‘I’m going to give you a speech without a joke, I am afraid.’ Mark Carney, de toenmalige gouverneur van de Bank of England, als humoristische spreker aangekondigd, moet zijn toehoorders in september 2015 teleurstellen. Klimaatverandering, zegt Carney op een chic gala voor verzekeraars, zal catastrofale gevolgen hebben. En dat gaat de financiële sector ook voelen: de levensstandaard zal dalen, er zullen economische crises ontstaan. ‘Waarom doen we niet meer om dit aan te pakken?’
De gevolgen van klimaatverandering liggen verder in de toekomst dan de horizon van het bedrijfsleven, de politiek, en van financiële beleidsmakers als centrale banken. ‘Tegen de tijd dat klimaatverandering een bepalende kwestie wordt voor financiële stabiliteit kan het te laat zijn.’ Carney noemt het de ‘tragedie van de horizon’: we staren een afgrond in, maar zullen, door ons korte-termijndenken, pas ingrijpen als het al te laat is. Het mag nu misschien klinken als een open deur, maar in 2015 is het een keerpunt in de financiële wereld.
In de daaropvolgende jaren lijkt het alsof de banken, verzekeraars en pensioenfondsen langzaam hun verantwoordelijkheid erkennen. Er is tegenwoordig geen financiële instelling meer die geen uitgebreid duurzaamheidsbeleid heeft. Banken vormen allerlei coalities die het Parijsakkoord onderschrijven, ze starten groene beleggingsfondsen en beloven investeringen in fossiel juist af te bouwen.
Van dat laatste is nu, bijna acht jaar later, nog steeds nauwelijks sprake, blijkt uit onderzoek van Investico en Follow the Money, samen met tien internationale media, waaronder Le Monde, Handelsblatt en The Guardian. Als olie-, gas- en kolenbedrijven kapitaal nodig hebben, staan banken en advocatenkantoren nog steeds te trappelen om dat te faciliteren. Zelfs bedrijven die hun fossiele operaties uitbreiden, door bijvoorbeeld nieuwe olievelden aan te boren, blijven ze helpen.
Investico en Follow the Money onderzochten, mede voor De Groene Amsterdammer, welke banken en advocatenkantoren een cruciale rol spelen in het ophalen van geld voor olie- en gasbedrijven als Shell, TotalEnergies en Gazprom, bedrijven die hun fossiele activiteiten nog steeds uitbreiden. We stelden een database samen met daarin ruim zestienhonderd obligaties die sinds het Klimaatakkoord van Parijs werden uitgeschreven door uitbreidende fossiele bedrijven. De onderzochte obligaties zijn in totaal ruim een biljoen (duizend miljard) euro waard. Bij honderd miljard daarvan waren ook de Nederlandse grootbanken ing en ABN Amro betrokken.
Nederland blijkt, mede vanwege het gunstige belastingklimaat, een spil in het ophalen van fossiel geld: meerdere oliemultinationals hebben hier hun financiële afdeling gevestigd. Zij vormen weer klandizie voor allerlei advocatenkantoren aan de Amsterdamse Zuidas, die juridisch advies geven bij het opstellen van de obligaties. Zo blijven de miljarden ongehinderd de fossiele industrie binnenstromen.
‘Het belang van obligaties voor fossiele bedrijven is evident’, zegt William de Vries, die ons een kort college ‘obligaties voor beginners’ geeft. De Vries kent de markt goed, hij noemt zichzelf een ‘echte obligatieman’. Hij werkt tegenwoordig bij de duurzame bank Triodos, daarvoor was hij jarenlang hoofd van de obligatie-afdeling van zakenbank Van Lanschot Kempen. ‘Aandelen trekken altijd meer aandacht, maar de obligatiemarkt is vele malen groter.’
Een olieveld of kolenmijn openen kost veel geld, legt De Vries uit, en een bedrijf wil dat niet volledig uit zijn eigen portemonnee betalen. ‘Dat gaat ten koste van het rendement van de aandeelhouders.’ Dus kiest het een mix van andere financieringsvormen: het gebruikt wat eigen vermogen, neemt een directe lening bij de bank en leent geld van investeerders, met de verplichting (‘obligatie’) om dat bedrag na een vooraf bepaalde looptijd terug te betalen, plus maandelijkse rente. ‘Dat geld investeert het bedrijf weer, om zo nog winstgevender te worden, waarna het weer meer kan lenen, et cetera.’
Ruim de helft van het door olie-, gas- en kolenbedrijven opgehaalde geld komt uit obligaties. Voor het uitgeven daarvan hebben bedrijven de bank hard nodig. Want banken gaan, als zogenaamde bookrunners, op zoek naar investeerders om die obligaties te kopen. Meestal gaat het om wat in de sector een ‘syndicaat’ van banken wordt genoemd: een groep bookrunners verspreid over de wereld die elk in hun eigen gebied beleggers benaderen. Die zoektocht wordt een roadshow genoemd. Vroeger maakten banken letterlijk een tour langs grote beleggers om zo’n obligatie te promoten, maar in het tijdperk van videoconferenties is dat niet meer nodig. Banken lopen volgens De Vries bij dit soort obligaties weinig risico. Ze gaan rond bij grote beleggers die hun geld kwijt moeten. ‘En ze krijgen er commissie voor, gemiddeld 0,25 procent van het totale bedrag. Het is vaak een zeer winstgevende business.’
Obligaties hebben nog een voordeel. Een directe lening aan een bedrijf als Shell is zichtbaar op de balans van een bank. Maar als die bank een bedrijf aan een obligatie helpt, is zijn eigen rol gecamoufleerd. Zo kunnen banken toch blijven verdienen aan de fossiele sector, terwijl ze beloven die sector zelf niet meer te financieren. ‘Het zal niemand wat zeggen als er een bank in het syndicaat van Shell zit’, zegt De Vries, ‘terwijl ze daarmee net zo goed faciliteren dat een fossiel bedrijf aan financiering komt.’
Om in 2050 CO 2-neutraal te zijn,moeten we onmiddellijk stoppen met het openen en ontginnen van nieuwe olie- en gasvelden. Dat zeggen niet alleen ngo’s als Milieudefensie en Just Stop Oil, maar dat was ook de conclusie van het Internationaal Energieagentschap (iea) in 2021: elk nieuw olie-, gas- of kolenproject brengt de Parijsdoelen verder uit zicht.
We wilden uitvinden hoeveel geld er sinds het sluiten van het Parijsakkoord wereldwijd werd opgehaald door fossiele bedrijven die hun operaties nog wél uitbreiden, en welke banken en advocatenkantoren dat mogelijk maakten. Daarom verzamelden we de obligaties van die bedrijven, én alle financiële en juridische spelers die betrokken waren bij het uitschrijven ervan.
Het onderzoek
Investico en Follow the Money verzamelden met behulp van Bloombergs financiële software alle openstaande obligaties die werden uitgeschreven door olie-, gas-, kolen- en pijpleidingbedrijven. We selecteerden alle obligaties uitgeschreven na het opstellen van het Parijsakkoord, en gebruikten data van de Duitse ngo Urgewald om uit te vinden welke fossiele bedrijven momenteel hun operaties nog uitbreiden. Uiteindelijk hielden we 1666 obligaties over, ter waarde van in totaal ruim een biljoen euro.
De data werden gedeeld met de deelnemende media: Le Monde (Frankrijk), The Guardian (Verenigd Koninkrijk), El País (Spanje), Handelsblatt (Duitsland), De Tijd (België), Børsen (Denemarken), Tages-Anzeiger (Zwitserland), Der Standard (Oostenrijk), Luxemburger Wort en Luxembourg Times (Luxemburg). Lees ook de uitgebreide onderzoeksverantwoording.
Ruim zestienhonderd obligaties vonden we, ter waarde van in totaal meer dan een biljoen euro. Het bedrijf dat het meeste geld ophaalde was het Mexicaanse staatsoliebedrijf Petróleos Mexicanos (115 miljard euro). Shell staat in de top-vijf. Het totaal aan opgehaalde obligaties nam bovendien sinds ‘Parijs’ sterk toe: waar in 2016 in totaal nog 97 miljard aan uitbreidingsobligaties werden uitgeschreven, piekte dat bedrag in 2020 met 248 miljard. In 2022 was dat bedrag lager, maar voor 2023 is al weer een toename te zien. Sommige leningen lopen enorm lang: 94 van de obligaties hebben een looptijd tot voorbij 2050, terwijl de economie dan volgens het Akkoord van Parijs klimaatneutraal moet zijn.
De banken die het vaakst helpen om fossiele miljarden op te halen, komen uit Amerika. JP Morgan voert de lijst aan. De Amerikaanse megabank assisteerde bij het ophalen van ruim 636 miljard euro. Citi en Bank of America maken de top-drie compleet. Meteen daarna volgt Deutsche Bank, die betrokken was bij in totaal ruim vierhonderd miljard aan fossiele schuld. Andere Europese banken die veel fossiele bedrijven helpen zijn de Britse hsbc en Barclays, de Franse giganten Crédit Agricole, BNP Paribas en Société Générale, het Zwitserse Credit Suisse en de Spaanse bbva.
Al deze banken leggen op gelikte webpagina’s met foto’s van bossen, zeeën en zonnepanelen uit welke rol zij spelen in de transitie naar een duurzame wereld. En allemaal zijn ze lid van de Net Zero Banking Alliance (nzba), de organisatie die onder de vlag van de VN werd opgericht door de Britse bankier Mark Carney. De deelnemende banken beloven dat ze ‘ambitieuze klimaatactie’ zullen ondersteunen om de hele economie in 2050 klimaatneutraal te maken.
‘Wij willen een bancaire leider zijn in het bouwen van een duurzame toekomst’, schrijft ing in haar duurzaamheidsbeleid. ‘Als mondiale bank, met miljarden die door onze boeken gaan, hebben wij enorme mogelijkheden om een positieve impact te maken.’ De Britse ngo ShareAction, die duurzaamheid in de financiële sector wil bevorderen, stelde recent nog dat ing het op twee na verst doorgevoerde klimaatbeleid heeft van alle grote Europese banken.
‘Als je oliebedrijven helpt om die deals rond te krijgen, heb je zelf ook olie aan je vingers kleven’
Toch assisteerde ing sinds 2016 bij meer dan honderd obligaties van uitbreidende fossiele bedrijven, ter waarde van ruim 83 miljard euro. Verschillende Texaanse olie- en gasbedrijven vonden in ing bijvoorbeeld een manager voor hun obligaties, net als het Noorse oliebedrijf Aker BP en Energean, een bedrijf dat gas wint voor de kust van Israël. Zelfs nadat ing vorig jaar expliciet maakte niet langer nieuwe gas- en olievelden te financieren en in plaats daarvan meer in te zetten op de financiering van groene energieprojecten bleef de bank geld ophalen voor bedrijven die nog wél uitbreiden.
Alleen de kleine lettertjes op de website van ing verraden dat de bank vooralsnog alleen stopt met financieringen van specifieke uitbreidingsprojecten als het openen van een nieuw gasveld. Maar als het opgehaalde geld in de algemene schatkist van een fossiel bedrijf vloeit, dan past het wel binnen het ing-beleid. Daarmee lijkt dat uitsluitingsbeleid vooral symbolisch. Want fossiele bedrijven halen zelden geld op voor één specifiek project. Meestal gaat het om ‘algemene bedrijfsdoeleinden’ of ‘werkkapitaal’. Dat betekent dat het fossiele bedrijf vrijelijk kan beschikken over opgehaalde gelden.
In een reactie zegt ing dat het een van de kleinere partijen is op de obligatiemarkt. De bank stelt dat ze vorig jaar duidelijk heeft gecommuniceerd dat het niet zou stoppen met alle vormen van financiering voor uitbreidende fossiele bedrijven. Ten slotte meldt ing bezig te zijn haar doelstellingen en rapportage over de gehele olie- en gasketen uit te breiden.
ABN Amro was sinds ‘Parijs’ betrokken bij 42 miljard aan fossiele obligaties. De bank belooft sinds 2018 bepaalde investeringen uit te sluiten, zoals nieuwe kolencentrales, financiering van kerncentrales en verkennings- en productieactiviteiten naar olie en gas in het Noordpoolgebied. Toch hielp ABN Amro, met vier andere Europese banken, de Noorse oliegigant Aker BP in 2021 nog een obligatie van 750 miljoen euro naar de markt te brengen. Aker BP wint per dag vierhonderdduizend vaten olie, een deel in de Arctische Barentszzee. Het bedrijf wil zijn activiteiten in het Noordpoolgebied bovendien uitbreiden.
In een reactie zegt ABN Amro dat ‘de Arctic op verschillende manieren gedefinieerd wordt’. De bank kan geen commentaar geven op haar werkzaamheden voor individuele klanten, maar verklaart wel dat ze ‘onder voorwaarden en case by case’ uitzondering kan toestaan op haar beleid om niet te werken met oliebedrijven in het Noordpoolgebied. Meer algemeen zegt de bank haar financiering van olie- en gasproductie terug te willen dringen van 1,3 miljard euro in 2021 naar 1 miljard euro in 2030.
In de ruim zestienhonderd onderzochte obligaties valt nog iets anders op: opmerkelijk veel ervan worden uitgeschreven door Nederlandse fossiele bedrijven. Alleen in de VS, China en Canada halen fossiele bedrijven vaker schuld op. Deels komt dat doordat Shell, inmiddels Brits maar tot voor kort nog ‘Royal Dutch’, zijn obligaties binnenhaalt via een bv in Den Haag. En er is ook een verzameling multinationale oliebedrijven die hier hun financiële tak gevestigd hebben.
Het Braziliaanse Petrobras bijvoorbeeld vergaarde 38 miljard via een vestiging op het Weena in Rotterdam. De Spaanse olie- en gasmaatschappij Repsol, ook bekend van haar tankstations, ontving vijf miljard aan de statige Haagse Koninginnegracht, en bij LUKoil, een van de grootste aardolieproducenten uit Rusland, stroomt het geld binnen vanaf de 24ste etage van een gebouw op de Zuidas. Petrobras laat in een reactie weten dat het makkelijker geld kan ophalen met een bedrijf dat buiten Brazilië is gevestigd. Repsol en LUKoil waren niet bereikbaar voor commentaar.
‘Bedrijven hoefden in Nederland lang geen belasting in te houden over de rente van deze leningen’, zegt hoogleraar belastingrecht Jan Vleggeert. ‘Nu is zo’n belasting er wel, maar die is relatief makkelijk te omzeilen. Dat maakt het voor deze bedrijven gunstig hun geld in Nederland op te halen.’
Die Nederlandse financierings-bv’s zetten weer andere bedrijven aan het werk. Zo zijn er bij het uitgeven van een obligatie altijd advocaten betrokken. Die stellen bijvoorbeeld voorwaarden op en leggen vast wat er gebeurt als het bedrijf failliet gaat. En omdat het om miljarden euro’s gaat, willen oliebedrijven en investeerders wel dat het juridisch gezien allemaal klopt.
‘Een obligatie komt niet tot stand zonder advocatenkantoren’, zegt Martijn Schoonewille, partner financiële markten bij Loyens & Loeff, een groot advocatenkantoor aan de Zuidas. ‘Daarmee zijn we onderdeel van de financiering van fossiele partijen. Niet het belangrijkste onderdeel, maar we spelen wel een rol.’ Zijn werkgever gaf juridisch advies over obligaties van het Britse oliebedrijf BP, al waren die werkzaamheden volgens Schoonewille ‘heel beperkt’. Ook adviseerde Loyens & Loeff Schlumberger NV, een op Curaçao geregistreerd bedrijf dat wereldwijd metingen voor olieboringen uitvoert.
Loyens & Loeff is bij lange na niet de enige. Nederlandse advocatenkantoren hielpen fossiele bedrijven om ruim 43 miljard aan obligaties uit te schrijven. Kantoren als Allen & Overy en Pels Rijcken bijvoorbeeld. En als Shell geld wil ophalen, dan belt de oliegigant bijna altijd De Brauw Blackstone Westbroek.
‘De Brauw’ is het grootste advocatenkantoor van Nederland, het is gevestigd in een kantoorgebouw aan de Zuidas dat The Rock wordt genoemd. Bij alle door Shell uitgegeven obligaties gaf De Brauw juridisch advies. Op zijn website noemt het kantoor zijn klimaatportefeuille ‘ongeëvenaard’. Het kantoor noemt daar een aantal voorbeelden van, waaronder het bijstaan van gasbedrijf nam in aardbevingszaken in Groningen en het verdedigen van Shell in een rechtszaak aangespannen door Milieudefensie. In een reactie zegt De Brauw niet in te gaan op vragen over cliënten of zaken, Allen & Overy en Pels Rijcken waren niet beschikbaar voor commentaar.
Schoonewille, de partner bij Loyens & Loeff, zegt in ieder geval dat hij ‘zijn verantwoordelijkheid wil nemen’. Als zijn kantoor toch niet zo veel aan oliebedrijven verdient, dan is het ook niet zo moeilijk om te stoppen. ‘Eerlijk gezegd houd je me nu een spiegel voor.’
‘Het kan eigenlijk niet dat ze hiermee door blijven gaan’, zegt Pieter Pauw, onderzoeker klimaatfinanciering aan de Technische Universiteit Eindhoven, in een reactie op ons onderzoek. ‘Het is natuurlijk bizar dat banken beloven om weg te gaan van olie en gas, maar obligaties hebben lopen tot na 2050. Dat is nog 27 jaar!’
Hij schreef vorig jaar mee aan een jaarlijkse klimaatrapportage van de Verenigde Naties. Het financiële systeem moet veranderen om gevaarlijke klimaatverandering tegen te gaan, concludeerden de auteurs. ‘Ook financiële stromen moeten in lijn gebracht worden met de klimaatdoelen van Parijs’, zegt Pauw. ‘Maar banken lijken zich vooral af te vragen waar ze nog geld kunnen verdienen. En als dat zowel in fossiel als in groen is, dan doen ze dat allebei.’
De klimaatonderzoeker is ook kritisch op advocatenkantoren die fossiele reuzen bijstaan: ‘Als je oliebedrijven helpt om die deals rond te krijgen, heb je zelf ook olie aan je vingers kleven.’ Maar de discussie of de voetafdruk van dienstverlenende bedrijven zich ook uitstrekt tot de acties van hun klanten wordt nauwelijks gevoerd. ‘Misschien is dit wel de volgende stap in het debat’, zegt Pauw. Tien jaar geleden waren banken ook nog niet bezig met de uitstoot van broeikasgassen die ze indirect veroorzaakten door fossiele bedrijven te financieren. ‘Dan begonnen ze over klimaatneutrale kantoorgebouwen en het terugdringen van vluchten van hun personeel. We moeten dat verder trekken: welke bedrijven ondersteunen de fossiele industrie en hoe tellen we die CO2-emissies?’
Pauw is hoopvoller over de volgende generatie: ‘Je ziet nu al dat fossiele bedrijven moeite hebben om studenten te vinden die voor ze willen werken. Misschien nemen beginnende juristen dit ook mee in de beslissing bij welk advocatenkantoor ze willen werken.’
Lees verder: