De verdwenen stad – De Groene Amsterdammer


Uit De verdwenen stad.

© Omroep Max

In de film A Real Pain van Jesse Eisenberg vraagt de tourgids zijn holocaust-reisgezelschap, staand bij de ‘Jodenpoort’ van het Poolse Lublin, om te proberen naar de joodse wijk en het vroegere leven daar te kijken alsof de afloop niet bekend is. Ik meen dat dat verlangen ook ten grondslag ligt aan Sandra Beerends’ indrukwekkende found-footage-documentaire Nesjomme. En aan veel boeken en projecten over wie en wat er was – voordat er massaal weggesleurd, gemoord, geplunderd, platgewalst en vaak vergeten werd. De wens is begrijpelijk, noodzakelijk en onmogelijk ineen.

Willy Lindwers documentaire De verdwenen stad doet die poging niet. Integendeel: die komt voort uit blijvende, zelfs toegenomen verbijstering over hoe ‘de afloop’ mogelijk bleek. Hoe kon het ‘in godsnaam’ gebeuren? En evenzeer: hoe kon ‘men’ het laten gebeuren? Vragen die in mijn herinnering voor het eerst tv-documentair uitgebreid aan de orde kwamen in Vastberaden, maar soepel en met mate van Keller, Hofland en Verhagen (VPRO 1977).

Rode lijn door de nieuwe film: twee mannen op leeftijd, Lindwer zelf en de recent overleden Guus Luijters, zitten in een nog weer oudere Amsterdamse tram, en vertellen elkaar, door de stad rijdend, wat uitgerekend zijzelf al lang weten. Over wat er in de wijken die ze doorkruisen gebeurde. Beiden vertelden immers, elk voor zich en samen, eerder al verhalen over hoe de oorlog is gekomen, wat die aanrichtte en ze herhalen die in hun geschreven en gefilmde oeuvre honderdmaal – alle malen om te wenen. Dat aan elkaar vertellen zou je een toneelstukje kunnen noemen, gekunsteld, beetje ouderwets. Maar twijfel verdwijnt prompt door gedrevenheid en verontwaardiging. Door het vreselijke verhaal waarmee ze ons een geheugen willen schoppen. Wij die weten maar toch ook weer verdrongen of vergaten. Zij die jonger en meer blanco zijn (voor zover die kijken want de leeftijdskloof scheidt niet alleen de weinigen die toen al leefden van de massa’s die erna kwamen, maar ook tv-kijkers van -verlaters). Bovendien: het belang van hun dialoog en de film ligt niet alleen in herinneren aan wat bekend en misschien vergeten, verdrongen was, maar ook in nieuwe, onthutsende feiten, beelden, getuigenissen. Met focus op de dubieuze rol van het Gemeentevervoerbedrijf, dat zelfs na de oorlog nog vergoeding voor hun dienstverlening aan slachtoffers probeerde te krijgen.

Maar alweer die oorlog, waar er al talloze op volgden? Ja natuurlijk, want moeten we de bevrijding van Auschwitz soms niet meer herdenken? Als verzet tegen elke vorm van relativisme, dubieuze revisie – kwaadaardigheid en domheid. Altijd weer dat begin van Primo Levi’s Het respijt, waarin hij de komst van vier Russische soldaten te paard beschrijft, in wier ogen hij medelijden, maar ook schroom en schaamte zag. De schaamte die zij, de slachtoffers, ook goed kenden – ‘de schaamte die de gerechte voelde om het door een ander begane kwaad’ dat goede wil niet had kunnen verhinderen. De schaamte – vergeef me de wellicht triviale persoonlijke associatie – waar mijn vader rond 1960 één keer van repte. Hij had als bode van het ziekenfonds lang de centen opgehaald in de joodse armoewijk rond het Waterlooplein. Zijn warmste wijk ooit. Nu dood in alle betekenissen. Schaamte en, ja, schuld. Ik, jong, begreep het pas later ten volle. Kind van mijn tijd waarin een documentaire als Vastberaden…, laat staan Verdwenen stad ondenkbaar was.

Regisseur Willy Lindwer

© Omroep Max

Die tram waarin ze zitten is de niet meer bestaande lijn 8 waarvan je globaal kunt zeggen dat hij twee wijken met veel joodse bewoners verbond: de Nieuwmarkt-Waterlooplein- en de Rivierenbuurt. Op 9 juli 1942 werd die opgeheven wegens ‘overbodigheid’: joden mochten sinds ruim een week niet meer met het openbaar vervoer. Een typerend radicale en provocerende maatregel. Het joodse jochie van toen, nu bejaard overlever, dat het zo erg vond dat hij niet in die mooie tram kon rijden is in 1943 de enige passagier die een beetje blij en niet met de dood in het hart, toch één keer mee mag, op weg naar het station en Westerbork. Ach, dat kind van toen. Want Luijters en Lindwer spannen de draad van een ketting waaraan de weinige overlevenden, en soms hun nazaten, de kralen vormen. Met indringende herinneringen die stuk voor stuk getuigenissen zijn.

Vaak vertellen ze die, staande voor het huis waaruit ze werden weggehaald. Of bij een tramhalte. Haltes vol betekenis, zoals de Beethovenstraat, hoek Euterpestraat, die zelfs de boektitel werd van een roman van Grete Weil: Tramhalte Beethovenstraat. Of halte Plantage Middenlaan, tussen de Hollandsche Schouwburg, kweekschool en crèche (nu het Nationaal Holocaustmuseum). En andere haltes. Schuldige plekken, naar Armando’s ‘schuldig landschap’, waar niets meer doet denken aan wat daar ooit gebeurde. Aan de beladenheid ervan door de vele duizenden die erheen werden gedreven om vervoerd te worden naar kampen waar ze zouden moeten ‘werken’ – van baby tot hoogbejaard en geestelijk of lichamelijk beperkt.

En inderdaad, het zijn zulke vanzelfsprekende plekken in het stadsbeeld, dat wie niet heel oud is zich er weinig tot niets bij kan voorstellen. Bij ons bejaarden zal wellicht de gedachte bij ‘halte Artis’ -onvermijdelijk door de Schouwburg, kweekschool en crèche tegenover elkaar- er wel heen gaan. Wellicht wordt dit versterkt door de dramaserie De Joodse Raad, die in herinnering bracht hoe passerende trams kort het verzetswerk rond de crèche aan het oog onttrokken. Maar Lindwers productie maakt ook andere haltes en plekken tot schuldig. Zo zal ik nooit meer langs De Wolkenkrabber op het Victorieplein, voorheen Daniël Willinkplein, kunnen fietsen zonder de foto te zien van bepakte en bezakte mensen op een grasveldje, wachtend om opgehaald te worden door de tram. Hij is van hoog genomen, waarschijnlijk door overburen – wat ‘illegaal’ was. Als dat zo is was dat een daad van ongehoorzaamheid van de fotograaf. In tegenstelling tot die van de sensatiezoekers die bij de Polderweg (over schuldig gesproken) van afstand met verrekijkers de deportatie bekeken. Gruwelijke ervaring voor een van de overlevers die dat met walging aanzag.

Wat spijtig dat Guus Luijters, die zoveel onderzoek deed naar en publiceerde over ‘de ondergang’, over joods Mokums leven, over ‘de omstanders’ en over de rol van niet-joodse instanties en individuen, dat hij niet meer meemaakte dat afgelopen maandag bij drie tramhaltes een Stolperschwelle (struikeldrempel) is geplaatst. Resultaat van zijn en Lindwers inspanningen om aandacht te vestigen op het lot van de gedwongen trampassagiers; en op de schokkende betrokkenheid van wat sinds 1943, op Duits bevel, de GVB heet. Ze publiceerden het boek Verdwenen stad en maakten de gelijknamige documentaire. 48.000 joden werden per tram naar Muiderpoort of het Centraal Station vervoerd, voor verreweg de meesten de eerste etappe naar vernietiging.

Luijters en Lindwer geven het geraamte van de grotere geschiedenis. De individuele getuigenissen van kinderen en jongeren van toen maken dat tot levend lichaam. Zie zelf. Buitengewoon knap vind ik hoe de film archiefbeeld van rijdende Amsterdamse trams en de wijken waar ze doorheen rijden laat overgaan in tram en stad van nu. Het geeft de historische sensatie die ‘toen’ in het ‘nu’ laat ervaren. De tram waarin de heren zitten is ingezet, na de opheffing van lijn 8, bij het gedwongen vervoer naar het station. Luijters beseft pas, als ze zelf van de Rozengracht naar Centraal rijden, dat Anne Frank, met dit tramstel vervoerd is van de gevangenis op de Weteringschans naar het station, nog één keer het Achterhuis moet hebben gezien. Het raakt hem diep.

Verder lezen


Willy Lindwer, Verdwenen stad, MAX, maandag 3 februari, NPO 2, 22.15 uur



https://www.groene.nl/artikel/de-verdwenen-stad