De blauwe machine hapert – De Groene Amsterdammer


Een vloot van meer dan honderd houten schepen, elk zo’n vijftig tot zeventig meter lang, ligt voor de Golf van Arta. Vanuit de boeg van elk schip steekt een lange bronzen stormram, klaar om de tegenstander te vermorzelen. Samen met zijn geliefde Cleopatra, tevens koningin van Egypte, overziet generaal Marcus Antonius zijn troepen. Die vijand ligt een paar kilometer verderop: Octavianus, opvolger van de vermoorde Julius Caesar, heeft een vloot met kleinere, wendbare boten.

Wanneer op 2 september, in het jaar 31 voor Christus, de zon opgaat zal Antonius in de aanval gaan. Dat is althans het strijdplan. Maar de dageraad breekt aan en er gebeurt niets. Het lijkt wel of zijn schepen met onzichtbare ketenen zijn vastgeklonken aan de zeebodem. En wanneer ze uiteindelijk in beweging komen, gaat dat op zo’n slakkentempo dat er van de ramstevens weinig dreiging uit gaat. Octavianus krijgt de overhand en de overgebleven Egyptische oorlogsschepen slaan op de vlucht.

In de jaren daarna pleegt zowel Antonius als Cleopatra zelfmoord. Octavianus verandert zijn naam in Augustus en heerst als eerste keizer nog veertig jaar over het Romeinse Rijk. De rest is, zoals men zegt, geschiedenis.

Voor historici is het een raadsel: wat ging er mis op het moment van de waarheid? Waarom kwamen de oorlogsschepen niet vooruit op de ochtend van de Slag bij Actium? Plinius de Oudere schreef het toe aan mysterieuze vissen die de boten met hun zuigende werking afremden. Andere geschiedkundigen denken dat Antonius’ soldaten simpelweg dienst weigerden. Maar volgens sommige oceanografen zou het antwoord weleens onder water kunnen liggen.

Lange tijd werd het fenomeen van ‘doodwater’ afgedaan als een zeemansmythe. Verhalen over schepen die zonder zichtbare hindernis ineens worden afgeremd leken net zo betrouwbaar als de ooggetuigenverslagen van huiveringwekkende zeemonsters. Pas in de negentiende eeuw kwam er een wetenschappelijke verklaring. De oceaan is namelijk niet zomaar een grote bak met zout water, het is een gelaagd geheel met onzichtbare onderwaterstromingen. Doodwater ontstaat wanneer zoet of brak water boven op het zwaardere zoutwater blijft drijven, als de laagjes in een ongemixte cocktail. Wanneer een schip precies op dat grensvlak drijft, genereert de aandrijving geen voorwaartse kracht, maar enkel onderwatergolven tussen de lagen zoet en zout water.

Tweeduizend jaar geleden kende de Golf van Arta precies de juiste omstandigheden voor de vorming van zulke waterlagen. Dus toen de mariniers van Marcus Antonius met volle kracht in de roeispanen gingen hangen, ontdekten ze tot hun verbazing dat hun oorlogsschip amper van zijn plek kwam.

Of het inderdaad zo is gegaan, valt waarschijnlijk nooit te achterhalen, maar Helen Czerski beschrijft de historische zeeslag in haar boek The Blue Machine, om te illustreren hoe de zee onze wereld heeft gevormd. ‘Het is een voorbeeld van hoe het binnenwerk van de oceaan invloed uitoefent op de mensen die aan de oppervlakte rondspetterden, terwijl die mensen dachten controle te hebben over hun bewegingen.’

Als we het hebben over de zee, gaat het al snel over het leven dat schuilgaat onder de golven. Over de buitenaardse intelligentie van een octopus of over de mysterieuze schoonheid van een zeepaardje. Betoverd kijken we naar documentaires die een inkijkje bieden in de vreemde zoutwaterwereld en als we ons zorgen maken over de deplorabele staat van de oceaan, dan komt dat doordat we zien hoe koraalriffen verbleken en dode grienden aanspoelen op het strand. Zelden gaat het over het water zelf, de fysieke samenstelling daarvan en de natuurkundige processen die onze planeet vormen tot de blauwe knikker die ze is. Met haar boek wil Czerski die blinde vlek wegnemen. De anatomie van de oceaan heeft de loop van de geschiedenis bepaald en zal onze toekomst vormgeven.

Helen Czerski is natuurkundige, oceanograaf en wetenschapsjournalist en heeft een hekel aan het cliché dat we meer weten over de maan dan over de diepzee. Flauwekul, vindt ze, want de maan is een levenloze rots die in de ruimte zweeft, terwijl de zee bulkt van het leven. We weten veel meer over de oceaan, simpelweg omdat er veel meer over te weten valt. Al zijn we natuurlijk nog lang niet uitgeleerd over de eindeloos fascinerende onderwaterwereld. Czerski’s boek staat vol met verrassende weetjes. Wist u bijvoorbeeld dat een lederschildpad tijdens het eten acht liter tranen per uur huilt, om zo het overtollige zout te lozen dat hij binnenkrijgt met zijn kwallendieet? Of dat de uitwendige oren van baleinwalvissen in de loop der evolutie verdwenen zijn, maar ze nog steeds oorsmeer aanmaken dat zich ophoopt in hun lichaam en na hun dood door wetenschappers bestudeerd wordt om te achterhalen wanneer de walvissen gestrest waren?

Los van zulke trivia is een beter begrip van de blauwe machine vooral belangrijk, omdat het leven op land er op allerlei manieren van afhankelijk is. Het is aan oceaanstromingen te danken dat wij in Nederland milde winters hebben en dat boeren in India kunnen rekenen op de jaarlijkse moessonregens. Voor veel vissersgemeenschappen vormt het maritieme ecosysteem een onmisbare bron van inkomsten. En zonder de bufferfunctie van de zee, die CO2 en warmte absorbeert, was de hitte op aarde al lang ondraaglijk geworden. ‘Nadenken over de oceaan is geen luxe meer voor de nieuwsgierigen’, schrijft Czerski. ‘De zee is een belangrijk onderdeel van ons life support system, dus we kunnen haar maar beter serieus nemen.’

Een eerste belangrijk inzicht: de oceaan is constant in beweging. Het is een ‘gigantische motor’ en dat bedoelt Czerski niet als een metafoor: ‘De definitie van een motor is iets dat andere vormen van energie (meestal warmte) omzet in beweging.’ Dat is precies wat de oceaan doet. Het zeewater absorbeert de warmte van het zonlicht. Op de plekken waar het in aanraking komt met voedingsstoffen ontstaat leven, dat zich in miljarden jaren heeft ontwikkeld tot een gebalanceerde voedselketen. Subtiele verschillen in temperatuur en zoutheid van zeewater zorgen samen met de wind voor een constante circulatie in de oceaan die zo fungeert als een verdeelstation voor energie en warmte.

Voor de meeste mensen is de zee de plek waar ze zwemmen, varen, vissen, of snorkelen. Onze blik blijft vaak, vrij letterlijk, hangen aan de oppervlakte, bij de randjes van een veel groter vloeibaar geheel, dat pas verder van de kust zijn echte kracht laat zien. Daar, op plekken waar de bodem kilometers onder de zeespiegel ligt en de mens niets te zoeken heeft, ontvouwt zich een kolkende wisselwerking tussen verschillende waterlagen, die de weerpatronen van Lima tot aan Amsterdam beïnvloedt. ‘Dit is niet zomaar een motor’, schrijft Czerski: ‘Het is de grootste van allemaal: een motor ter grootte van de planeet.’

Wij nietige mensen kunnen de werking van deze grandioze motor alleen maar indirect waarnemen. Met een netwerk van boeien monitoren we de temperaturen en het zoutgehalte van zeewater. Met al dan niet bemande onderzeeërs dalen we af tot diepten waar enkel de meest aangepaste zeewezens kunnen overleven. Met satellieten houden we de hoogte van de zeespiegel en weerpatronen in de gaten. Hoe meer we leren over de oceaan, hoe beter we begrijpen dat de natuurkundige processen waarop mensen al eeuwen vertrouwen ontregeld raken. De blauwe machine begint te haperen en dat heeft gevolgen voor al het leven op de planeet.

Onderaanzicht van een ijsberg, Skontorp-baai, Antarctica

© Sergio Pitamitz / VW Pics / Universal Images Group via Getty Images

Het nieuws kwam tot ons in een grafiekje, met een rode lijn die scherp naar beneden duikt. Een bezorgd Kamerlid deelde de afbeelding op sociale media en schreef erbij dat het ijs op Antarctica maar bleef smelten. Hashtag KlimaatactieNu! Hij werd al snel gecorrigeerd. Het is winter op de Zuidpool, met temperaturen van min-zestig. Reken maar dat het ijs aangroeit. Alleen gaat het jaarlijkse herstel van de ijskap minder hard dan voorgaande jaren. Schrikbarend minder hard.

De les is dat opwarming of afkoeling van de aarde lang niet altijd een geleidelijk proces is. De planetaire thermostaat kan abrupte sprongen maken

Het lastige van zulk alarmerend nieuws is dat het niet direct voelbaar of zichtbaar is. Van een hittegolf op land kan iedereen zich een voorstelling maken. Als we op het journaal zien hoe in populaire vakantielanden campings en resorts geëvacueerd moeten worden vanwege overstromingen of bosbranden komt de klimaatcrisis ineens wel erg dichtbij. Maar van het smeltende – of in dit geval minder hard aangroeiende – ijs op Antarctica zijn nauwelijks ooggetuigen. We weten het omdat wetenschappers de elementen trotseren om meetapparatuur te installeren op de meest onherbergzame plekken, waarna ze de data ophalen met computers en in moeilijk te interpreteren grafieken gieten.

De verontrustende berichten kwamen niet alleen vanaf de Zuidpool. Strandgangers die in Florida naar de kust waren gekomen voor wat afkoeling kwamen bedrogen uit. Het zeewater bereikte daar een recordtemperatuur van bijna 38 graden Celsius. Dat is net zo warm als een bubbelbad. Het Marine Stewardship Council, een keurmerk voor duurzame vis, vreest dat het ongewoon warme water in het noordoostelijke deel van de Atlantische Oceaan de populaties makreel en blauwe wijting in de problemen kan brengen.

Oceanografen wisten niet wat ze zagen: nog voordat de zomer op het noordelijk halfrond goed en wel begonnen was, werd de zee geteisterd door extreme hittegolven. Dat het een warm jaar zou worden, was wel verwacht. We hebben immers te maken met El Niño, het weerfenomeen dat eens in de zoveel jaar terugkeert en zorgt voor een sterke opwarming van de Stille Oceaan. Maar dit was van een totaal andere orde. ‘De oceaan is écht van slag en andere dingen aan het doen’, zei hoogleraar oceanografie Erik van Sebille tegen de nos. ‘Die is zo veel sneller aan het opwarmen, er is zo veel minder ijs rond Antarctica. Dat is voorbij wat we ooit dachten dat mogelijk was.’

Wetenschappers zijn nog druk bezig met het achterhalen van de precieze oorzaken van deze angstaanjagende anomalieën, maar waar ze het wél over eens zijn is dat de oceaan verder zal opwarmen zolang de uitstoot van broeikasgassen onverminderd door blijft gaan. De gevolgen daarvan reiken bovendien verder dan verbleekte koraalriffen of minder makreel. Het extreme weer dat in de afgelopen maanden overal ter wereld chaos en ellende veroorzaakte, kan niet los worden gezien van de noodsituatie in de zee.

De Amerikaanse orkaanonderzoeker Brian McNoldy kon zijn verbijstering na het zoveelste gesneuvelde hitterecord niet verbergen. ‘Ik weet dat talloze mensen de laatste tijd kaartjes of grafieken delen met afwijkende temperaturen, maar daar is een goede reden voor’, schreef hij op Twitter. ‘Dit is compleet gestoord en mensen die regelmatig naar dit soort zaken kijken kunnen hun ogen niet geloven. Er is iets heel vreemds aan de hand.’

Middellandse Zee, Frankrijk

© Air Creative via Getty Images

Van oudsher jaagt de zee mensen angst aan. Het is een onherbergzaam terrein vol gevaren, waar alleen dappere zeevaarders zich begeven, al durfden ook zij zich tot aan de Middeleeuwen niet te ver uit de kust te begeven, uit angst dat hun schepen over de rand van de aarde zouden kukelen. ‘Here be dragons’ stond op zeekaarten bij onontgonnen gebieden. De mens is een landwezen en vissers en kustbewoners hebben geleerd om constant op hun hoede te zijn voor de verraderlijke golven.

‘Ondanks ons verlangen om op zee of onder de golven te zijn, vertegenwoordigt de zee zowel verschrikking als schoonheid’, schrijft de Britse auteur Wyl Menmuir in zijn boek The Draw of the Sea, waarin hij verschillende verhalen optekent van gemeenschappen en mensen die een speciale band hebben met de oceaan. ‘Water dat de ene dag zo kalm is als een molenvijver, perfect om in te zwemmen of op te zeilen, kan de volgende dag compleet onherkenbaar zijn, een put van kolkende wreedheid die zelfs de meest roekeloze oceaanliefhebber zou vermijden.’

Met dank aan technologie hebben we een groot deel van onze angst overwonnen. We bouwden dijken om ons te beschermen tegen stormen, er kwamen schepen die woeste golven konden bedwingen en met de uitvinding van het scheepskompas leerden ontdekkingsreizigers beter te navigeren, waardoor ze zich steeds verder van huis waagden en nieuwe gebieden ‘ontdekten’ waarmee handel gedreven kon worden, of die wreed werden geplunderd.

Zo stond de zee ook aan de wieg van het mondiale kapitalisme. In hun boek Capitalism and the Sea onderzoeken hoogleraren Liam Campling en Alejandro Colás de wisselwerking tussen het economische systeem dat kapitalisme heet en het natuurlijke systeem dat de oceaan is. Volgens hen is het geen toeval dat het vooral kuststeden als Genua en Venetië waren waar het vroege kapitalisme tot bloei kwam. De zee vormde de toegangspoort tot de rest van de wereld. Omdat het schip een goedkoper en sneller vervoermiddel bleek, had het ‘blauwe deel’ van de planeet een beslissend voordeel ten opzichte van de landen zonder kustlijn. Dat Amsterdam vanaf de zestiende eeuw kon uitgroeien tot een florerende handelsstad had alles te maken met de bedrijvigheid op de Hollandse scheepswerven. Of zoals de Franse historicus Ferdinand Braudel het verwoordde: ‘Het werkelijke instrument van het Nederlandse succes was een vloot die net zo groot was als alle Europese vloten bij elkaar opgeteld.’ Wie domineerde op zee, had ook op land de economische macht.

Overzeese handelsreizen stimuleerden bovendien nieuwe vormen van ondernemerschap en nieuwe financiële producten. Niet voor niets was de Vereenigde Oostindische Compagnie de eerste naamloze vennootschap met vrij verhandelbare aandelen. In diezelfde periode kwam een verzekeringsindustrie op gang, waardoor investeerders zich konden indekken tegen het mogelijke onheil dat de handelsschepen en hun bemanning konden treffen tijdens zo’n lange zeetocht. (Een van de risico’s waartegen ze zich konden verzekeren: een slavenopstand aan dek.) ‘Voor het kapitaal biedt de zee zowel risico’s als kansen’, schrijven Campling en Colás, en een beetje koopman begreep: hoe groter de risico’s, hoe hoger de potentiële winst.

Omgekeerd veranderde door het kapitalisme ook onze omgang met de oceaan. De open zee was niet langer terra incognita waar de draken zich ophielden, maar een onaangebroken voorraadkast vol delicatessen en grondstoffen. ‘De oceaan is door mensen gebruikt voor energie, als een bron van voortstuwing en proteïne’, aldus Campling en Colás. ‘Wind, stromingen en getijde werden aangewend voor transport, terwijl walvissen, walrussen, zeehonden, vissen, schaaldieren, weekdieren, en andere flora en fauna langs de kust – van zeewier tot eendenmosselen – getransformeerd werden tot voedsel, meststoffen en brandstoffen.’ De vloeibare motor werd, kortom, aangewend om economische groei aan te jagen.

In The Blue Machine beschrijft Helen Czerski het unieke ecosysteem van de Humboldtstroom, een zeestroming ten westen van de Zuid-Amerikaanse kust. Omdat daar het nutriëntrijke water uit de diepzee richting de oppervlakte wordt gestuwd, waar de voedingsstoffen in aanraking komen met de energie van het zonlicht, is het een ideale kraamkamer voor fytoplankton, wat weer de basis vormt voor de gehele oceanische voedselketen. Het maakt de zeestroom die in 1802 werd ontdekt door de Duitse wetenschapper Alexander von Humboldt tot een van de rijkste visgebieden van de hele wereldzee.

Alleen al van de Peruaanse ansjovis wordt jaarlijks miljoenen tonnen uit de zee geschept. Toch zul je deze zwaar beviste soort niet snel terugvinden bij de lokale visboer of in de supermarkt. Voor zeehonden is de Peruaanse ansjovis misschien een lekker hapje, veel mensen hebben het niet zo op de uitgesproken smaak. Maar in plaats van het onsmakelijke visje dan maar met rust te laten, wordt het massaal verwerkt tot veevoer en kunstmest. Zo werd deze zilveren vis ‘een essentieel ingrediënt voor de industriële landbouw’, aldus Czerski.

Het extreme weer dat in de afgelopen maanden overal ter wereld chaos en ellende veroorzaakte, kan niet los worden gezien van de noodsituatie in de zee

Het laat zien hoe de economische ontwikkelingen op het land samenhangen met de uitbuiting van de zee. Dat proces kwam nog eens in een stroomversnelling tijdens de industriële revolutie. Fossiele brandstoffen ontketenden een enorm potentieel van energie, waardoor de zeeën nu bezaaid zijn met boorplatformen en bevaren worden door olietankers, megatrawlers en containerschepen. Constant zoekt het kapitaal naar nieuwe en efficiëntere manieren om de rijkdommen die verscholen liggen onder het wateroppervlak te gelde te kunnen maken. Nu we een beter beeld krijgen van de diepzeebodem ontdekken we dat daar kostbare metalen liggen, die we met behulp van robots boven water kunnen halen. Ecologen mogen dan waarschuwen voor de verstoring van kwetsbare ecosystemen, de mijnbouwbedrijven lijken meer oog te hebben voor de kansen dan voor de risico’s.

Czerski wijst de opkomst van het stoomschip aan als het symbolische moment dat wij mensen onze verbinding met de blauwe machine zijn kwijtgeraakt. Het bevaren van de oceaan met een zeilschip vergde nog kennis van de stroming en wind, het kunnen lezen van de golven en de lucht. Om vooruit te komen in een stoomschip volstaat het om kolen te blijven scheppen, waarna je in elke richting koers kunt zetten, ongeacht tegenwind of onstuimige wateren. ‘Het betekende de overgang van reizen met de natuur naar reizen ondanks de natuur’, aldus Czerski.

De industriële revolutie betekende ook dat koolstofmoleculen die miljoenen jaren lang veilig lagen opgeslagen in aardlagen in de lucht terechtkwamen als CO2. Of eigenlijk kwamen minstens zoveel van die moleculen terecht in het zeewater: de oceaan bevat in totaal zelfs vijftig keer zo veel koolstofdeeltjes als de atmosfeer. En dat komt niet zonder prijs. Hoe meer CO2 er in de oceaan zit, hoe zuurder het water wordt. Dat is slecht nieuws voor al die zeediertjes met een kalkskelet, want zoals iedereen die weleens een badkamer heeft geschrobd weet, lost kalk op in zuur. En omdat deze slakjes, mosselen en schelpdieren een belangrijke voedselbron zijn voor ander zeeleven, heeft dat gevolgen voor de hele maritieme voedselketen. Het is slechts een van de manieren waarop het fossiele kapitalisme een spoor van vernieling achterlaat onder de golven. Maar wat als de blauwe machine onherstelbaar beschadigd raakt?

Portugees oorlogsschip (Physalia physalis), Azoren, Atlantische Oceaan, Portugal

© Reinhard Dirscherl / Getty Images

Een kleine dertienduizend jaar geleden waren de gletsjers die een groot deel van Europa hadden bedekt eindelijk op hun retour. De grote ijstijd kwam ten einde en er leek een warme periode aangebroken. Quod non. Binnen een paar decennia kelderde de temperatuur op Groenland met zo’n tien graden Celsius. De jagers en verzamelaars die Europa destijds bevolkten werden overvallen door een permanente winter. Deze abrupte afkoeling duurde zo’n dertienhonderd jaar, voordat de opwarming doorzette en de planeet het Holoceen binnentrad en de menselijke beschaving een vlucht kon nemen. Voor paleoklimatologen, die het verre verleden bestuderen om ons klimaatsysteem beter te begrijpen, is de les dat opwarming of afkoeling van de aarde lang niet altijd een geleidelijk proces is. De planetaire thermostaat kan abrupte sprongen maken.

De verklaring voor de koudegolf is te vinden in de oceaan. Met haar netwerk van stromingen fungeert de wereldzee als de warmteregelaar van de planeet. Een zo’n belangrijke zeestroom is de Atlantic Meridional Overturning Circulation, kortweg amoc, waar ook de Golfstroom een onderdeel van is. De amoc brengt warmer water vanuit de tropen richting Europa, waardoor we hier een gematigd klimaat hebben, met relatief milde winters. Tegen de tijd dat de stroom de noordelijke poolcirkel bereikt heeft hij zijn warmte afgegeven aan de lucht en zinkt het afgekoelde water tot wel drie kilometer diepte, om vervolgens als een koude stroom zuidwaarts te keren. Als die motor plots stilvalt, stokt de toevoer van warm water richting het noorden.

Dat is precies wat zo’n 12.700 jaar geleden gebeurde. Door de gestage opwarming van de aarde was er in Noord-Amerika een gigantisch gletsjermeer ontstaan. Toen dat leegliep in de Atlantische Oceaan verzoop de motor van de warmteregelaar in het zoete water.

De reden dat hedendaagse wetenschappers deze geschiedenis met bovenmatige interesse bestuderen, is dat ze vrezen dat ze zich kan herhalen. Op thermische wereldkaarten duikt de laatste jaren een blauw vlekje op dat klimaatwetenschappers zorgen baart. Het grootste deel van de kaart is rood gekleurd, een teken dat het warmer wordt, zoals je zou verwachten op een opwarmende planeet. Maar er is een regio, in het noorden van de Atlantische Oceaan, onder Groenland en IJsland, waar het juist af lijkt te koelen. Het heeft een omineuze naam gekregen: ‘the cold blob’.

Het is een aanwijzing dat de amoc aan kracht verliest. Wetenschappers zagen al langer tekenen dat de Atlantische stroming aan het afzwakken was. Deels kan dat toe te schrijven zijn aan natuurlijke variatie, maar wat in elk geval niet meehelpt zijn de broeikasgassen we de atmosfeer in pompen. Stijgende temperaturen zorgen namelijk voor een versnelling van het smelten van de Groenlandse ijskappen, waardoor er zoet water de Noord-Atlantische Oceaan in stroomt. En omdat zoet water lichter is, zinkt het moeilijker af en verstoort het zo de oceanische circulatie.

Wat veel klimatologen niet zagen aankomen, is dat er een reële kans bestaat dat de amoc nog voor het einde van deze eeuw volledig tot stilstand komt. In 2019 concludeerde het ipcc nog dat zo’n scenario ‘zeer onwaarschijnlijk’ is. Maar een studie in Nature Communications die afgelopen maand wereldnieuws werd schetst een ander beeld. Op basis van warmtemetingen van het oceaanoppervlak kwamen twee Deense wetenschappers tot de conclusie dat een kantelpunt weleens dichterbij kan liggen dan we dachten. Hun inschatting is dat de amoc nog voor 2095 tot stilstand komt, op z’n vroegst zelfs al in 2025.

Nu is één zo’n paper nog geen reden tot acute paniek. Verschillende modelstudies lopen behoorlijk uiteen en allemaal zijn ze omgeven met grote onzekerheden, benadrukten kritische wetenschappers, dus laten we vooral niet doen alsof het te laat is. Ondanks al die kanttekeningen durfde Stefan Rahmstorf, een oceanograaf gespecialiseerd in zeestromingen, al wel vast een paar conclusies te trekken. Dat de amoc aan het afzwakken is staat vast. Dat er een kantelpunt bestaat, waarna hij helemaal tot stilstand komt, is bekend. We weten nog steeds niet precies hoe dichtbij dat ligt, maar er zijn genoeg alarmsignalen om ongerust te worden.

Volgens Rahmstorf overschatten de standaard klimaatmodellen de stabiliteit van de amoc. Maar zelfs als we uitgaan van het conservatieve ipcc-rapport kunnen we niet rustig gaan slapen. ‘Zeer onwaarschijnlijk’ betekent in het wetenschapsjargon namelijk dat de kans minder is dan tien procent. ‘Dat is helemaal niet geruststellend voor een risico dat we eigenlijk met 99,9 procent waarschijnlijkheid zouden moeten uitsluiten, gezien de verwoestende gevolgen als de amoc zou instorten’, schrijft hij in een artikel op de website RealClimate.

Passeren we zo’n kritiek omslagpunt, dan is er geen weg meer terug. Er bestaat geen aan-knop waarmee we de zeestroom opnieuw kunnen opstarten. Wat de gevolgen precies zullen zijn valt moeilijk in detail te voorspellen, maar zeker is dat het hele klimaatsysteem een flinke optater krijgt. Het zou waarschijnlijk zorgen voor een snellere stijging van de zeespiegel langs de oostkust van de Verenigde Staten, verstoorde moessonpatronen in India en nog meer droogte in de Sahel. Europa kan vermoedelijk rekenen op stormachtiger weer en extremere winters, al is het onwaarschijnlijk dat we, net als een kleine dertienduizend jaar geleden, ineens worden teruggeworpen in een ijstijd. De opwarming van de aarde door de uitstoot van broeikasgassen gaat immers onverminderd door.

Sterker nog, die opwarming kan in een stroomversnelling terechtkomen wanneer de amoc ermee ophoudt. Op dit moment absorbeert de oceaan ruim een kwart van alle CO2 die de mensen uitstoten. In het noordelijke deel van de Atlantische Oceaan worden de broeikasgassen met het zinkende water mee de diepte in genomen, waar ze tot duizenden jaren kunnen worden opgeslagen. Maar wanneer het arctische oceaanwater stopt met zinken, verliest de zee zijn opnamecapaciteit en neemt de concentratie broeikasgassen in de atmosfeer sneller toe.

Opnieuw boezemt de oceaan ons angst in. We zetten ons schrap voor de stijgende zeespiegel en nemen afscheid van het koraal. Met schrik kijken we naar de grafieken van slinkende ijskappen en maritieme hittegolven en berekenen we de kansen voor scenario’s die niet zouden misstaan in een rampenfilm. ‘Onze beschaving veroorzaakt serieuze problemen voor de blauwe machine’, schrijft Helen Czerski. ‘Het wordt tijd om dat onder ogen te zien.’

Toch wanen we ons nog altijd heersers over de golven. Nog voordat we de klimaatrisico’s van de smeltende poolkappen tot ons door hebben laten dringen, ziet het kapitaal al weer kansen voor snellere vaarroutes en het delven van nieuwe bodemschatten. Als de visvangst terugloopt, bestellen rederijen grotere trawlers met grotere netten. Als de oceaan niet langer CO2 wil opnemen, dan bedenken we zelf wel manieren om broeikasgassen uit de atmosfeer te zuigen en op te slaan onder de zeebodem. ‘We hebben een cultuur gebouwd gebaseerd op het negeren van de realiteit van het leven op een eindige planeet’, aldus Czerski. ‘Een cultuur gebaseerd op bouwen, uitbreiden en consumeren zonder al te veel na te hoeven denken over het planetaire systeem dat ons in leven houdt.’

Totdat de motor uiteindelijk afslaat, negeren we de alarmsignalen vanuit de blauwe diepte liever en blijven we rondspetteren aan de oppervlakte, in de illusie dat wij controle hebben over onze bewegingen. 



https://www.groene.nl/artikel/de-blauwe-machine-hapert