© Slim Abid/ Tunisian Presidential Palace via AP
Dus het kabinet is gevallen op uiteindelijk één onderwerp: ‘migratie’. Al zou eigenlijk ‘asiel’ moeten worden gezegd. De demissionaire coalitiepartners waren het eens geworden over een uitgebreid pakket aan nieuwe ingrijpende asielinperkingen, behalve dan het nareisrecht.
In dezelfde week werd bekend dat Nederland vorig jaar met meer dan 400.000 migranten te maken kreeg. Een enorm aantal dat vanzelfsprekend zwaar op de overbelaste en ontwrichte huizenmarkt drukt. Dit ondermijnt natuurlijk het draagvlak voor humane opvang. Al heeft de woningnood ook alles te maken groeiende kapitaalongelijkheid en jarenlang falend overheidsbeleid. De discussie wordt dan ook gevoerd op basis van emoties en niet feiten.
Woorden worden hierbij inwisselbaar gebruikt. Met 400.000 ‘migranten’ lijkt het inderdaad of Nederland wordt overspoeld door stromen ‘vluchtelingen’. Maar een ‘migrant’ en een ‘vluchteling’ zijn niet hetzelfde. Al zou ik geen van beide termen willen gebruiken. Woorden als ‘migrant’ en ‘vluchteling’ reduceren mensen tot alleen maar dat ene moment van migratie of vlucht dat ze niet alleen jarenlang tot ‘die migrant’ of ‘de vluchteling’ maakt, maar ook hun kinderen en kleinkinderen. Een mens is geen ‘migrant’ of ‘vluchteling’ voor het leven. Liever gebruik ik dus ‘persoon met een migratieverleden’ of ‘persoon met een vluchtverleden’. Deze termen worden alleen gebruikt voor degenen die daadwerkelijk rechtstreeks zijn gemigreerd of gevlucht. Voor iemand die nog onderweg is kan dan een ‘persoon in migratie’ en ‘persoon op de vlucht’ worden gebruikt.
Terug naar de cijfers. De 400.000 migranten betroffen voornamelijk arbeidsmigranten en 110.000 Oekraïners op de vlucht, die dan weer geen ‘vluchteling’ worden genoemd. De personen op de vlucht waarover we het dus daadwerkelijk hebben betroffen slechts 40.000. Daarvan zijn nog geen 700 mensen zogenoemde ‘veiligelanders’. En die gezinshereniging? Dat ging dus om ruim 10.000 personen waarvan 5000 tot 5500 kinderen in acute nood.
Dit zijn niet de ‘tsunami’s van vluchtelingen’ waar bepaalde politici het graag over hebben. Dat bij de Nederlandse burger grote verwarring over het hoe en wat bestaat is niet vreemd. In de afgelopen jaren zijn personen op de vlucht steeds vaker ‘migranten’ genoemd. Dit heeft grote juridische (en zoals de afgelopen week ons leerde) ook politieke consequenties. Een persoon op de vlucht heeft volgens alle internationale verdragen recht op zorg, asiel en bescherming. De staat heeft een zorg- én opvangplicht voor deze mensen. Dit geldt niet voor een persoon in migratie. Dat Nederland bevolkt wordt door honderdduizenden onderbetaalde en goedkope arbeidsmigranten uit met name Oost-Europa die (o ironie) juist hierheen zijn gehaald om in allerijl nieuwe woningen te bouwen, terwijl de grote steden tegelijkertijd worden volgebouwd met luxueuze appartementencomplexen voor overbetaalde expats die de woningmarkt volledig ontwrichten, was echter geen reden tot de val van het kabinet.
Het is de chronische ontmenselijking door onze taal die ten grondslag ligt aan de enorme crisis rond personen op de vlucht (en de politieke crisis die deze nu tot gevolg heeft). Juist bij dit soort vraagstukken wordt de kracht van taal overduidelijk. Een woord als ‘migrant’ of ‘vluchteling’ maakt soms letterlijk het verschil tussen leven en dood. Het betekent menswaardige opvang of gestript van iedere waardigheid sterven op een gammele boot. Het maakt het verschil tussen beleid dat de echte problemen aanpakt, of een kleine groep die tot politieke pion wordt gemaakt.
Ten slotte dan nog het woord ‘gelukszoeker’ dat zowel vaak voor personen in migratie als op de vlucht wordt gebruikt. In veel gevallen zoeken deze mensen geen geluk, maar simpelweg een kans tot (over)leven. Maar als zij dan al gelukszoekers zijn, dan zijn wij dat toch ook? De vraag lijkt me eerder of we bereid zijn dat geluk te delen.
Lees verder:
https://www.groene.nl/artikel/een-persoon-op-de-vlucht-is-geen-migrant