Het probleem met het hedendaagse liberalisme


Dr. Zoltán Pető, Hungarian Conservative/TPO, 10 februari 2024 – Hoewel de termen ‘liberaal’ en ‘democratisch’ vaak met elkaar worden geassocieerd en als bijna onafscheidelijk worden beschouwd, zijn de wortels van het liberalisme (net als die van het parlementarisme) niet democratisch, maar eerder aristocratisch. Vrijheid en onafhankelijkheid, de belangrijkste waarden voor het liberalisme, zijn ook aristocratisch van oorsprong.

Zoals Erik von Kuehnelt-Leddihn schrijft:

“Vrijheid is het ideaal van de aristocratie, net zoals gelijkheid staat voor de bourgeoisie en broederschap voor de boerenstand. Men kan vrijheid combineren met broederschap, maar geen van beide met gelijkheid.”

Hoe is het dan mogelijk dat het liberalisme vandaag de dag nog steeds door veel mensen geassocieerd wordt met extreem egalitarisme? En, tegelijkertijd, hoe is het mogelijk dat liberalisme, dat bovenal gericht is op de verdediging van vrijheid, in de ogen van haar critici een doctrinaire ideologie is geworden die gedachten probeert te onderdrukken die niet als ‘liberaal’ worden beschouwd?

In strijd met democratisch egalitarisme

Filosoof Thomas Molnar, bijvoorbeeld, identificeert in zijn werk getiteld Liberal Hegemony het liberalisme als de ‘ideologie van de burgermaatschappij’ en onderwerpt haar idealen aan scherpe kritiek. Zoals hij het in het laatste hoofdstuk van zijn boek stelt:

“Hoewel ze ooit ‘kampioenen’ van het liberalisme waren, speuren de ‘laffe bureaucraten’ tegenwoordig vooral de horizon af om ketterij te ontdekken.”

Als we de term liberalisme etymologisch bekijken, dan betekent het in de eerste plaats een sterke bevestiging van vrijheid, die altijd in strijd is met democratisch egalitarisme. Dat beperkt op zijn beurt -door het oproepen van de belangen van de meerderheid- de individuele vrijheid.

Het is niet verrassend dat liberalen zoals John Stuart Mill niet erg enthousiaste democraten waren. Maar waarom is het liberalisme vandaag de dag een idee geworden dat nog maar weinig van zijn oorspronkelijke betekenis en oriëntatie heeft behouden?

Het concept van de Persoon

Dit probleem komt waarschijnlijk voort uit het feit dat de belangrijkste theoretici het idee van vrijheid niet diep genoeg konden doorgronden en het concept van de Persoon vaak oppervlakkig benaderden. Weinig auteurs van het vroege liberalisme kenden een kwalitatieve betekenis toe aan vrijheid, en auteurs zoals Mill hadden de neiging om het te verabsoluteren en te beschouwen als een soort ‘hoogste goed’.

In het christelijke en middeleeuwse tijdperk was vrijheid juist geen hedonistische, maar een ascetische deugd, die alleen aan de mens kan worden toegeschreven omdat hij geschapen is naar het ‘beeld en de gelijkenis’ van God. Dat wil zeggen, de mens heeft zonder twijfel een ziel en intellect, die hem onderscheiden van de fysieke determinaties van de dierenwereld, onderworpen aan instincten.

De vrijheid, die liberalen overigens terecht en correct benadrukken en proberen te beschermen tegen collectieve en individuele tirannie, is bovenal gebaseerd op de waardigheid van de menselijke persoon. Het idee van de persoon is echter vooral een theologisch concept. In het Europese denken verwees het eerst naar de ‘Personen in God’ en het is moeilijk om het te ontdoen van zijn religieuze inhoud en betekenis.

Het atheïstische of agnostische liberalisme (de vorm van liberalisme die dit ideeënstelsel uiteindelijk wordt) hecht hier niet voldoende belang aan en gelooft dat het concept van de persoon kan worden gehandhaafd op een materiële basis. Alsof de mens niet het ‘beeld en gelijkenis’ van God is en dus eigenlijk niets meer is dan een ‘stel atomen’.

En het heeft echt niet veel zin om enige vorm van waardigheid of hogere vrijheid toe te kennen aan een ‘stel atomen’: in een universum dat gebaseerd is op materialistische, onpersoonlijke materiële wetten, is er geen gevoel van vrijheid of enige vorm van wet die het ene ‘stel atomen’ zou beschermen tegen het andere.

Gelijkheid en vrijheid in conflict

Tegelijkertijd omvat de realiteit van de Persoon ook het principe van het kwalitatieve verschil tussen Personen. Het liberalisme stelt terecht dat de Persoon niet onderworpen kan worden aan tirannie van individuen of staten.

Toch is de Persoon altijd meer dan het atomistisch opgevatte individu. De Personen zijn wezenlijk onverenigbaar met elkaar – daarom kunnen ze niet samenkomen in één algemene wil zonder dat hun individualiteit wordt aangetast. De theorie van volonté général (Rousseau) vervangt de voortreffelijkheid van elke Persoon door de algemeenheid van de wil van de meerderheid. Dit principe staat altijd op gespannen voet met vrijheid, terwijl het de nadruk legt op het individu, niet op het persoonlijke.

Op dit punt komen gelijkheid en vrijheid met elkaar in conflict – en dit punt werd ook correct gezien door de vroege liberalen die het democratische idee bekritiseerden.

Tirannie van de meerderheid

De ‘tirannie van de meerderheid’ is een bekende uitdrukking in de politieke filosofie, die afkomstig is van Alexis de Tocqueville. De Tocqueville was – ondanks zijn beroemde boek over de Amerikaanse democratie – duidelijk geen democraat, en toch was hij een fervent voorstander van vrijheid:

“Ik heb een hartstochtelijke liefde voor vrijheid, recht en respect voor rechten. Ik behoor noch tot de revolutionaire partij noch tot de conservatieve. Vrijheid is mijn grootste passie.”

Hij schreef ook, als commentaar op de ‘sociale staat’ van de Amerikanen: ‘

“Maar, men vindt ook in het menselijk hart een verdorven smaak voor gelijkheid, die mensen reduceert tot het verkiezen van gelijkheid in dienstbaarheid boven ongelijkheid in vrijheid.”

De meeste klassieke liberalen verwierpen ook de doctrine dat de wil van het volk de enige bron van politieke legitimiteit is. In de woorden van John Stuart Mill:

“We weten dat de wil van het volk, zelfs van de numerieke meerderheid, uiteindelijk oppermachtig moet zijn, want zoals Burke zegt, het zou monsterlijk zijn dat er een macht zou bestaan die in staat zou zijn om deze permanent te trotseren: maar desondanks is de test van wat juist is in de politiek niet de wil van het volk, maar het welzijn van het volk, en ons doel is, niet om het volk te dwingen maar om het te overtuigen om, ter wille van hun eigen welzijn, enkele beperkingen op te leggen aan de onmiddellijke en onbeperkte uitoefening van hun eigen wil.”

Het principe van de Persoon is van oorsprong niet democratisch of egalitair, maar een aristocratisch principe gebaseerd op verschillen. Aristocratisch,niet in de zin van een aristocratische geboortestatus, maar in de zin van een natuurlijke aristocratie, die voortkomt uit de onvergelijkbare voortreffelijkheid van elke persoon. De inherent aristocratische aard van de geest en het streven van de ziel naar zelfoverstijging.

De vroege liberalen, die leefden in het tijdperk van het verval van de Europese adel, namen dit ook correct waar. Maar ze toonden een enorme naïviteit toen ze dachten dat de natuurlijke aristoi ‘vanzelf’ zou verschijnen, als de grenzen en beperkingen van het feodalisme zouden worden uitgewist, en deze gerechtelijke handeling iedereen simpelweg ‘nobel’ zou maken.

Iedereen een edelman

Als we de gebeurtenissen en processen nader bestuderen, zien we in veel gevallen precies het tegenovergestelde: in plaats van dat ‘iedereen een edelman’ werd, begon het gemiddelde niveau van verfijning snel te dalen. (In termen van smaak, gedrag, algemene cultuur en zelfs intelligentie.) Deze daling is ook vandaag de dag nog niet gestopt, sterker nog, wordt alleen maar erger.

De relatie tussen vrijheid en orde blijft ook vaak onduidelijk in het liberalisme. Volgens liberalen is de wil vrij. De vrijheid van de wil kan echter gericht zijn op het Goede in Platoonse zin (of in christelijke zin: God), zowel bij de vernietiging als bij de opbouw. De mate van individuele autonomie in het (klassieke) liberalisme is geen functie is van de mogelijkheid van het individu om in te grijpen in het bestuur van de staat. Dit is de stelling van de democratie. Dus kunnen we spreken van een absolute heerschappij die liberaal van karakter is; maar ook van een regering gebaseerd op een meerderheidsheerschappij, die het individu bruut onderdrukt, of impopulaire minderheden vervolgt.

Als we de relatie tussen vrijheid en orde willen verduidelijken, moeten we het probleem van politieke vrijheid niet bespreken in de zin van vrijheid van iets of voor iets. Zoals veel liberalen als Isaiah Berlin en deels Benjamin Constant het interpreteren. Als de essentie van politieke vrijheid kan worden begrepen op basis van het principe van ‘autonomie’, is dit niet iets wat iemand kan claimen.

Eigenlijk is vrijheid in deze zin geen functie van een politiek-sociale ideologie, maar een vereiste dat moet worden gehandhaafd ongeacht de feitelijke vorm van het politieke systeem, volgens welke het individu de grootst mogelijke redelijke vrijheid moet genieten. Ondertussen moeten de privésfeer en het privéleven vrij blijven van de inmenging van een externe en collectieve kracht.

Liberalitas

De term ‘liberaal’ werd ongetwijfeld oorspronkelijk geassocieerd met de aristocratische geest van vrijheid en vrijgevigheid (in het Latijn: liberalitas), die een natuurlijke hiërarchie tussen individuele wezens erkent, diversiteit welkom heet en niet in alle omstandigheden gelijk wil maken. Omdat veel theoretici van het liberalisme geen rekening hielden met dit principe, kan worden afgeleid dat de meeste liberalen sterk gekant zijn tegen het principe van autoriteit.

In het agnostisch en atheïstisch liberalisme wordt dit anti-autoritarisme verder getransformeerd: de mens kan alleen vrij zijn als hij God als objectieve beperking ontkent en geen enkele vorm van autoriteit meer erkent. Zich alleen baserend op zijn eigen ‘particuliere’ rede, wil dit fel anti-autoritaire liberalisme zich ontdoen van alle beperkingen die als ‘irrationeel’ worden gebrandmerkt.

Zo is het liberalisme in de Westerse wereld, via agnosticisme en atheïsme, uiteindelijk opgegaan in een tendens die er plezier in schept allerlei beperkingen en verschillen af te schaffen. En tegelijkertijd – onbewust – plaats te maken voor onbeperkte staatsmacht, politieke demagogie en ideologisch-praktisch materialisme.

Zoals haar critici beweren, kan het hedendaagse liberalisme daarom geen echte hoeder van de vrijheid worden genoemd, of een positief tegenwicht tegen welke werkelijke of potentiële tirannie dan ook. Wat ‘echt liberalisme’ is kan natuurlijk altijd onderwerp zijn van tegenstrijdige meningen, net als de aard van ‘echte democratie’ of ‘echt conservatisme’. De vraag op deze manier begrijpen leidt echter altijd tot conceptueel relativisme.

Onafhankelijkheid van het industrieel-bureaucratische complex

Het definiëren van wat ‘echte’ vrijheid is – dat wil zeggen, het werkelijke doel en de betekenis van het idee van liberalisme – is helemaal geen gemakkelijke taak: daarom zijn er in de loop van de geschiedenis van de filosofie verschillende, zelfs tegenstrijdige, filosofische pogingen gedaan om de essentie van vrijheid te definiëren.

Wat kan de werkelijke betekenis zijn van liberalisme in de wereld van vandaag en kunnen wij, als conservatieven, er nog enige waarde aan toekennen?

Als we deze vraag vandaag de dag stellen, verwijst de behoefte aan vrijheid vooral naar onafhankelijkheid van het industrieel-bureaucratische complex en zijn opdringerige apparaat, en van de propaganda van verschillende (staats)media of instituties. Vrijheid voor conservatieven verwijst naar een ‘externe kracht’ die zich niet (of nauwelijks) mengt in het leven van het individu.

Tegelijkertijd – als we willen voorkomen dat een theorie wordt uitgeput in louter ontkenning – moeten we ook de ‘positieve’ kant van vrijheid benadrukken. Dit gevoel van vrijheid veronderstelt echter ook dat er een soort regels zijn, misschien wel ‘dogma’s’, en dus kan de persoon, paradoxaal genoeg, alleen echt vrij worden door deze principes in acht te nemen en toe te passen.

Dit artikel werd eerder gepubliceerd op Hungarian Conservative. Aldaar ook voorzien van annotatie. Vertaald uit het Engels door Deepl/TPO.





https://tpo.nl/2024/02/10/het-probleem-met-het-hedendaagse-liberalisme/