Een beetje polarisatie in het stemhokje, en dat is maar goed ook!


In de aanloop naar de verkiezingen gaat het regelmatig over polarisatie. Yesilgöz legde deze zomer haar vete met Douwe Bob bij met een verwijzing naar polarisatie: “in een tijd van groeiende polarisatie kiezen wij bewust voor verbinding”. Tijdens de Algemene Politieke Beschouwingen, die veel op een verkiezingsdebat leken, tuimelden de fractievoorzitters over elkaar heen met polarisatieverwijten, en het SCP geeft aan dat zorgen over polarisatie in Nederland zijn toegenomen. Bijna alle partijen hebben in hun verkiezingsprogramma dan ook een paragraaf staan over hoe om te gaan met polarisatie en zowel het CDA als D66 voeren een campagne die gericht is op ‘fatsoen’ of ‘verbinding’ om aan te tonen dat zijn Nederland weer bij elkaar kunnen krijgen. Wat dat betreft lijkt polarisatie een invloedrijke factor te gaan worden voor deze verkiezingen. 

Dit is niet de eerste verkiezingscampagne waarin polarisatiezorgen onderdeel werden van de campagne. Ook in aanloop naar de vorige Tweede Kamerverkiezingen in 2023 stonden polarisatie en politieke omgangsvormen hoog op de agenda. Met name het pas opgerichte NSC, toen nog onder leiding van Pieter Omtzigt, maakte van deze onderwerpen speerpunten in het begin van de campagne. Toch weten we nog altijd relatief weinig over hoe niveaus van polarisatie invloed hebben op verkiezingen en stemkeuze, in het bijzonder in meerpartijensystemen.

Polarisatie is een containerbegrip, waardoor er met regelmaat nogal wat onduidelijkheid bestaat over wat iemand precies bedoelt wanneer het gaat over polarisatie. In wetenschappelijk onderzoek maken we daarom meestal onderscheid tussen vier vormen polarisatie: (1) ideologische polarisatie (de mate van ideologische verschillen); (2) affectieve polarisatie (de mate waarin iemand positieve gevoelens heeft voor gelijkgestemden (de ingroup) en negatieve gevoelens over andersdenkenden (de outgroup)); (3) feitenpolarisatie (conflict op basis van verschillende percepties van de realiteit); en (4) waargenomen polarisatie (de mate waarin iemand denkt dat er polarisatie is). In het vervolg van dit stuk focussen wij ons op affectieve polarisatie en welke rol deze speelt in het verkiezingsproces, in het bijzonder wanneer kiezers beslissen op welke partij te stemmen.

Tijdens verkiezingen is er (een klein beetje) meer polarisatie

Om polarisatiedynamieken en de invloed op stemkeus te onderzoeken hebben we een representatieve groep kiezers op zeven momenten gedurende de verkiezingscampagne van 2023 bevraagd naar hun niveaus van affectieve polarisatie en stemintenties[1].  Voordat we in de relatie tussen deze twee concepten duiken kijken we eerst naar de algemene dynamiek van affectieve polarisatie doorheen de verkiezingscampagne. Hiervoor maken we een onderscheid tussen twee gerelateerde, maar net verschillende concepten: (1) verticale affectieve polarisatie, de gevoelens van burgers naar partijen en hun leiders; en (2) horizontale affectieve polarisatie, de gevoelens van burgers naar andere burgers die stemmen op een bepaalde partij.  In de golven 1, 3, 5 en 7 hebben we verticale affectieve polarisatie gemeten, in de golven 2, 4 en 6 horizontale affectieve polarisatie. We meten affectieve polarisatie door middel van zogenaamde ‘gevoelsthermometers’. Respondenten geven op een thermometer van 0 tot 100 graden aan hoe zij hun gevoelens jegens anderen inschatten, waarbij 0 graden koude en negatieve gevoelens aangeven, en 100 graden warme en positieve gevoelens. Voor verticale affectieve polarisatie vroegen we naar gevoelens tegenover partijen, voor horizontale affectieve polarisatie naar gevoelens over stemmers van de partijen.

Figuur 1: Ontwikkeling van verticale en horizontale affectieve polarisatie tijdens de verkiezingen van 2023

Zoals te zien in figuur 1 nemen zowel horizontale als verticale affectieve polarisatie een klein beetje toe gedurende de verkiezingscampagne in 2023. Dit kan aangeven dat politieke onderwerpen gedurende een verkiezingscampagne meer aandacht krijgen en dat burgers meer betrokken raken bij politieke meningsvorming. Immers, tijdens de verkiezingscampagne worden burgers constant gedwongen afwegingen te maken over hoe de toekomst van het land volgens hen vorm moet krijgen. Dit zijn keuzes die veelal raken aan iemands morele en ethische overtuigingen, dus is het logisch dat dit gevoelens losmaakt. Hierbij valt wel op dat deze toename maar beperkt is. Verkiezingscampagnes leiden dus niet tot een grote toename in polarisatie, maar de niveaus van affectieve polarisatie weerspiegelen eerder een betrokken burger en electoraat. Hierbij moet ook opgemerkt worden dat de algehele niveaus van affectieve polarisatie in Nederland laag zijn[2]. Ook uit de eerste voorlopige resultaten van onze dataverzameling in de huidige verkiezingscampagne blijkt hetzelfde beeld. Algemene polarisatieniveaus in Nederland zijn laag en wanneer de verkiezingsdag dichterbij komt stijgt het niveau van affectieve polarisatie slechts een klein beetje.

Stemzekerheid

Maakt die kleine stijging in affectieve polarisatie gedurende de campagne nu uit voor de uiteindelijke stemkeuze? Om dat te onderzoeken, focussen we op stemzekerheid: hoe zeker is een kiezer op verschillende momenten in de campagne van diens stemkeuze? In een rijk partijlandschap als het Nederlandse is er veel om uit te kiezen, en niet iedereen maakt die keuze op hetzelfde moment of is daar even sterk van overtuigd. Veel Nederlanders hebben sympathie voor meer dan één partij, maar tijdens verkiezingen kan men natuurlijk uiteindelijk maar op één partij stemmen. Sommigen weten vanaf het moment dat er verkiezingen aankomen al op welke partij zij zullen stemmen, bijvoorbeeld omdat ze partijlid zijn of omdat ze altijd op dezelfde keuze maken. Anderen wachten tot het laatste moment, al dan niet in het stemhokje zelf, om te beslissen welke partij het gaat worden. Verschillende kiezers twijfelen dus tussen een verschillend aantal partijen, en sommigen twijfelen meer dan anderen. 

In deze studie zijn we geïnteresseerd in de rol die polarisatie speelt in het sturen van stemzekerheid. Om dit te onderzoeken hebben we de stemintentie voor alle partijen gedurende de hele campagne gemeten. Op basis hiervan kunnen we onderscheid maken tussen kiezers die al weten wat ze gaan stemmen; die nog helemaal niet weten wat ze gaan stemmen; kiezers die nog slechts twee of drie partijen overwegen en degenen die nog veel partijen overwegen[3].

Polarisatie als gevolg én oorzaak

In de aanloop naar de verkiezingen is er dus tot een lichte toename in affectieve polarisatie. Om deze toename in verkiezingsperiode verder te verklaren focussen we specifiek op het stemproces zelf, en dan in het bijzonder wanneer een kiezer beslist welke partij zijn of haar stem krijgt tijdens de stembusgang. En wat blijkt? Stemmers die al zekerder weten op welke partij zij gaan stemmen raken meer affectief gepolariseerd. Wanneer iemand beslist op welke partij hij of zij gaat stemmen, gaat men een (tijdelijke) verbinding met deze partij aan. Wanneer je bijvoorbeeld besluit om op Volt te gaan stemmen identificeer je jezelf een beetje met ‘team Volt’. Hierdoor krijg je meer positieve gevoelens tegenover Volt en haar stemmers, en meer negatieve gevoelens tegenover degenen die Volt openlijk aanvallen. 

Tegelijkertijd werkt de relatie ook de andere kant op. Individuen die meer affectief gepolariseerd zijn, en dus zowel sterke positieve gevoelens hebben naar hun ingroup én negatieve gevoelens naar hun outgoup, weten sneller op welke partij zij zullen stemmen. Doordat mensen geneigd zijn meer waarde te hechten aan berichten die al bevestigen wat zij denken en voelen (motivated reasoning), en bewust of onbewust zich meer blootstellen aan berichten die al in lijn zijn met hun gedachten en gevoelens (selective exposure) bepalen mensen die al sterkere politieke gevoelens hebben sneller op exact welke ingroup partij zij gaan stemmen.

Omdat verticale en horizontale affectieve polarisatie verschillende concepten zijn hebben we twee verschillende modellen geschat. Eén met de wederkerige relatie tussen stemzekerheid en verticale affectieve polarisatie (gevoelens naar elites; linker figuur), en één met de wederkerige relatie tussen stemzekerheid en horizontale affectieve polarisatie (gevoelens naar andere burgers; rechter figuur).

Figuur 2: Wederkerige modellen tussen affectieve polarisatie en stemzekerheid (boven verticale affectieve polarisatie; onder horizontale affectieve polarisatie[4]
N links = 2397; N rechts = 2049
Vetgedrukte effecten zijn statistisch significant (p < 0.05)

Interessant hierbij is dat de effecten pas significant, en substantieel worden, wanneer de verkiezingscampagne echt volledig bezig is. De effecten treden dus op wanneer de meeste kiezers overal geconfronteerd worden met de campagne. Ook sluit deze bevinding aan bij eerdere bevindingen dat veel Nederlanders pas laat in de campagne beslissen op welke exacte partij zij uiteindelijk gaan stemmen.

Conclusie

Wat zeggen deze resultaten over de rol van affectieve polarisatie in het verkiezingsproces? Allereerst, ondanks de waarschuwingen en verwijten van politici, vallen de niveaus van affectieve polarisatie in Nederland reuze mee. Wat dat betreft zouden de grote polarisatiezorgen die bij sommigen in Nederland leven weleens ongegrond kunnen zijn. Bovendien heeft affectieve polarisatie dus een functie in de verkiezingscampagne. Een gezond niveau van politieke gevoelens helpt kiezers beslissen aan welke partij zij hun stem willen geven. Deze conclusie sluit ook aan bij wat al eerder op dit platform geschreven is: polarisatie is niet louter slecht voor de samenleving. Sterker nog, kleine toe- en afnames in niveaus van polarisatie over tijd laten een gezonde dynamiek zien van betrokken burgers die iets geven om hun eigen toekomst, en die van het land.


[1] De eerste golf dataverzameling vond plaats vlak na de val van het kabinet in juli 2023. De tweede golf volgde begin september na het zomerreces. Tussen de volgende golven zit steeds een tussenpoos van 2 weken. De laatste golf dataverzameling vond plaats vlak na de verkiezingen.

[2] De scores zijn berekend aan de hand van de weighted spread of like-dislike scores van Wagner (2024). Als we de gemiddelden die wij hier presenteren vergelijken met de scores die Wagner vindt in andere landen zijn de gemiddelde scores in Nederland als laag te beschouwen.

[3] Deze maat van stemzekerheid is niet beschikbaar voor onze laatste golf van dataverzameling.  Immers deze laatste golf vond plaats na de verkiezingen en het is logischerwijs niet mogelijk om naar stemintentie voor de aankomende verkiezing te vragen nadat de verkiezingen geweest zijn.

[4] De figuur toont een versimpelde weergave van twee Random Intercept Cross Lagged Panel Models (RI-CLPM). Om de figuren overzichtelijk te houden zijn enkel de meest belangrijke relaties weergegeven. De modellen die aan deze schattingen ten grondslag liggen, zijn aanzienlijk complexer. Lezers die geïnteresseerd zijn in de volledige resultaten van de modellen kunnen contact opnemen met de auteur.





https://stukroodvlees.nl/een-beetje-polarisatie-in-het-stemhokje-en-dat-is-maar-goed-ook/