooi.

Hier is haar partij tegen Elisaveta Bykova, die het kandidatentoernooi won en daardoor in 1953 wereldkampioen kon worden door Ljoedmila Roedenko in een tweekamp te verslaan.




https://www.groene.nl/artikel/schaaksters-trans-en-cis