Hoog spel in de Oost – De Groene Amsterdammer


Leef lang genoeg en steeds vaker zie je documentaires die voor anderen prehistorie zijn en voor jezelf actualiteit van ooit. Je was er toen al en had zomaar in beeld kunnen verschijnen. Het joch in de hongerwinter was jij qua kleding, kapsel en graatmagerte. In de Vietnam-demonstratie liep je zelf met je lange haar. Al zijn dat kind en die student inmiddels totale vreemden voor je. De Cuba-crisis zag je voorafgaand aan een speelfilm in de bioscoop dankzij Polygoon Journaal. Je kreeg er het bloemencorso bij. (Televisie was nog voor de happy few.) Dat het toen kantje boord was, kort na Nagasaki, wist je, maar voelde je niet, want nauwelijks te geloven. Zoals je de Russische aanval op Kyiv decennia later niet kon en wilde geloven – maar die werd ellendige werkelijkheid.

Tegenwoordig is dat bioscoop-Polygoon Fundgrube voor makers van ‘historische’ documentaires. Zoals Hoog spel in de Oost (BNNVARA). Over de pijnlijke periode waarin Nederland in Oost-Azië in twee hoofdstukken tot dekolonisatie werd gedwongen. Het eerste en grootste van 1945 tot ’49 waarin Nederland Poetin voorging in taalvervalsing door oorlog ‘politionele actie’ te noemen. Het kleinere door bij het afstand doen van Insulinde Nieuw-Guinea uit de boedel te lichten, om redenen van grondstoffen en prestige (Luns: ‘een volk zonder koloniën is een half volk’) en met morele verplichting jegens de bevolking als verlichtingsargument. Verplichting die kennelijk pas urgent werd toen het gebied naar een ander dreigde te gaan. Wat resulteerde in toenemende spanning tussen jong Indonesië en oud Nederland, met Boem Soekarno en Joseph Luns als markante aanvoerders. Over dat kleinere en veel minder bekende hoofdstuk gaat deze driedelige reeks. Waarbij ‘kleiner’ bepaald niet ‘minder gevaarlijk’ blijkt te zijn geweest – wat de student die ik in 1962 was niet besefte, ook al omdat nauwelijks iemand dat besefte.

© BNNVARA / De Haaien

Zelfs de bemanning van Hare Majesteits ‘Evertsen’, oude mannen als ik, talking heads, is zich pas kort bewust van het feit dat ze door het oog van de naald zijn gekropen. Verstopte Russische onderzeeërs lagen klaar met de officiële opdracht om op moment X het Hollandse fregat voor Nieuw Guinea’s zuidkust te torpederen, de Koude Oorlog in een Reële Derde Wereldoorlog veranderend met ons landje als katalysator. Het scheelde uiteindelijk maar een oogwenk. Directe familie dus van de haast gelijktijdige Cuba-crisis.

Er zijn volop redenen om deze productie aan te bevelen. De inhoud is opzienbarend. Het archiefmateriaal rijk en uniek (het Russische deel zelfs verbluffend). Verderop nog wat kanttekeningen, maar die doen niets af aan het inhoudelijk belang. Inhoud die me deels met gêne vervulde. Ik herinner me te veel een soort lacherigheid uit die periode. Om Luns die we een paljas vonden (je zou een boek kunnen vullen met Opland-prenten die de man meesterlijk typeerden, maar het gevaar van zo een clown drong toch te weinig door). Om achterhaalde koloniale ambities. Ik herinner me dat Ir. C.N. van Dis, fractieleider van de SGP in de Tweede Kamer, met brok in de keel protesteerde tegen en rouwde om het verlies van ‘de laatste parel aan onze Gordel van Smaragd‘. Ik herinner me dat Wim Kan in een conference een grap maakte over ‘vooraanstaande Papoea’s’, waarom hartelijk werd gelachen.

Misschien bedoelde hij het kritisch, omdat Luns cum suis schermden met zelfbeschikkingsrecht waar naartoe zou worden gewerkt, maar het gelach kwam toch vooral, lijkt me, omdat men vond dat Papoea’s wel letterlijk vooraan konden staan maar niet in de figuurlijke betekenis. Waar een grond van waarheid in zat (een, deels in Nederland opgeleide, intelligentsia, zoals Indonesië die had, kende Nieuw Guinea nauwelijks), maar het is ook pijnlijk als je net in deze documentaire de enige Papoea die je nog van naam kent, Nicolaas Jouwe, hebt gezien en gehoord. ‘Wij zijn geen Indonesiërs. Wij willen Soekarno noch Nederland.’ Zijn dochter Nancy, cultuursocioloog, is een voortreffelijke getuige door de reeks heen. Voor haar en de andere kinderen Jouwe was het geluid van de schrijfmachine waarop hij, in hun kleine Delftse woning, eindeloos stukken bleef tikken over Papoea-zelfbeschikking, toen die strijd definitief was verloren en hij als staatsvijand van Indonesië nooit meer terug kon, een dominante jeugdherinnering. Verwant aan de Zuid-Molukse tragedie.

© BNNVARA / De Haaien

Lacherigheid vergaat je ook als je je realiseert dat er een, historisch gezien kleine, maar voor betrokkenen levens-beïnvloedende guerrilla-oorlog is gevoerd. Waar de ene nu bejaarde Nederlandse soldaat en marinier goed doorheen kwam (soms met trots die pijnlijk aandoet), maar de andere beschadigd. Wat evenzeer moet gelden voor Indonesische jongens. (Een dienstplichtige kreeg van zijn sergeant een touw in de hand, waaraan een gewonde Indonesische parachutist vast zat. Sorry voor de formulering. Zo trokken ze met hun patrouille door het bergoerwoud, geleid door een Papoea-gids zonder wie ze hulpeloos waren. Opdracht: bij vlucht neerschieten. Hij zit er nog mee. Net als zijn gevangene, als die nog leeft. Gevangenen werden trouwens vaak juist niet gemaakt. ‘Ze hebben ze vermoord’, zegt een van de veteranen.)

Als Jacques de Kadt, Partij van de Arbeid, op het dieptepunt van de crisis zegt: ‘Voorkom dat Nederlandse soldaten worden opgeofferd voor prestige en waan’ (wat op kleine schaal al gebeurd was), dan gaat dat over mijn leeftijdgenoten, dienstplichtigen die geen uitstel vanwege studie hadden, zoals ik, en later niet met S5 werden afgekeurd. (Herman Vuysje: Wij waren geen soldaat).

Het lachen vergaat je totaal als je je realiseert dat de Papoea’s (geen ‘volk’ maar talloze stammen en talen) eerst slachtoffer werden van Nederlands kolonialisme, net als de Indonesiërs, maar minder object van het ‘beschavingsoffensief’ want minder ‘bruikbaar’. En tussen 1949 en 1962 wel vol in de aandacht als object van opvoeding tot autonomie (met één vlag die stammen moest verbinden, wat tegelijk zowel potsierlijk als tragisch is; met één staat plus verkiezingen), maar eindigend als wingewestbewoners van een genadeloos uitbuitend, onderdrukkend Indonesië. De reeks sluit af met de schatting van tussen honderdduizend en driehonderdduizend vermoorde Papoea’s, resultaat van een ‘stille genocide’. Het maakt dus toch uit of je van de hond of de kat gebeten wordt.

© BNNVARA / De Haaien

Al in het eerste deel valt je mond open als je hoort dat snotneuzen, net van de middelbare school, geworven werden voor een korte opleiding tot bestuursambtenaar in hoofdstad Hollandia. En dat dus een Hollandse jongen van twintig met een hbs-diploma districtshoofd werd van een gebied groter dan Brabant, Limburg en Zeeland opgeteld. Inwerken was er niet bij: zijn voorganger moest meteen mee terug met het vliegtuigje dat hem had gebracht. Nog bonter dan de carrièrestart van Eduard Douwes Dekker (naar wie een Indonesisch oorlogsschip blijkt genoemd!). In dat eerste deel blijkt al hoe geïsoleerd Nederland in de kwestie stond. Het troepentransportschip De Waterman mocht van Engeland niet door het Suezkanaal en moest via Panama. Dienstplichtigen vlogen in burger via Tokio, van elkaar niet wetend of die anderen ook… Later weigeren Australische havenarbeiders een Nederlands oorlogsschip aan te helpen meren. Enzovoort.
Uitgebreid zien we de succesvolle internationale lobby van Soekarno, van Washington tot Moskou waar tegenover wanhopig Luns-gespartel. Die krijgt geen gehoor bij de Amerikaanse minister van Buitenlandse Zaken Foster Dulles, maar liegt dat hij een schriftelijke toezegging voor militaire steun heeft (‘het vodje van Luns’). We zien een reeks betrokkenen voorbij komen. Bernhard als opponent van Luns (‘een volkomen dwaas’ noemde hij die, niet vanuit anti-imperialisme, maar omdat Shell en ander Nederlands bedrijfsleven schade ondervonden in Indonesië door toenemende vijandigheid). Robert Kennedy die naar Nederland kwam als nieuwe minister van Buitenlandse Zaken om te waarschuwen voor de Luns-lijn en, snotneus, eventjes te vertellen wat Nederland allemaal had misdaan en verzuimd. Marga Klompé wilde niet naar het diner te zijner ere (‘wat komt meneer hier doen?’) maar moest zelfs naast hem zitten. We zien Marilyn Monroe even passeren, als mogelijke kortstondige vlam van Soekarno (die in Moskou op erotisch terrein gecompromitteerd werd, maar niet chantabel bleek omdat hij lachend vaststelde dat beelden van zijn activiteiten in eigen land juist op bijval zouden rekenen).

En dan komt de climax in zicht, met een hoofdrol voor Moskou. Werkelijk, je gelooft ogen en oren niet. Dus gaat dat zien. Is het een volmaakt meesterstuk? Nee, dat vind ik niet. De rol van verteller Diederik van Vleuten is te groot, nadrukkelijk, schools, vol herhalingen alsof ons steeds ingepeperd moet hoe belangrijk het is wat we te zien en horen krijgen. Wat we maar al te goed begrijpen en wat haast averechts werkt. Alsof elke aflevering met Telegraaf-letters onder de aandacht moet komen. De Telegraaf die het veranderde standpunt van de PvdA over Nieuw-Guinea (Drees had achter de lijn-Luns gestaan, Burger was voor overdracht aan Indonesië) uiteraard bestempelde tot ‘landverraad’ (pikant, gezien recent verleden) en ‘gebral van nozems’.

Arme Luns. Als je naast Soekarno (die het conflict vooral ook gebruikte om via een externe vijand zijn in economische nood verkerende volk te verenigen) niet alleen de hele Derde Wereld (in termen van toen) maar ook nog eens zowel Washington als Moskou als de VN tegen je te krijgt, dan mag je een dapper klein volk met beschavingsmissie zijn, maar dan leg je het af. De ware slachtoffers leven in het westelijke deel van dat in 1824 door een absurde loodlijn tussen Nederland en Engeland verdeelde gigantische eiland. ‘Zie je nou wel?’ zou Luns kunnen zeggen.

Ten slotte iets anders: Polygoon en oude tv-beelden geven als bijvangst een prachtig beeld van mores in vervlogen tijden. The past is a foreign country: they do things differently there. Van kleding, kapsel, taalgebruik, uitspraak, nederige houding tegenover autoriteiten tot omgangsvormen en rolpatronen. Zoals in deel drie. Het gaat erom spannen in Nieuw-Guinea: steeds meer gelande parachutisten, dreiging van invasie vanaf zee. Een jonge Joop van Zijl doet straatinterviews met Nederlanders. ‘Gaat u evacueren?’ Een vrouw wil het nog even aanzien om gelijk met haar man te vertrekken. Hij snelt af op een man die met boodschappen een winkel uit komt. ‘Evacueren nog niet; ik heb wel mijn vrouw weggestuurd’. ‘Maar hoe knapt u dat nou zelf op? U moet helemaal voor het huishouden zorgen!‘ ‘Ja, we doen dat samen met een aantal kennissen die hun vrouwen ook wegstuurden. We doen samen de was in de wasmachine. ‘ Van Zijl lacht smakelijk: mannen die de was doen – gekker moet het kennelijk niet worden. Kort daarop wordt de hele Zuidkust ontruimd. Terwijl ze niet eens weten van die Russische onderzeeërs.

Foeke de Koe (regie), Diederik van Vleuten (verteller), Hoog spel in de Oost, BNNVARA, drie delen vanaf woensdag 23 augustus, NPO 2, 22.25 uur.



https://www.groene.nl/artikel/hoog-spel-in-de-oost