De gangbare interpretatie van de oorlog tussen Rusland en Oekraïne stelt dat het een ‘botsing van culturen’ is, waarin het westerse liberalisme strijdt tegen het traditionele Russische autoritarisme. Maar deze visie is sterk misleidend. Vladimir Poetin is allesbehalve een traditionalist; hij is slechts de meest recente leider in een lange reeks van gewelddadige moderniseerders, die zich uitstrekt van Ivan de Verschrikkelijke en Peter de Grote tot Catharina de Grote en Stalin.
Toen Stalin eind jaren twintig werd gevraagd het bolsjewisme te definiëren, omschreef hij het als een combinatie van Russische toewijding aan een ideologische zaak en Amerikaans pragmatisme. Zodra hij de macht in handen had, streefde hij ernaar de successen van de Amerikaanse industrieel Henry Ford in de hele Sovjet-Unie te evenaren. Dit deed hij door met brute kracht alle sporen van de Russische traditie uit te wissen, met als meest in het oog springende voorbeeld de gewelddadige collectivisering van de landbouw.
Stalin was ook een groot bewonderaar van Peter de Grote, die een nieuwe hoofdstad voor Rusland (Sint-Petersburg) liet bouwen aan de Baltische Zee om een directe verbinding met West-Europa tot stand te brengen. Peters hervormingen stuitten op hevig verzet van de zogenoemde ‘oudgelovigen,’ oosters-orthodoxe christenen van wie de liturgische en rituele praktijken teruggingen tot vóór de hervormingen van patriarch Nikon van Moskou in 1652-1666. Veel oudgelovigen kozen uiteindelijk liever de dood dan hun geloof te compromitteren. Tussen de zeventiende en negentiende eeuw kwamen duizenden van hen om door zelfverbranding.
In Rusland veranderden de zaken pas echt met de Oktoberrevolutie; zelfs toen telde de eerste sovjetregering enkele prominente figuren met een oudgelovige achtergrond. De bolsjewieken beschouwden deze sektariërs terecht als vertegenwoordigers van een langdurig sociaal protest tegen het tsaristische regime. De oudgelovigen hadden altijd wantrouwen gekoesterd jegens de eenheid van kerk en staat (wat in de praktijk betekende dat de kerk ondergeschikt was aan de staat), en hielden vast aan het idee dat de religieuze gemeenschap een zelforganisatie van gewone mensen moest blijven.
Het is dan ook niet verwonderlijk dat de vervolging van religieuze gelovigen onder Stalin toenam en dat de ondergeschiktheid van de orthodoxe kerk aan de staat tot op de dag van vandaag voortduurt. Poetin heeft de kerk ingezet om zijn eigen politieke doeleinden te dienen.
Volgens patriarch Kirill van Moskou hoeven Russen niet bang te zijn voor een nucleaire oorlog, omdat christenen het einde van de wereld zouden moeten verwelkomen. ‘Wij wachten op de Heer Jezus Christus, die in volle glorie zal komen, het Kwaad zal vernietigen en alle naties zal oordelen’, verklaarde hij eind vorig jaar. Wat op het eerste gezicht een reactionaire stap lijkt – een terugkeer naar de oude orthodoxie – kan in werkelijkheid een geperverteerde uitdrukking zijn van het verzet tegen de overheersing en uitbuiting die destijds onder het mom van ‘modernisering’ plaatsvonden.
Een heel ander, maar illustratief voorbeeld van dergelijk verzet is Canudos, de negentiende-eeuwse vogelvrije gemeenschap diep in de Braziliaanse achterlanden van Bahia. Onder leiding van de apocalyptische profeet Antônio Conselheiro bood deze gemeenschap een toevluchtsoord aan prostituees, bedelaars, bandieten, verschoppelingen en armen. Eduardo Matarazzo Suplicy van de Braziliaanse Arbeiderspartij omschreef het zo:
‘Deze gemeenschap ontwikkelde een “wederzijds, coöperatief en solidair arbeidsconcept”… een soort sociaal-mystieke, religieuze, op samenwerking gebaseerde gemeenschapsstructuur, geïnspireerd door de “gelijkwaardige broederschap van het primitieve christelijke communisme,” waarin niemand honger leed. Iedereen werkte samen. Niemand bezat iets. Iedereen bewerkte het land en de oogst werd eerlijk verdeeld: “Hier is wat voor jou… Hier is het jouwe.” Niemand kreeg meer of minder. Conselheiro had Thomas More gelezen en zijn ideeën vertoonden overeenkomsten met die van de utopische socialisten Charles Fourier en Robert Owen. Canudos werd uiteindelijk volledig vernietigd door het Braziliaanse leger, en Conselheiro werd in 1897 onthoofd.’ (Hij was toen al aan een ziekte overleden.)
Dit toevluchtsoord, waar geld, bezit, belastingen en het huwelijk geen rol speelden, viel niet uiteen door interne spanningen; het werd vernietigd door de strijdkrachten van de ‘progressieve’ en seculiere regering van Brazilië. Canudos was een plek waar de slachtoffers van de historische vooruitgang hun eigen ruimte hadden gecreëerd. Utopia heeft daadwerkelijk korte tijd bestaan, en dat was al te veel voor de modernisten. Hoe anders is de massale slachting van alle inwoners van Canudos, inclusief vrouwen en kinderen, te verklaren? De herinnering aan de vrijheid moest volledig worden uitgewist.
Het voor de hand liggende argument tegen de verdediging van Canudos is dat je het zou kunnen vergelijken met religieus-fundamentalistische projecten zoals de Islamitische Staat. Maar er is een duidelijke scheidslijn tussen beide. Waar Canudos openlijk de ander verwelkomde, sluit de Islamitische Staat – net als alle religieuze fundamentalisten – de ander juist buiten.
Als de ‘fundamentalisten’ van vandaag werkelijk geloven dat zij de enige ware weg naar de Waarheid hebben gevonden, waarom voelen zij zich dan zo bedreigd door ongelovigen? Immers, wanneer een boeddhist westerse hedonisten tegenkomt, raakt hij niet geagiteerd en voelt hij geen drang om hen te veroordelen; hij schudt eenvoudigweg zijn hoofd bij het zien van hun zelfvernietigende zoektocht naar geluk.
Pseudo-fundamentalisten zijn echter geobsedeerd door de zondige levens van ongelovigen, omdat deze zonden hun eigen verleidingen weerspiegelen. In tegenstelling tot oprechte gelovigen voelen ze geen medelijden met degenen die hun lusten najagen, maar eerder jaloezie.
Terwijl Tibetaanse monniken Tibet beschouwen als ‘het centrum van de wereld, het hart van de beschaving’, is de Europese beschaving juist uitgesproken excentrisch. Ons diepste verlangen is het herontdekken van een of andere ultieme bron van Wijsheid, een geheime agalma of spirituele schat die we ooit verloren zijn. De kolonisatie ging dan ook niet alleen over het opleggen van westerse waarden aan andere volkeren; het was tegelijkertijd een zoektocht naar een verloren spirituele zuiverheid. Dit verhaal is zo oud als de westerse beschaving zelf: voor de oude Grieken was Egypte de mythische bewaarplaats van oeroude wijsheid.
In onze eigen samenlevingen is het verschil tussen authentieke en perverse fundamentalisten duidelijk. De eersten, zoals de Amerikaanse amish, kunnen goed met hun buren overweg, omdat ze zich richten op hun eigen wereld en zich niet bezighouden met wat anderen doen. Perverse fundamentalisten daarentegen worden gekweld door ambivalentie; ze worden gedreven door een combinatie van afschuw en jaloezie jegens zondaars. Dit onheilzame mengsel drijft hen vaak tot gewelddadige daden, zoals terroristische aanslagen of wrede invasies.
Het regime van Poetin heeft niets gemeen met de authentieke Russische spiritualiteit die de Europese modernisering afwijst. Zijn gefantaseerde ‘Eurazië’ is slechts een dekmantel om zijn eigen onzalige moderniseringsproject te rechtvaardigen. Daarom moeten we Rusland niet beschouwen als een diep conservatief en traditionalistisch land dat voorgoed verloren is voor de moderniteit. De ware Russische spiritualiteit, zoals belichaamd door de oudgelovigen, verzet zich juist tegen autoritaire staatsmacht. Om de perverse machthebbers die nu in het Kremlin heersen te verslaan, zal deze spiritualiteit opnieuw tot leven moeten worden gewekt.
Lees ook:
Slavoj Žižek is een Sloveense filosoof, psychoanalyticus en een bekend criticus van de laatkapitalistische cultuur en maatschappij. Vertaling: Menno Grootveld | Copyright: Project Syndicate, 2025
https://www.groene.nl/artikel/geen-traditionalist-maar-een-moorddadige-modernist