21 maart 1920 was een dag van beroering in Washington D.C., en daarmee in de rest van de wereld. President Woodrow Wilson droeg zijn Democratische partijgenoten in de Senaat op tegen ratificatie van het Verdrag van Versailles te stemmen. Die opdracht kwam totaal onverwacht. Het was juist Wilson zelf die na het einde van de Eerste Wereldoorlog de Atlantische Oceaan was overgestoken en in Parijs maandenlang had onderhandeld over het verdrag waarmee een nieuwe wereldorde en de bestraffing van Duitsland werd geregeld. Plotseling wierp de Amerikaanse president zijn eigen zorgvuldig in elkaar gezette bouwwerk omver.
Onder de ‘als-dan-geschiedenissen’ behoort Wilsons volte-face tot de allergrootste. De Amerikaanse belofte te zullen interveniëren in Europa in geval van nieuwe Duitse militaire agressie had een Tweede Wereldoorlog kunnen voorkomen. Mogelijk hadden de VS zich kunnen opwerpen als verzachtende partij die de herstelbetalingen door Duitsland gaandeweg had kunnen verlichten. Zonder de VS kregen Engeland en Frankrijk de ruimte Duitsland zo leeg mogelijk te zuigen, waarmee een basis voor de opkomst van het nationaal socialisme werd gelegd.
Er bestaat een geijkte verklaring voor Wilsons opmerkelijke besluit: hij zou gezwicht zijn voor de druk van isolationistische Republikeinen die liever zagen dat de VS zich met zichzelf bezighielden. Onbevredigend is die uitleg altijd geweest. In de hele aanloop naar het Verdrag van Versailles wilde Wilson niets van Republikeinse bezwaren weten. Dat hij een meter voor de finishlijn ineens wel luisterde naar zijn politieke rivalen is weinig aannemelijk. Net zomin volstaat de uitleg dat Wilson zijn verstand verloren had, zoals de publieke opinie en zijn naaste medewerkers destijds constateerden.
Dit historische mysterie is een slag helderder geworden dankzij Patrick Weil, een Franse wetenschapper die een aantal jaren geleden in de archieven van Yale een vondst deed. Weil stuitte op een manuscript geschreven door William Bullitt, een diplomaat die deel uitmaakte van Wilsons delegatie in Parijs, en door Sigmund Freud. Samen hadden ze in de jaren 1930 een psychologische biografie van Wilson geschreven. Het werk verscheen uiteindelijk pas eind jaren zestig, nadat Bullitt overleden was.
Wie het schopt tot premier of president is vast en zeker slim
Weil trof een aantal nooit gepubliceerde hoofdstukken waarin de volledige analytische trukendoos openging. Wilson werd een messiascomplex toegedicht door de diplomaat en de vader van de psychoanalyse. Wilson zou vernederd zijn door een dominante vader en daarom de vernedering onbewust opzoeken. Wilson zou een verkapte homoseksueel zijn. Verbijsterd (Bullitt) en geïntrigeerd (Freud) door Wilsons besluit zijn eigen Verdrag van Versailles te torpederen trok dit duo de volgende conclusie: vanwege zijn psychologische bagage maakte Wilson daar waar hij naar streefde expres kapot. Patrick Weil tekent het allemaal op in zijn pas verschenen boek The Madman in the White House.
In hoeverre een psychologische diagnose – ook nog eens op afstand – behulpzaam is bij het verklaren van de daden van een man met macht, daarover kun je discussiëren. Wie het schopt tot premier of president is vast en zeker op een bepaalde manier slim. De kronkels van iemands psyche, daar kun je met minder stelligheid iets over zeggen. Toch is het verleidelijk de conclusie van Bullitt en Freud breed toe te passen, op machthebbers in het Witte Huis en andere onderkomens. Want wat is de voortschrijdende Trump-saga anders dan het verhaal van een man die macht en aanzien nastreeft en daarbij zichzelf te gronde richt?
Of neem Vladimir Poetin. In zijn geval zou het model ‘dat waar je naar verlangt maak je uiteindelijk kapot, juist vanwege dat verlangen’ weleens een optimistische uitkomst kunnen hebben. Poetin poogt met geweld een imperiaal Rusland te herstellen. De val van zijn eigen bewind lijkt een steeds waarschijnlijker uitkomst.
En wellicht kan het laatste raadsel van Den Haag langs deze psychologische band ontcijferd worden. Rutte was de langstzittende premier aan het roer van zijn vierde kabinet dat de vele crises in dit land wilde aanpakken. Toch moest de boel kapot. Dat duidt op een verstoorde geesteshuishouding. Nu het niet nog een keer het Torentje wordt is er alle tijd voor de sofa.

Voorpublicatie
Nr. 28-29 /