Het veelkoppige monster van de cocaïnehandel – De Groene Amsterdammer


Het aan de drugshandel gerelateerde geweld wordt tegelijkertijd extremer en meedogenlozer, terwijl de gevolgen van strafrechtelijke veroordelingen minimaal blijven. Weliswaar heeft het Marengo-proces geleid tot terechte veroordelingen van schuldige personen, maar de agressieve drugscriminaliteit zelf, het hele netwerk waarop die handel rust, is grotendeels onaangetast.

Des te interessanter was het om onlangs bij het IAS een lezing bij te wonen van promotieonderzoeker Frederieke Oetker, verbonden aan het Computational Science Lab van de Universiteit van Amsterdam. In haar lezing behandelt ze drie zogenaamde Agent-based models van cocaïnenetwerken, dat zijn computermodellen waarbij elke speler, ofwel elke ’agent’ in een cocaïnenetwerk als een bolletje in een soort driedimensionale wolk wordt weergegeven. Als eenmaal iedere speler een plekje heeft gekregen in die wolk, kun je vervolgens kijken wat het gevolg zou kunnen zijn van bepaalde interventies. Je draait dan simulaties met het systeem en kijkt wat gebeurt er met het netwerk als je bijvoorbeeld de ophalers van cocaïne in de havencontainers oppakt. Of als je de omgekochte douanebeambten eruit haalt.

Het achterliggende idee van deze benadering is dat het er niet om gaat om zo veel mogelijk drugs te vangen of veroordelingen te bewerkstelligen (iets waar het Openbaar Ministerie en de politie zich begrijpelijkerwijs vaak juist wel op richten). Nee, de hoop is dat beter begrip van de werking van het héle netwerk van de cocaïnehandel, de zogenaamde ‘waardeketen’, ervoor kan zorgen dat je kunt bestuderen hoe die keten effectief en blijvend kan worden verstoord. Kortom: je probeert het hele systeem omver te werpen.

Oetker laat op haar slides zien hoe alle spelers eerst een plekje krijgen in het door haar gebouwde computermodel. Net als in een gewoon bedrijf zijn er verschillende baantjes. Zo zijn er dealers, snijders, beveiligers, (omgekochte) douanebeambten, (vaak jonge) ’ophalers’ die de drugs uit de havencontainers halen. Er zijn chauffeurs, coördinatoren, ’makelaars’ die regelen dat vijanden worden uitgeschakeld, en, helaas, moordenaars. Ophalers en dealers zijn veel voorkomende baantjes, maar het aantal moordenaars is beperkt. Vervolgens doet ze computersimulaties waarbij telkens spelers in de netwerken worden weggehaald. Je kunt dan zien hoe het netwerk daarop reageert. Hoe snel wordt het radartje vervangen door een ander?

In politieseries gaat het altijd zo: de agenten zijn uit op de baas van een criminele organisatie. Het idee is dat je kleine vissen moet vangen om uiteindelijk die ene grote vis, de topman, achter tralies te krijgen. Als die baas eenmaal is opgepakt zal het hele netwerk in elkaar donderen, dat is de achterliggende gedachte. Dit blijkt echter niet het geval.

Al twaalf jaar geleden zette Peter Sloot, hoogleraar in complexe systemen aan de Universiteit van Amsterdam én oprichter van het Institute for Advanced Study, deze aanname op losse schroeven. Op verzoek van de politie maakte hij destijds een agent-based-model van de illegale hennepteelt in Nederland. Het doel was om er op die manier achter te komen hoe het netwerk blijvend uit evenwicht zou kunnen worden gebracht.

Het in kaart brengen van een dergelijk systeem is moeilijk, omdat bij elke verstoring in het systeem iedereen op iedereen reageert. Het zijn dus niet alleen complexe systemen, maar ook adaptieve systemen die na iedere verstoring direct weer reageren op hun omgeving. Dat kan tot gevolg hebben dat een uitgeschakeld lid van een criminele organisatie in razend tempo wordt vervangen. De politie rolde jaarlijks duizenden kwekerijen op, maar toch bleven de netwerken bestaan. Hoe kon dit?

Volgens Sloot had het te maken met een verkeerd beeld van de structuur van dergelijke organisaties. Er werd altijd gedacht dat een crimineel netwerk een topdown-organisatie was die werd aangestuurd door één grote baas, de zogenaamde kingpin. Denk aan de Godfather. Door de topman eruit te halen zou de rest van het netwerk vanzelf instorten. Maar dat bleek in de praktijk meestal niet het geval. De structuur van een hennepnetwerk bleek helemaal geen piramidevorm te hebben, maar eerder een eigen dynamiek te hebben, met veel freelancers en wisselingen van posities, kortom een bedrijf dat slagvaardig en efficiënt moest zijn. Als je in een dergelijk systeem iemand hoog in de boom verwijdert, dan is de kans groot dat in een aanpalende subnetwerkje een andere persoon klaarstaat om de plek van die ene kingpin direct in te nemen. Sterker nog: deze persoon is soms nog béter in staat om die rol op zich te nemen. Op die manier kan het weghalen van een kingpin zelfs leiden tot het versterken van een netwerk in plaats van tot de vernietiging daarvan.

In het VPRO programma Labyrint legde Sloot in 2013 uit dat het slimmer zou zijn om mensen op te pakken die specialistisch werk doen; mensen die moeilijk zijn om te vinden én om te vervangen. Denk aan iemand die de ruimtes van de hennepteelt isoleert of de irrigatie aanlegt. Of de elektricien. Als die personen uit het systeem worden gehaald, zie je de efficiëntie wel degelijk omlaag gaan, aldus Sloot.

Na de lezing van Frederieke Oetker praat ik hierover door met Han van der Maas, hoogleraar psychologie aan de Universiteit van Amsterdam en al onderzoeker verbonden aan het IAS. Hij is sceptisch over dergelijk ‘ondermijningsonderzoek’, het onderzoek naar de mogelijkheden van netwerkverstoring. Hij kent het voorbeeld van de elektricien van Sloot, maar ‘ik heb het lange termijn effect van het weghalen van die elektricien in de studies niet terug kunnen vinden.’

‘In Nederland bestaan veertig of vijftig van dit soort cocaïne netwerken. Als je er eentje weghaalt, dan neemt een ander netwerk het meteen over’, zegt Van der Maas. Hij gelooft dat we veel kunnen leren van de netwerkbenadering van cocaïnenetwerken, maar dat de belangrijkste les is ‘hoe superrobuust ze zijn’. Het zijn zogenaamde ‘small world’-netwerken, legt hij uit: ‘Een soort bedrijven met gemiddeld zo’n vijftig mensen in dienst. De verdiensten in dit bedrijf zijn zó hoog dat elke verstoring zich razendsnel weer herstelt. Het zijn netwerken met een beperkt aantal connecties, maar in die netwerken is wel iedereen met iedereen indirect verbonden.’

Het gevolg van deze structuur is dat grote drugsvangsten of arrestaties niet alleen niets uitmaken voor de netwerken zelf, maar dat door disruptie van de netwerken de hoeveelheid cocaïne op de markt zelfs kan toenemen. ‘Na elke drugsvangst of arrestatie heeft het netwerk weer de kans om efficiënter te worden.’

Het doet denken aan de onverslaanbare Hydra, het veelkoppige monster uit de Griekse mythologie. Elke keer dat je een van zijn koppen eraf hakt, groeien op die plek twee nieuwe koppen terug. Om deze reden denkt Van der Maas dan ook dat de enige manier om dit soort netwerken echt te stoppen ligt in legalisering en regulering van cocaïnehandel. ‘Binnen de wetenschappelijke wereld is hier inmiddels grotendeels consensus over.’

In januari waarschuwde de Amsterdamse burgemeester Femke Halsema in The Guardian dat Nederland het risico loopt een narcostaat te worden. Nederland zou zich niet goed voorbereiden op de uitbreiding van de wereldwijde drugshandel. Ook Halsema pleit voor regulering, maar dan wel met aandacht voor verslavingszorg. In januari sprak ze hierover tijdens een conferentie van de gemeente Amsterdam. Van der Maas herinnert zich een indrukwekkende toespraak van een oud-agent uit Engeland. ‘Na een undercoveroperatie van zeven maanden was een heel netwerk opgepakt, het grootste netwerk van die stad. Die hele operatie heeft de handel in cocaïne op straat in totaal gedurende twee uur weten te frustreren. Daarna had de handel zich alweer hersteld naar het oude niveau.’

Uiteraard is de grote angst dat regulering zal leiden tot toename van drugsgebruik. Van der Maas denkt dat de cruciale factor hierbij is of je de handel van cocaïne overlaat aan commerciële partijen. ‘Als je het aan hen overlaat, dan gaan ze los met marketing en krijg je mogelijk een echte toename. Daarom moet je niet alleen legaliseren, maar ook reguleren. Dus de handel laten controleren door de overheid.’

Van der Maas vindt het frustrerend dat er heel veel geld gaat naar ondermijningsonderzoek. ‘Ze brengen bijvoorbeeld de geldstromen in kaart om vervolgens te kijken hoe je die kunt verstoren.’ Voor onderzoek naar verstandige regulering is ondertussen ‘geen rooie rotcent’ te krijgen. ‘Kijk, natuurlijk is het interessant om te kijken hoe die netwerken in elkaar steken. Maar dat weten we eigenlijk al lang. Het is eigenlijk één groot netwerk, een zogenaamde “giant component”. Dat betekent dat er wel eilanden zijn, maar dat toch ook overal connecties zijn. Zo’n enorm groot netwerk is eigenlijk niet te ondermijnen. Vroeger lukte dat misschien nog wel eens. Maar nu gaat er zó veel geld in om en zijn de spelers daardoor zó makkelijk vervangbaar dat netwerkonderzoek vooral laat zien dat disruptie niet werkt.’

Dat er wel geld is voor ondermijningsonderzoek en niet voor onderzoek naar gereguleerde legalisering is ook een politiek probleem, denkt Van der Maas. ‘Het is een taboe. Criminaliteit is een groot probleem en de enige oplossing lijkt dan nog meer law and order.’ Hij merkt dat aan de rechterkant van het politieke spectrum de echte tegenstanders van regulering zitten.

Maar aan de andere kant van het spectrum gebeurt ondertussen bar weinig: ‘Links zit gewoon een beetje te slapen. Criminaliteit is natuurlijk van oudsher ook geen links onderwerp. Het verbaast me hoe weinig mensen iets weten over dit onderwerp. We weten vaak wel veel over de verslavingskant, vanuit het perspectief van volksgezondheid. Maar de wetenschappers die deze netwerken echt goed hebben bestudeerd pleiten bijna allemaal voor gecontroleerde regulering.’

Lees verder:




https://www.groene.nl/artikel/het-veelkoppige-monster-van-de-cocainehandel