De wolf – De Groene Amsterdammer


Na meer dan tweehonderd jaar afwezig te zijn geweest vestigde een wolvenpaartje zich in 2018 op de Veluwe. Het laat zien dat wettelijke bescherming werkt: als je stopt met het systematisch uitroeien van toppredatoren, komen ze vroeg of laat het land weer binnenwandelen. Op het eerste oog gaat het goed met de wolf. Er zijn er steeds meer, op steeds meer plekken, hoewel elk jaar de helft van de genetisch bekende wolven verdwijnt. Een kwart wordt aangereden en een kwart is vermoedelijk stroperij. Dat is de grootste bedreiging voor dit dier.

Strikt genomen is de wolf geen ‘dodo’; wij hoeven geen moeite te doen om het dier in leven te houden, dat kunnen ze prima zelf. Wolven zijn sterk, intelligent en sociaal, en aan voedsel hebben ze in Nederland bepaald geen gebrek. De grootste bedreiging is dat onze angst de overhand krijgt. En dat is dan niet eens zozeer onze angst voor de scherpe tanden van een wolf – het is eerder de angst voor het wilde en het oncontroleerbare. Wolven maken hun eigen regels en kiezen zelf een plek om zich te vestigen – en dat is niet altijd netjes in wat wij hebben aangemerkt als een natuurgebied.

Voor een permanent verblijf geven de meeste volwassen wolven overigens wel de voorkeur aan een natuurgebied, en daar eten ze voor 98 procent van hun dieet wilde hoefdieren. Maar pubers die op zoek gaan naar een nieuwe roedel komen op nieuwe plekken die ze niet goed kennen en dan lopen ze ineens dwars door het dorp, kakken ze voor de snackbar en vergrijpen ze zich onderweg aan schapen. Waarbij vermeld moet worden dat die schapen in 95 procent van de gevallen onbeschermd staan.

Onze ‘problemen’ met de wolf laat scherp zien hoe moeizaam onze omgang met de natuur eigenlijk is. In Nederland gedogen we natuur. We zijn niet tegen natuurbescherming, maar het moet wel vrijblijvend zijn. Wolven zijn niet alleen een symbool van wildheid – ze zíjn ook wild. Voor boomkikkers kun je een habitat maken waar mensen er verder geen last van hebben, maar bij wolven ligt het anders. Je moet er als veehouder echt rekening mee houden, en erkennen dat het niet altijd zal lukken. Schapenhouders met grond kunnen hun dieren in principe goed beschermen, maar beweidingsbedrijven die hun schapen telkens op andere plekken laten grazen komen serieus in de problemen.

De vraag is niet alleen hoe solidair we zijn naar wolven, maar ook hoe solidair we zijn naar veehouders, en naar onze buurlanden. Sommige mensen opperen serieus dat we wolven ‘terugbrengen’ naar landen als Polen en Roemenië omdat daar wel plaats zou zijn. Ook dat is merkwaardig: alsof er in die landen niet ook veehouders zijn en mensen wonen. Waarom zouden we dieren moeten terugbrengen die we niet gehaald hebben? Wolven betwisten onze diepe, culturele overtuiging dat wij het recht hebben ons de natuur toe te eigenen en naar onze hand te zetten. Wolven die een schaap pakken, ‘stelen’ het eigendom van de veehouder en worden ‘een dief in de nacht’ genoemd, of zelfs ‘moordenaars’. Dat zeggen mensen nooit over koolmeesjes die hun rupsen voeden met larven van de wintervlinder.

Sommige dierhouders (en dan met name de schaapsherders) doen echt goed hun best, andere wat minder, en weer andere bedreigen hun collega’s die wolfwerende rasters willen plaatsen omdat zij dat zien als capitulatie en verraad. En dan zie je waar de echte bedreiging voor de wolf vandaankomt: niet van de veehouder, maar van de ‘rage farmer’. Dat is niet noodzakelijkerwijs ook een boer, maar iemand die het volk angst aanjaagt met wolvengehuil. ‘Fear mongers’ worden ze ook wel genoemd; in wolvendebatten komen ze met groteske hyperbolen en ze maken een-tweetjes met de media over incidenten waar ze zelf de enscenering bij verzinnen.

Nieuws over wolven is zulke goede clickbait dat ook serieuze media zoals NOS en Nu.nl de verleiding niet kunnen weerstaan om te publiceren over geruchten, insinuaties en verdachtmakingen. ‘Is dat dan allemaal niet gebeurd?’ brieste Van der Plas toen ze er in de Kamer op werd aangesproken. Maar het nuchtere antwoord was: inderdaad, dat is allemaal niet gebeurd op de manier waarop jij het schetst. De nuchterheid gebiedt ons te erkennen dat er serieuze risico’s zijn aan samenleven met wolven, net zoals er serieuze risico’s zijn aan samenleven met honden, of in een samenleving waar auto’s rijden. Die risico’s moet je kunnen bespreken, in het belang van mens en wolf. Maar als je de wolf afschildert als de incarnatie van het kwaad of als straf van een oudtestamentische oorlogsgod voor onze erfzonde maak je het gesprek onmogelijk.

Dat leidt ertoe dat serieuze wetenschappers liever niet meer over wolven willen spreken uit angst voor kogelbrieven en andere doodsbedreigingen. Het leidt er ook toe dat de problemen groter worden. Opgehitst door angst en leugens zijn steeds meer mensen voorstander van onmogelijke oplossingen zoals afschot, beheer, sterilisatie of verplaatsingen. Dat zijn allemaal ingrepen die de sociale structuren van roedels overhoop halen, en als je de wolvensamenlevingen uit elkaar schiet, gaan individuen zwerven. En laat het nou net de zwervende individuen zijn die het meest in aanraking komen met mensen. Vanuit dat perspectief is de wolf toch een mythologisch dier: de veelkoppige hydra waar je voor elke kop die je er afhakt drie terugkrijgt. Als je van de wolf een monster maakt, dan krijg je ook een monster.

Lees ook:






https://www.groene.nl/artikel/de-wolf