Waar is de Europese De Gaulle? – De Groene Amsterdammer


Bezoekers op de Open Dag van de Europese Instellingen in Brussel, 10 mei

© Olivier Hoslet / EPA / ANP

Europa bevindt zich op een geopolitiek kruispunt dat zijn weerga niet kent. Terwijl de bommen blijven vallen op Oekraïense steden en in Gaza, de spanningen tussen de VS en China oplopen tot boven het kookpunt, en Donald Trump openlijk fantaseert over de inlijving van Canada en Groenland, lijkt de Europese Unie toch vooral bezig met reageren in plaats van regeren. Economisch zijn we kwetsbaar, militair afhankelijk, en intellectueel onvoorbereid. We hebben de belofte van Francis Fukuyama’s ‘einde van de geschiedenis’ destijds wellicht iets te gretig omarmd, en worden nu geconfronteerd met de rekening.

De oude wereldorde wankelt, maar een nieuwe is nog niet gevormd. We leven in wat de Italiaanse denker Antonio Gramsci het interregnum noemde: een periode waarin ‘het oude sterft en het nieuwe niet geboren kan worden’, waarin ‘een grote verscheidenheid aan morbide symptomen’ zichtbaar wordt. Europa, ooit vertrouwd met zijn rol als vredesproject, is in dit vacuüm op drift geraakt. De internationale arena is inmiddels een strijdperk geworden van grote mogendheden, met de VS en China als spilfiguren. Terwijl zij hun posities innemen, blijft Europa vooralsnog vastzitten in reactief beleid.

De geopolitieke onzekerheid waarin Europa zich op dit moment bevindt, werd sinds de terugkeer van Trump in het Witte Huis op scherp gezet. Tijdens de Veiligheidsconferentie in München hield de Amerikaanse vicepresident JD Vance een toespraak die in Europese kringen als een koude douche werd ervaren. Zijn boodschap was duidelijk: Europa is het probleem. Niet lang daarna dook een gelekte Signal-groepschat op van leden uit Trumps entourage, waarin Europa werd afgeschilderd als een zwakke en ondankbare regio, niet in staat om zichzelf te verdedigen. 

Gevoelens van verbazing, verraad en rouw wisselden elkaar snel af in Brussel, Berlijn, Parijs, Rome en Warschau. Deze emoties zijn te begrijpen: we lijken een vriend te hebben verloren. Maar we kunnen daar niet in blijven hangen. De trans-Atlantische relatie zal niet meer zijn wat ze was: de trans-Atlantische veiligheidsgarantie heeft plaatsgemaakt voor trans-Atlantische onzekerheid. Europa lijkt ontwricht, en de logische vraag dringt zich op: waar gaan we naartoe?

Om onze richting te vinden, moeten we eerst weten wie we zijn. Juist deze periode van geopolitieke ontregeling zou voor Europa een moment van heruitvinding kunnen worden. Maar daarvoor is meer nodig dan budgetverhogingen en defensiepacten. Wat veelal ontbreekt, is strategisch denkvermogen: een gedeeld besef van lange lijnen, scenario’s en richting. Het vermogen om de wereld niet enkel als een reeks crises te zien, maar als een structuur in verandering. En burgers hierin mee te nemen.

De afwezigheid van geopolitiek denken in Europa is geen recent fenomeen. Het is het resultaat van jarenlange strategische zelfgenoegzaamheid. Toen de Russische president Vladimir Poetin in 2007 in München openlijk de westerse orde ter discussie stelde, haalde men in Brussel de schouders op. Toen Rusland in 2008 Georgië binnenviel en in 2014 de Krim annexeerde, volstond men met sancties en bezorgdheid. Intussen bouwde Europa haar afhankelijkheid van Russisch gas verder uit, overtuigd van de illusie dat economische verwevenheid politieke matiging zou afdwingen. We spraken over Wandel durch Handel terwijl Rusland de grip op ons energiebeleid vergrootte.

Deze geopolitieke nalatigheid is niet enkel toe te schrijven aan naïviteit, maar ook aan gemakzucht. Europa kon het zich veroorloven om te dromen van een post-nationale wereld omdat de harde realiteit elders werd opgevangen, namelijk door de VS. We besteedden onze veiligheid uit: de Navo diende als ons schild, Washington als ons vangnet. Die afhankelijkheid werd niet ter discussie gesteld, ook niet nadat Trump tijdens zijn eerste termijn herhaaldelijk de collectieve verdediging in twijfel trok. In plaats van te concluderen dat het tijd werd om zelf verantwoordelijkheid te nemen, wachtten we op een terugkeer van normaliteit.

Maar die komt niet terug. Wat Gaza, Oekraïne, Taiwan en Kasjmir met elkaar gemeen hebben, is dat het brandhaarden zijn binnen een wereldorde die haar stabiele ankerpunten heeft verloren. De VS tonen tekenen van strategische vermoeidheid én ideologische verharding. China werkt aan een alternatieve wereldorde waarin Europa geen prominente plaats inneemt. In deze context moet de EU een gezamenlijke geopolitieke aanpak hebben. De grote vraag is dus niet alleen wat Europa moet doen, maar hoe het strategisch leert denken.

De afwezigheid van geopolitiek denken in Europa is niet toevallig. Ze is structureel gegroeid uit een historische context die vrede als vanzelfsprekend beschouwde. Na de val van de Berlijnse Muur begon Europa aan het helen van de littekens uit zijn eigen geschiedenis, door de geleidelijke integratie van Oost-Europese landen binnen de EU. Het was een periode van hoop, waarin we geloofden dat economische verbondenheid en democratische normen voldoende zouden zijn om vrede en stabiliteit duurzaam te verankeren. Strategisch denken bleef achterwege, wij bevonden ons immers aan de kant van de winnaars. De geschiedenis leek onze richting op te bewegen, en in die zelfgenoegzaamheid verdween het besef dat macht en dreiging nooit verdwijnen.

Onze geopolitieke vakantie is voorbij. Wat zijn we bereid te riskeren?

Jaren van intellectuele verwaarlozing van onze geopolitiek hebben hun tol geëist. In de EU ontbreekt een samenhangend strategisch denkkader: geen doctrinehuis, geen gevestigde kring van geopolitieke denkers zoals die in Washington of Beijing het debat vormgeven. Wat we hebben zijn versnipperde, vaak nationaal georiënteerde adviesorganen (zoals de Adviesraad Internationale Vraagstukken in Nederland, waarvan ik zelf deel uitmaak) die weliswaar waardevol werk leveren, maar weinig zicht bieden op de Europese machtsarchitectuur als geheel. Europese denktanks als Bruegel of de European Council on Foreign Relations proberen die leemte te vullen, maar hun institutionele verankering is fragiel en hun invloed op het politieke discours beperkt. 

Wat ontbreekt is niet alleen een gedeeld geopolitiek vocabulaire, maar ook een mentale infrastructuur: grensoverschrijdende expertise die de complexiteit van het Europese krachtenveld weet te vangen én te vertalen naar strategisch beleid. Wanneer crises uitbreken, zoals in Gaza of Oekraïne, wordt Europa telkens overvallen. Niet vanwege gebrek aan informatie, maar vanwege gebrek aan verbeelding en coördinatie, wat nodig is om geopolitiek te leren denken en ernaar te durven handelen. Dat betekent investeren in strategisch onderwijs, in onafhankelijke denktanks met politieke slagkracht, en in leiderschap dat verder kijkt dan de electorale horizon. Maar het betekent ook het durven stellen van ongemakkelijke vragen: Wat willen we verdedigen? Wat zijn we bereid te riskeren? En met wie willen we strategisch verbonden zijn?

Opmerkelijk genoeg is er binnen Europa altijd één land geweest dat zich wél strategisch heeft opgesteld: Frankrijk. Parijs dacht meer in termen van macht, autonomie en historische continuïteit dan andere Europese hoofdsteden. Vooral president Charles de Gaulle was beroemd en berucht om zijn harde lijn. Hij zocht geen breuk met de VS, maar weigerde zich eraan te onderwerpen. De Gaulle wist dat soevereiniteit geen luxe is, maar een noodzakelijke voorwaarde voor samenwerking op voet van gelijkheid. Zijn erfenis leert dat onafhankelijkheid en alliantie elkaar niet hoeven uit te sluiten. Op kritieke momenten stond Frankrijk aan de zijde van de VS wanneer het ging om de verdediging van de fundamentele waarden van vrijheid en veiligheid.

Wat Frankrijk onder De Gaulle voor zichzelf eiste, autonomie van handelen gecombineerd met strategische helderheid, blijft tot de dag van vandaag ook het uitgangspunt van Frankrijk. President Emmanuel Macron vindt dat strategische autonomie het uitgangspunt moet zijn voor de EU als geheel. Als Europa zijn rol op het wereldtoneel wil behouden, moet het tegelijk autonomer worden in zijn vermogen om te handelen, en eensgezinder in zijn bereidheid om Europese waarden te verdedigen. Dat vraagt om een dosis gaullisme op Europees niveau: een strategisch bewustzijn dat autonomie niet uitsluit, maar juist vereist, dat we onze partners serieus nemen doordat we onszelf serieus nemen.

Tijdens een bezoek aan Brussel zei een EU-functionaris onlangs schertsend tegen mij: ‘We zijn nu allemaal gaullisten geworden.’ Die woorden bleven hangen. Want inderdaad, de oproep tot strategische autonomie, tot een assertiever Europa dat zijn belangen zelf definieert en verdedigt, klinkt vandaag luider dan ooit. Wat decennialang als typisch Franse overdrijving werd afgedaan, lijkt nu plots bittere noodzaak. Zelfs in Berlijn, waar lange tijd het economische pragmatisme overheerste, groeit het besef dat Europa niet langer uitsluitend op Amerikaans leiderschap kan rekenen.

Tegelijkertijd merkte een Franse collega fijntjes op dat dit misschien niet het moment is voor Fransen om te zeggen: ‘We told you so.’ Dat zou immers oude ressentimenten over vermeende Franse arrogantie kunnen aanwakkeren. Deze analyse klopt. Geopolitiek denken mag dan sterker ingebed zijn in het Franse discours, maar het moet onderdeel worden van het Europese project: breed gedragen, politiek gesteund, en bovenal gericht op gezamenlijke actie. Tijdens een toespraak op 6 mei in Barcelona pleitte de voorzitter van de Europese Raad, António Costa, onlangs voor een allesomvattende benadering van veiligheid in Europa, een zogenaamde ‘360-graden-aanpak’. Niet langer veiligheid als defensie en territoriale bescherming definiëren, maar als een bredere, geïntegreerde visie waarin militaire paraatheid samengaat met klimaatbeleid, digitale weerbaarheid, migratievraagstukken en economische veerkracht. Het is de kern van wat hij het ‘Europese model’ noemde, een model dat zich weigert te laten vangen in de klassieke tegenstelling tussen warfare en welfare.

Maar deze ambitie roept vragen op. Hoe voorkom je dat een integrale benadering van veiligheid, van klimaat tot migratie, van digitale weerbaarheid tot defensie, verzandt in richtingloos beleid? Hoe geef je vorm aan een strategisch verhaal dat niet alleen koers zet, maar ook politieke legitimiteit verschaft? Wat nu gevraagd wordt, is geen beleidsmatige bijsturing, maar een intellectuele omslag: een fundamentele herdefiniëring van het Europese project.

Daarvoor hebben we denkers nodig. Europa moet zichzelf opnieuw uitvinden om te concurreren in een geopolitiek krachtenveld om zijn waarden te kunnen verdedigen. Onze geopolitieke vakantie is voorbij. Stilstaan is geen optie. Europa zal zich moeten aanpassen binnen deze nieuwe machtsorde. De vraag is niet óf, maar hóe.

Lees ook:




https://www.groene.nl/artikel/waar-is-de-europese-de-gaulle