Angelus Novus – De Groene Amsterdammer


Paul Klee, Angelus Novus, 1920, Olieverftransfer en aquarel op papier, 318 x 242 mm, Geschenk van Fania en Gershom Scholem, Jeruzalem; John Herring, Marlene en Paul Herring, Jo Carole en Ronald Lauder, New York

© The Israel Museum, Jerusalem, Elie Posner

Het is een van de kleinste exposities van Berlijn en bevat maar één uniek kunstwerk, plus wat documentatie, een beschadigd marmeren beeld en een paar reproducties. Toch staat er dagelijks een rij in het statige Bode-Museum om binnengelaten te worden in de half verduisterde ruimte waar Angelus Novus te zien is, een prent van 32 bij 24 centimeter die in 1920 gedrukt en geschilderd werd door Paul Klee.

Het is niet de afbeelding die het kunstwerk zo bijzonder maakt, Klee tekende en schilderde tientallen engelen. Het gaat om de interpretatie die zijn eerste eigenaar eraan gaf en die het zijn iconische status verleende. Schrijver en cultuurfilosoof Walter Benjamin zag in de karikaturaal getekende verschijning ‘de engel van de geschiedenis’ en wijdde er een van zijn achttien Stellingen over het Begrip van de Geschiedenis’ aan. Het zou een van zijn laatste teksten zijn, geschreven in 1940, het jaar waarin hij op de vlucht voor de nazi’s een einde maakte aan zijn leven.

De figuur met de grote, wijdopen ogen (en oren) zou eruitzien ‘alsof hij zich wil verwijderen van iets waar hij gefixeerd naar kijkt,’ schrijft Benjamin. ‘Zijn gezicht is naar het verleden gekeerd. Waar wij een reeks gebeurtenissen waarnemen ziet hij één enkele catastrofe die steeds weer puin op puin stapelt en het voor zijn voeten smijt. De engel zou willen blijven, de doden wekken en heel maken wat vernield is. Maar er waait een storm uit het paradijs; die heeft met zoveel geweld zijn vleugels gegrepen dat de engel ze niet langer kan sluiten. De storm drijft hem onweerstaanbaar de toekomst in, waar hij zijn rug naartoe heeft gekeerd, terwijl de berg puin voor hem hemelwaarts groeit. Deze storm is wat wij vooruitgang noemen.’

Giovambattista Bregno, Knielende engel, circa 1500, marmer

© Staatsmusea in Berlijn, Beeldhouwkunstcollectie en Museum voor Byzantijnse Kunst / Jörg P. Anders

Het is een zeer vergaande interpretatie, een die bijna losstaat van het beeld. Dat geeft immers geen enkele aanwijzing over de richting waarin de engel kijkt, over wat hij (of zij) ziet en zou willen doen, noch over een eventuele storm en wat die voor gevolgen heeft. Misschien zou de engel zijn vleugels best wel kunnen sluiten en strekt hij ze juist uit in een vrolijk juichgebaar. Wat verder te denken van zijn vreemde vingers en tenen – zijn ze soms afgesneden? En de gekrulde haren – vormen ze louter stilering of zijn ze van papier, zijn het boekrollen misschien?

Benjamins analyse zegt vooral iets over hemzelf, zijn melancholische temperament en zijn tragisch verlopende bestaan. Maar wie eenmaal kennis heeft genomen van zijn tekst kan moeilijk nog iets anders dan een bevestiging ervan in de afbeelding zien. Het aantal referenties aan Angelus Novus in boeken, artikelen en in andere kunstwerken is nauwelijks nog te tellen. Terwijl de puinhopen waaraan Benjamin refereert inmiddels meer nog over de Tweede dan over de Eerste Wereldoorlog lijken te gaan. Dat is het effect van een goed vertelde interpretatie. En van een leven op zo’n werk.

Feit is, dat de continu in geldzorgen verkerende schrijver er vanaf de aankoop (voor 1000 Reichsmark, in 1921) een bijzondere verhouding mee had. Al een jaar later overwoog hij een tijdschrift op te richten onder de naam Angelus Novus. De engel hing in zijn werkkamer, eerst in Berlijn, later in Parijs. Toen hij de Franse hoofdstad moest verlaten, zorgde Georges Bataille ervoor dat de prent, met sommige van zijn onuitgegeven manuscripten, werd verstopt in de Bibliothèque Nationale. Na de oorlog reisde de afbeelding naar de Verenigde Staten, waar Theodor Adorno zich bezighield met het nagelaten werk van zijn vriend en collega, dat Hannah Arendt op haar wél geslaagde vlucht eerder meegebracht had. Adorno op zijn buurt zond het engelenportret naar Benjamin’s jeugdvriend Gershom Scholem in Jeruzalem. Diens weduwe schonk het in 1987 aan het Israël Museum.

Zijn roem en bijzondere status dankt Angelus Novus misschien ook wel aan het feit dat het na alle omzwervingen en de bemoeienis van vermaarde tijdgenoten nog maar zelden buiten Israël is te zien. De Documenta van 2007 thematiseerde het, maar moest een kopie tonen; het grote Klee-overzicht in de Tate Gallery van 2013 deed het ook zonder; bezoekers van een soortgelijke tentoonstelling in het Centre Pompidou kregen het origineel wel te zien. En nu hangt het dus in het neo-barokke Bode Museum, tussen de standbeelden van fiere veldheren en stervende Christussen, en natuurlijk heel veel andere engelen (meer dan in enig ander Berlijns museum, pocht een persbericht) maar die vervullen geen zienende maar meestal een dienende en vaak een religieuze rol.

Aanleiding voor de mini-tentoonstelling is het einde van de Tweede Wereldoorlog, tachtig jaar geleden. De opening was op de dag van de Duitse capitulatie, 8 mei. Dat er slechts een beperkt aantal bezoekers tegelijk naar binnen mogen, heeft volgens curator Neville Rowley te maken met beheersing van de luchtvochtigheid. Maar het draagt ook ontegenzeggelijk bij aan het gewijde karakter van de opstelling, die vooral een hommage aan Benjamin is en een meditatie over al wat door oorlogsgeweld beschadigd en fragmentarisch is geworden.

In het midden van de kleine zaal is een wand geplaatst met daarop de Engel. In vitrines bevinden zich notities van Benjamin, een gedicht van Scholem en enkele uitgetypte bladzijden uit de ‘Stellingen.’ Ook die vormen overigens geen afgerond geheel en zijn nooit bedoeld geweest om zoals men ze nu kent gepubliceerd te worden. Verder zijn te zien rondom het centrale beeld: de foto van een beroete engel die neerkijkt op het verwoeste Dresden, een afdruk van Dürers ‘Melencolia,’ een zestiende-eeuwse knielende engel zonder handen uit het depot van het museum; een fragment van zes minuten uit Wim Wenders’ Der Himmel über Berlin waarin twee engelen de hoofdpersonen zijn; en een sterk uitvergrote foto van een schilderij waarop een engel de evangelist Mattheüs helpt om te schrijven.

Walter Benjamin, 1929

© bpk / Atelier Charlotte Joel – Marie Heinzelmann

Dit schilderij van Caravaggio behoorde tot de meer dan vierhonderd topstukken uit Berlijnse musea die waren opgeslagen in de grootste en sterkste bunker van de stad en daar kort na de bevrijding door een brand verloren zijn gegaan. De foto ervan is in zwart-wit. Volgens de toelichting van de curator is door het verdwijnen van het origineel, compleet met de kleuren dus, het aura ervan op de reproductie overgegaan. Zodat we nu dus met een heel nieuw werk te maken hebben?

Het is op het eerste gezicht een wat merkwaardige, maar bij nader inzien ook wel benjaminiaanse redenering. Ook hij schrok niet terug voor tegenstrijdigheden, plaatste waarnemingen liever naast dan tegenover elkaar. In zijn bekendste essay, ‘Het kunstwerk in het tijdperk van zijn technische reproduceerbaarheid’, erkende hij dat kopieën iets misten dat een oorspronkelijk werk wel bezat maar toonde hij zich evengoed op een positieve manier gefascineerd door de onweerstaanbare opkomst van fotografie en film.

In die geest heeft ook de inrichter van de museumkapel voor Benjamin geen duidelijke stelling betrokken. Aan de ene kant: dat werkt wel, die enigszins diffuse en bovenal gewijde sensatie. Maar anderzijds: met zoveel andere aura’s die door de ruimte zweven lijkt het kunstwerk waar het allemaal om was begonnen enigszins in de verdrukking geraakt. Het is onmogelijk er nog onbevangen en onbemiddeld kennis van te nemen. Voor wie wil bijkomen van die verwarrende ervaring heeft het Bode-Museum sinds kort een grote meditatiezaal, compleet met kussens en audioprogramma’s, waarin het niet om de kunst gaat maar om de bezoeker. Het museum wil er een ‘helende werking’ mee bieden aan de overspannen hedendaagse mens. Van Angelus Novus is er in de museumshop tegen een spotprijs de ansichtkaart te bekomen.

De tentoonstelling The Angel of History. Walter Benjamin, Paul Klee and the Berlin Angels 80 Years After WWII, is tot en met 13 juli te zien in het Bode-Museum in Berlijn.

Lees ook:




https://www.groene.nl/artikel/angelus-novus