Evidente waanzin – De Groene Amsterdammer


© VPRO

Ik heb het altijd een geweldige naam gevonden. Een handvol letters die al bijna een stripje op zich vormen. Zo’n grapje wat lijkt te balanceren op het randje van de humor. Niet in het zwaarbevochten grensgebied tussen de humor en de ernst, nee ergens in het vage surrealistische buitengebied, daar waar de ondoorgrondelijke dingen waarvoor je nu eenmaal wel of niet ontvankelijk bent zich ophouden.

Luc Zeebroek.

Hoeveel namen kunnen dat? Met gemak een hele alinea vullen? Zorg dat je een goed pseudoniem kiest, had zijn vader hem op het hart gedrukt toen hij als kleine jongen zijn tekeningen begon te verkopen aan een lokaal nieuwsblad. ‘Als het ooit oorlog wordt, zullen ze je weten te vinden, anders.’ Hij had gezocht naar iets waarmee hij zich niet zou vastpinnen op de wereldkaart. Iets waarmee hij de globalisering vooruit zou zijn. Iets waarvan ze in Japan noch Afrika zouden opkijken en dat tegelijkertijd de Belgen ervan zou weerhouden hem te vanzelfsprekend als een van hen te beschouwen.

Kamagurka, dus. Ook een prima naam, natuurlijk, maar als je het mij vraagt op de grote namenladder toch net één tree onder ‘Luc Zeebroek’.

Presentator Theo Maassen deed wat ieder redelijk mens zou doen en hij begon bij het begin. Zeebroek was geboren met klompvoetjes, was het niet? Dat klopte, en hoewel hij daar zelf niet veel last van had gehad, hadden zijn ouders om begrijpelijke redenen gedacht dat het toch beter was om daar maar iets aan te doen. Het verhaal dat de tekenaar vertelde over hoe hij als zesjarige lag te revalideren na een zware operatie en hij van een van de nonnetjes de opdracht kreeg te gaan bidden aan een bed iets verderop was een van de hoogtepunten van de avond. Omdat kleine Luc verminderd mobiel was, werd zijn eigen bed naar het einde van de gang gereden, waar een jongetje van negen op sterven lag. De non wees naar een Mariabeeldje boven op een kast en zei dat de heilige maagd had geweend en dat er gebeden diende te worden. Inwendig had hij gevloekt, zei hij, hij had geen talent gehad voor religie. Hij vertelde het alsof er op dat moment nog twee wegen voor hem open lagen. Meegaan in die evidente waanzin of zich overgeven aan de absurditeit en het leven zelf uitvinden.

© VPRO / Reinier van Brummelen

Tekenen was voor hem een manier geweest ‘om los te komen van de dwingende werkelijkheid’. Er was zelfs ooit een dokter geweest die bij een huisbezoek Zeebroeks tekeningen onder ogen had gekregen en die hem prompt een kalmeringsmiddel had voorgeschreven en iets had gemompeld over hoe de geestelijke ontwikkeling de lichamelijke wat al te rap vooruit aan het snellen was.

Zeebroek vertelde over de kleine vonkjes. Over hoe ze er altijd zijn en het een kwestie is van dingen noteren en uitwerken. Waakzaam zijn. Ontvankelijk zijn. Je zag het tijdens de uitzending. Het moest eruit, eruit, eruit. De grapjes werden als piepkleine demonen uitgedreven. Hij liet er geen één liggen, zo leek het. Je zag hoe de lach over zijn gezicht naar zijn ogen toe kroop. Hoe zich in zijn ooghoeken kleine rimpeltjes vormden terwijl mondhoeken zichzelf koest probeerden te houden.

Niet alle fragmenten werkten even goed. De aantrekkingskracht van Breaking Bad zal ik nooit helemaal begrijpen en Zeebroek deed weinig om me van de genialiteit van de show te overtuigen. Van sommige fragmenten – Spike Milligan, Koot en Bie en Sjef van Oekel – kon je je aan de ene kant prima voorstellen dat indruk ze hebben gemaakt terwijl je aan de andere kant niet kunt ontkennen dat de humor langzaam maar zeker een historische kwaliteit heeft gekregen. Het soort patina dat de waarde onderstreept terwijl ze de oorspronkelijke glans definitief heeft doen vervagen. Het zijn de fragmenten waarin de lach ondergeschikt is die harder binnenkomt. Tekenaar Robert Crumb en zijn minstens zo getalenteerde broer die langzaam maar zeker ten prooi valt aan een ondoorgrondelijke waanzin die uiteindelijk tot zijn zelfvernietiging leidde. De ooit bejubelde schilder René Daniëls die op jonge leeftijd werd getroffen door een hersenbloeding en een schim van zichzelf werd, maar die twintig jaar later weer kunst begon te maken. Roland Topor, in wiens gulle lach je de hele twintigste eeuwse afrond hoort, aan tafel bij Adriaan van Dis.

Zeebroeks luchtigheid, zijn instinct tot relativering, het was ergens verademend. Maar het was niet voldoende om een televisieavond van drie uur van spanning te voorzien. Misschien lag dat ook aan Maassen, wiens eigen instinct hem soms wat te snel naar het volgende fragment leek te leiden.

Tegen het einde gebeurde er toch iets. Er was nog een onderwerp dat niet kon worden vermeden: Charlie Hebdo. Een fragment waarin mensen woorden probeerden te vinden voor een verschrikking die zich niet liet beschrijven. Waarom ging het altijd over de grenzen aan de humor en niet over de grenzen aan de ernst? Dat het spannend werd was omdat Maassen iets wilde van Zeebroek dat Zeebroek weigerde te leveren en Maassen er op zijn beurt niet expliciet om durfde te vragen. Hij probeerde het voorzichtig. Dat het toch ging om de vrije expressie? Om de vrijheid te maken wat in je opkomt? Zonder een innerlijke criticus die zijn oor te luisteren heeft gelegd bij hen die dat luisterende oor op geen enkele manier hebben verdiend?

Het was duidelijk een uitnodiging om grote woorden te gebruiken. Over het vrije woord en de strijd tegen religieuze fanatici en hun even bloedeloze als bloederige ernst. Maar Zeebroek nam een andere afslag. Hij zei iets over een wereld die is veranderd en dat grappen die ooit alleen in Parijs en Nice en Rijssel tot wat gegniffel leidden nu de hele wereld overgingen. Over het soort groepsdynamiek dat mensen ertoe brengt om elkaar te overtreffen zonder zich nog af te vragen waarom precies.

Het was niet wat Maassen wilde horen. Of Zeebroek zich weleens laf heeft gevoeld, vroeg hij. Het was zijn scherpste vraag van de avond. Maar het antwoord was simpelweg: nee.

Zeebroek kende sommige van de slachtoffers goed, maar hij wilde dat, zo was duidelijk, niet als excuus gebruiken voor ronkende taal. Het is alsof hun dood voor hem te veel de echte werkelijkheid is, een gat dat zich niet laat opvullen met grote woorden over zelfcensuur en het vrije woord. Wat je van zijn gezicht kon aflezen was simpelweg droefheid. Droefheid over die werkelijkheid. Droefheid over alles waartegen zijn natuurlijk neiging tot relativeren niet was opgewassen.

Het was lastig om naar te kijken omdat je weet dat hij niet bedoelde dat ze het over zichzelf hadden afgeroepen. Laat staan dat het hun eigen schuld was. Maar omdat ook hij wist dat woorden bedrieglijk zijn en dat als je ze eenmaal hebt uitgesproken, mensen zo vaak horen wat ze willen horen. Al die mensen met hun verschrikkelijke ernst. Met die verschrikkelijke ernst die je kunt minachten zoveel als je wil, maar die nooit, nooit, nooit verdwijnt. Die verschrikkelijke ernst van anderen, waarmee je maar te leven hebt.

Van 23 juli t/m 27 augustus 2023 is VPRO Zomergasten elke zondagavond te zien op NPO 2



https://www.groene.nl/artikel/evidente-waanzin