Slechts enkele bomen versieren het zandlandschap. Kleine stippen rijden snel achter elkaar over een zandweg. De drone zoomt in. Explosies met zwarte wolken volgen. Het achtuurjournaal in Burkina Faso meldt dat het leger een aanval van jihadisten heeft gewroken. Zulke beelden zijn sinds half maart een vast ingrediënt op de nationale tv-zender. De strijd tegen de jihadistische opstandelingen, die sinds 2015 grote delen van het land onveilig en ontoegankelijk voor de staat maken, wordt nu eindelijk voortvarend aangepakt. Dat is tenminste de boodschap.
Serge Bayala is lid van Burkina Faso’s invloedrijke burgerbeweging Le Balai Citoyen (‘De burgerbezem’). Hij woont in de hoofdstad Ouagadougou. Met een dampende pot thee voor de tv in zijn woonkamer becommentarieert hij de acties van het Burkinese leger. ‘Voor het eerst zien we de acties van ons leger en zien we dat de regering in sommige herwonnen plaatsen nu ook de elektriciteit heeft teruggebracht. Ook zijn in sommige plaatsen de scholen weer open. Natuurlijk geeft dit ons een voorzichtig vertrouwen in de nieuwe president’, zegt hij.
Niet alleen Bayala, maar een groot deel van de bevolking geeft de jonge interim-president Ibrahima Traoré, vooralsnog, krediet voor zijn aanpak van het jihadisme. Traoré bestuurt niet alleen vanuit Ouagadougou, hij gaat ook mee tijdens de militaire operaties. Dat is geen zaak van een paar korte uithalen; de terroristische aanvallen nemen nog steeds toe. De door de president uitgeroepen ‘totale oorlog’ tegen gewapende terroristische groepen is nog maar net begonnen.
Frankrijk en zijn Amerikaanse en Europese bondgenoten maken zich grote zorgen dat Burkina Faso zich, net als Mali, zal wenden tot Wagner-huurlingen. Daar is vooralsnog geen sprake van, maar wel erkende Ibrahima Traoré afgelopen mei dat Rusland een ‘belangrijke strategische bondgenoot’ was geworden waarvan Burkina Faso wapens en helikopters koopt. Dat is niet nieuw. Al sinds de onafhankelijkheidsoorlogen in de jaren zestig is Rusland een militaire bondgenoot van Afrikaanse landen en Ouagadougou koopt niet alleen Russische maar ook Turkse, Noord-Koreaanse en Venezolaanse wapens. Wel nieuw is de politieke context.
Niger werd een paar maanden geleden door het Westen nog geprezen als ‘model van democratie en internationale samenwerking’. Het was een van de West-Afrikaanse landen waarmee het Franse leger de strijd aanging tegen het oprukkende jihadisme in de Sahel. De eerste Franse missie, Operatie Serval (2013-2014), die terreurgroepen uit Noord-Mali moest verdrijven, was een succes. Maar de hierop volgende missie, Operatie Barkhane (2014-2022), mislukte. Een troepenmacht van ruim vijfduizend Franse soldaten kon de verspreiding van Islamitische Staat en aan al-Qaeda gelieerde groepen in West-Afrika niet voorkomen.
Onvrede over de falende Franse war on terror en frustraties in Mali en Burkina Faso over de eigen corrupte leiders resulteerden de afgelopen twee jaar in staatsgrepen in deze beide landen. De nieuwe juntaleiders van Mali en Burkina Faso gooiden de Franse troepen er het afgelopen jaar uit. Frankrijk continueerde vervolgens, met een onduidelijk mandaat, de war on terror met 21.000 Franse soldaten, drones en gevechtsvliegtuigen vanuit zijn militaire bases in onder andere Niger, Tsjaad en Ivoorkust.
Ondanks waarschuwingen zetten de Fransen en Amerikanen vol in op een intensievere samenwerking met Niger. Terwijl daar toen ook al in brede delen van de samenleving kritiek bestond op dit bondgenootschap. De Malinese juntaleider, kolonel Assimi Goïta, koos ervoor in de strijd tegen het jihadisme samen te gaan werken met de Russische Wagner-huurlingen. In Burkina Faso mobiliseerde de nieuwe leider, legerkapitein Ibrahima Traoré, burgersoldaten.
‘Frankrijk rot op!’ blijft een van de meest gehoorde slogans tijdens demonstraties tegen de Franse militaire en economische aanwezigheid in de regio. In Niger, Mali en Burkina Faso wapperen jongeren de laatste jaren met Russische vlaggen uit verzet tegen Frankrijks militaire, politieke en economische bemoeienis. Bij de demonstraties zijn ook grote Franse bedrijven een doelwit. Tankstations van oliebedrijf Total, supermarkten van Auchan en installaties van Eiffage zijn in verschillende landen in brand gestoken.
Russische trollen en pro-Russische influencers voeden een ‘anti-Frans sentiment’ in de Sahel. Wagner-oprichter Jevgeni Prigozjin heeft toegegeven dat hij de initiator is van het Internet Research Agentschap, dat ook wel een ‘trollenboerderij’ wordt genoemd. Het is wereldwijd actief en verspreidt desinformatie, ook in Afrika. In de Sahel richt het zich met name tegen de militaire en economische aanwezigheid van Frankrijk.
Als reactie hierop riep de Franse president Emmanuel Macron vorig jaar augustus zijn in Afrika gebaseerde diplomaten op om actief ‘te investeren in een informatie-oorlog.‘ Franse media worden sindsdien ook ingezet tegen Russische complottheorieën. Volgens Macron maakt het Kremlin gebruik van een ‘makkelijk te beïnvloeden Afrikaanse jeugd’. En dit zou, volgens het Elysée, de belangrijkste reden zijn dat Franse en Europese troepen uit Mali en Burkina Faso zijn weggestuurd.
Maar Afrika-analisten, zoals Ousmane Ndiaye, hoofdredacteur van de Franse zender TV5Monde, protesteren tegen de in hun ogen simplistische analyse van Macron. Volgens Ndiaye profiteert Rusland alleen maar van een al bestaande, legitieme en diepgewortelde kritiek op Frankrijks Afrika-politiek. Die wordt als neokolonialistisch gezien, vanwege financiële en militaire steun van Parijs aan autocratische leiders in de regio die met Frankrijk willen samenwerken. Het wegzetten van deze kritiek als een ‘populistisch sentiment’ zal in West-Afrika alleen maar tot meer verzet leiden, stelt Ndiaye. Frankrijk heeft het falen van Operatie Barkhane vooral aan zichzelf te danken.
© Thomas Coex / AFP / ANP
‘De Russen hebben de bestaande onvrede uitgebuit voor hun eigen profijt’, zeggen een paar jongens desgevraagd. Ze zitten een potje te schaken op een plein om de hoek van het huis van activist Serge Bayala. ‘Wij zelf gaan niet met Russische vlaggen wapperen’, vertellen de jongens die hun namen liever niet geven. ‘Dat is alsof we de ene neokolonisator voor de andere zouden inruilen. We willen niet dat Frankrijk of Rusland op de stoel van onze leiders gaat zitten. Die moeten zelf hun beleid kunnen bepalen en kiezen met welke internationale partners ze willen samenwerken.’
Terwijl de invloed van Wagner-huurlingen in Afrika veel aandacht krijgt, is hun voetafdruk in de westelijke Sahel vooralsnog beperkt tot Mali. Wagner vecht er met tussen de duizend en tweeduizend huurlingen.
Zowel in Burkina Faso als in Mali raakten de verhoudingen met het Elysée in de afgelopen tien jaar volledig verstoord. De arrogante toon van Franse diplomaten en van Macron werd niet gewaardeerd en er was ronduit woede over acties van Operatie Barkhane. Er werden beslissingen genomen zonder overleg met de Malinese autoriteiten, militaire inlichtingen werden niet gedeeld en er werden vluchten uitgevoerd zonder medeweten van de lokale autoriteiten. In Mali ging Barkhane in het geheim een alliantie aan met gewapende Toeareg-rebellen die in een strijd om grond verwikkeld waren met de Fulani-herders, een nomadische bevolkingsgroep in de Sahel-landen die door zowel de nationale legers als de jihadisten aangevallen wordt.
Jihadistische groepen profiteerden van het lokale verzet dat ontstond tegen de nationale legers
Het clichébeeld bestaat dat de Fulani handlangers van terroristen zouden zijn. Tijdens de samenwerking gebruikten de Toeareg inlichtingen van Barkhane om aanvallen uit te voeren tegen de Fulani en hun dorpen te veroveren en vee te stelen, waarmee ze weer wapens kochten. Het Franse leger werd zo medeverantwoordelijk voor de terreinwinst van de Toeareg en voor de bloedbaden die zij aanrichtten onder de burgerbevolking van de Fulani. Door de Franse steun aan de Toeareg groeide niet alleen het jihadisme, maar ook de onderlinge conflicten tussen burgers en etnische groepen.
Vanuit zijn woonplaats Marseille vertelt onderzoeksjournalist Rémi Carayol dat de visie van het Elysée op de aanpak van de Sahel-crisis geïnspireerd was op de Amerikaanse war on terror in Irak en Afghanistan. Carayol heeft vanaf het begin van de Franse militaire missie in de Sahel onderzoek gedaan naar de werkwijze van Operatie Barkhane. Hij sprak met Malinese politici en militairen, met Franse officieren en diplomaten, met de leiders van terroristische groepen en met de burgerbevolking. Frankrijks war on terror in de Sahel was, net als de Amerikaanse, louter gericht op het militair verslaan van jihadisten. Politieke oplossingen werden genegeerd. Jean-Yves Le Drian, minister van Defensie (2013-2017) en Buitenlandse Zaken (2017-2022), rolde de rode loper uit voor alle autoritaire leiders. Alleen sterke leiders zouden het hoofd kunnen bieden aan jihadisten, zo was de gedachte.
Dat die autoritaire leiders door hun repressieve regimes en militaire interventies ook juist het verzet van burgers voedden, negeerde Le Drian. De nationale legers en hun internationale partners maakten tijdens hun interventies door een gebrek aan goede inlichtingen geen helder onderscheid tussen gewone burgers en terroristen. Hierdoor vielen er veel burgerdoden en ontstond er bij de bevolking niet alleen angst voor de jihadisten, maar ook voor de legers van de Sahel-landen en voor Operatie Barkhane.
Jihadistische groepen profiteerden op hun beurt van het lokale verzet dat ontstond tegen de nationale legers. Ze konden dorpen rekruteren door bescherming te beloven. Ook organiseerden ze een vorm van bestuur en rechtspraak in de door hen veroverde gebieden, iets wat tot dan toe van staatswege in afgelegen regio’s had ontbroken. Volgens Carayol waren dit de grootste troeven van de jihadisten en was dit een patroon dat ook al was te zien in Irak en Afghanistan.
Parijs bleef alle opstandelingen definiëren als terroristen die verslagen of geneutraliseerd dienden te worden. Het had geen oog voor de veel complexere realiteit ter plekke. Het promootte de terugkeer van de centrale staat, terwijl in een groot gedeelte van de steden en dorpen op het platteland en in de woestijngebieden de staat als een corrupte vijand werd gezien, een die geen tegenspraak van buiten het machtscentrum in de hoofdsteden duldde. Het jihadisme kon zich juist in deze buitengebieden verspreiden. Ook was in de strategie van Barkhane geen rekening gehouden met de politieke agenda van de jihadistische beweging Al-Qaeda in de Islamitische Maghreb (AQIM) en IS in de Sahel. Beide groeperingen waren bang terrein aan elkaar te verliezen en hierdoor bereid om een langdurige strijd met elkaar aan te gaan, net zoals destijds in Afghanistan en Irak.
Toen vanaf 2015 gewapende terroristische groepen vanuit Mali ook naar Niger en Burkina Faso trokken, groeide het aantal Afrikaanse politieke en maatschappelijke leiders en Franse experts in de Sahel die niet alleen naar militaire maar ook naar politieke en maatschappelijke oplossingen wilden zoeken. In alle drie de landen werden hiertoe initiatieven ontplooid. Maar het Elysée hield vast aan de lijn dat met terroristen niet te praten viel en keerde zich faliekant tegen de onderhandelingen, waarmee de soevereiniteit van Mali werd ondermijnd. Het verzet van Macron en Le Drian wekte de indruk dat Frankrijk niet geïnteresseerd was in een politieke oplossing voor de crisis in de Sahel. De Franse diplomaten en politici die Le Drians eenzijdige doctrine bekritiseerden, werden veelal weggepromoveerd.
In 2017 begon Mali ondanks Franse protesten een Inclusieve Nationale Dialoog, een initiatief dat in de samenleving breed werd gesteund. Als gevolg hiervan diende zich in februari 2020 voor Frankrijk een mogelijkheid aan om zich terug te trekken uit de Sahel. De Malinese president Ibrahim Boubacar Keïta gaf aan dat hij op basis van de conclusies uit de dialoog was begonnen met onderhandelingen met de leiders van Jamaa’t Nusra’t al-Islam Wal-Muslimin (JNIM). Dit is het filiaal van al-Qaeda in de Maghreb dat zich vanaf 2012 in de Sahel-regio had verspreid. Maar Emmanuel Macron weigerde wederom de onderhandelingen te accepteren. Het Elysée gaf hiermee niet de lokale, democratische processen voorrang, aldus Rémi Carayol, maar de strategie van Barkhane om zoveel mogelijk jihadistische leiders te neutraliseren.
Ook Sahel-expert Fahiraman Kone van het West-Afrikaanse Internationale Veiligheidsinstituut laat zich kritisch uit over de houding van Frankrijk. Vanuit zijn kantoor in Bamako, de grootste stad van Mali, vertelt hij in een telefonisch gesprek dat het elimineren van jihadistische leiders die voor overleg openstonden of zelfs al in dialoog waren met de lokale autoriteiten kwaad bloed zette bij de regering in Bamako en de argwaan over de Franse intenties in de Sahel vergrootte. Bovendien stond voor elke door Operatie Barkhane geëlimineerde jihadistische leider weer een nieuwe op, zegt Carayol.
Alom wordt door Sahel-analisten geconcludeerd dat Barkhane een ondoordachte militaire missie was. De Franse journalist Wassim Nasr doet al ruim tien jaar onderzoek naar de Europese aanpak van jihadistische groepen in Afrika en het Midden-Oosten. In een telefonisch gesprek zegt hij dat Parijs en zijn westerse partners de onderhandelingen tussen Mali en de JNIM actief hadden moeten ondersteunen omdat het Frankrijk een exit-mogelijkheid uit de Sahel bood. Macron had het kunnen presenteren als een resultaat van de druk die troepen van Operatie Barkhane op de JNIM hadden uitgeoefend. Maar door zich faliekant tegen de dialoog te keren gaf Frankrijk de indruk dat het zijn invloed in de Sahel niet wilde opgeven. Hierdoor verloor het zijn geloofwaardigheid, aldus Nasr. Net zoals Amerika destijds met zijn ‘forever war’ in Afghanistan.
In Bamako en Ouagadougou groeide het protest onder politici en militairen, die genoeg hadden van de nog altijd neerbuigende houding van Franse officieren en politici tegenover hun Malinese en Burkinese collega’s. En onder de bevolking nam het verzet toe omdat ze niet begrepen hoe Frankrijk en Amerika met hun geavanceerde wapens en hun ‘alziende’ drones – zoals Barkhane had verkondigd – het jihadisme niet hadden kunnen tegenhouden.
Als gevolg van deze tendens vielen de anti-Franse, pro-Russische en pro-junta sociale-mediacampagnes die door het Kremlin werden gesponsord in vruchtbare aarde. Mali en Burkina Faso konden hun eigen militaire mislukkingen op het conto van Operatie Barkhane schuiven.
December dit jaar moet nu ook de VN-vredesmacht Minusma Mali verlaten. Mali’s juntaleider Assimi Goïta wantrouwde de missie, die het centrale gedeelte van het land moest stabiliseren, omdat Frankrijk een grote stem had bij de politieke en militaire opzet ervan, aldus Sahel-expert Fahiraman Kone. Het vertrek van Minusma zal een veiligheidsvacuüm in Mali achterlaten. De Afrikaanse Unie en het West-Afrikaanse economische blok Ecowas zouden dit moeten aangrijpen voor een ‘assertiever Afrikaans multilateraal leiderschap’, aldus Kone.
Volgens de bevolking zijn geostrategische en economische belangen de echte redenen dat Frankrijk zijn troepen niet wil terugtrekken. De Sahel heeft belangrijke grondstoffen, zoals uranium in Niger, goud, lithium en andere mineralen in Mali en Burkina Faso. Mauritanië, Senegal, Tsjaad en de Golf van Guinee hebben grote olie- en gasvoorraden. De concurrentie met landen als Rusland, China, India en Turkije is in de laatste tien jaar enorm toegenomen. West-Afrika is hiermee een nieuw strijdtoneel voor de grootmachten geworden. Het geeft de Sahel-landen meer mogelijkheden om te kiezen met wie ze willen samenwerken.
Vanuit Ouagadougou ziet activist Serge Bayala het gevaar voor de Sahel van een herhaling van zetten na de war on terror in Irak en Afghanistan: buitenlandse mogendheden die ieder hun eigen agenda behartigen en met militaire missies lokale conflicten verergeren. Terwijl volgens hem, naast een militaire aanpak, in de Sahel-landen gewerkt moet worden aan sociale cohesie tussen etnische groepen, essentiële voorzieningen in afgelegen regio’s, decentralisatie van het bestuur en hervatting van de dialoog met opstandelingen in alle drie de landen. Europese landen beginnen afstand te nemen van de Franse strategie door beter te luisteren naar de oplossingen die voorgedragen worden in de landen van de Sahel en de Golf van Guinee zelf.