In de woestijn – De Groene Amsterdammer


Afrikaanse migranten in een park in de stad Sfax, in het zuiden van Tunesië, 21 juli

© Mohamed Messara / EPA / ANP

In drie dagen trok ze, met haar twee zoontjes van acht en drie en haar hoogzwangere buik, van Zouara aan de Libische kust, waar haar man gevangen was genomen, dwars door de woestijn naar de grens met Tunesië. Samen waren ze een jaar eerder van Nigeria naar Libië gevlucht. Blessing John (30) en haar kinderen bereikten het grensgebied met Tunesië. Ze hielden zich overdag schuil en slopen ’s nachts de grens over. Het was een heldere juninacht. Plotseling voelde ze een ruk en een duw. Haar ogen raakten verblind door schijnwerpers. Ze werden vastgegrepen, omlaag getrokken en pick-ups ingeduwd, herinnert ze zich. Toen de portieren weer open gingen, stond een groepje militairen hen op te wachten. ‘We kregen klappen. Ga terug naar Libië, schreeuwden ze. En hier met je geld, telefoons en papieren!’

Drie weken overleefden Blessing en haar jongens in de woestijn. Ze dronken water uit een oude put, sliepen in het zand, bleven uit de buurt van soldaten met hun stokken en geweren. Op een dag wisten ze te ontsnappen naar Medenine, Zuid-Tunesië. ‘Het was een stressvolle zwangerschap.’

Ik ontmoet Blessing – dun, smal gezicht, donkere krulletjes en wit T-shirt – op een snikhete juli-ochtend in de donkere vergaderzaal van de villa van de Enfant de La lune, in Medenine-Zuid. Hier worden een paar dagen per week haar kinderen opgevangen. De baby, een meisje met zwarte krulletjes van een maand oud, drinkt zoet aan haar borst. Blessing praat in korte, afgemeten zinnen. Ze vertelt over hoe ze het water uit de put zoveel mogelijk schoon maakte voor het te drinken, een schorpioenbeet overleefde, de klappen en vuistslagen van de militairen opving als ze om water vroeg. Op een dag bracht een Tunesiër ze naar het onopvallende witte gebouw met grijze luiken van het IOM, een internationale migratie-organisatie aan de Route de Djerba.

Het verhaal van Blessing was onopgemerkt gebleven als twaalfhonderd zwarte migranten door de Tunesische autoriteiten waren opgepakt en achtergelaten in de grensgebieden met Tunesië en Algerije. En als de Libiërs tussen de tientallen uitgedroogde lichamen niet de verstrengelde lichamen van Matyla Dosso (30) uit Ivoorkust en haar dochtertje Marie (6) hadden gevonden en de foto hadden doorgespeeld naar nieuwszender Al-Jazeera. ‘Ze lagen in exact dezelfde positie waarin ze soms sliepen’, zei Mbenge Crepin, de weduwnaar van Matyla Dosso, tegen de VRT.

Achter zijn houten bureau bij het open keukentje van de vergaderzaal van Enfants de La Lune laat Abdallah Said, de directeur van de organisatie die zich inzet voor zwarte migranten, de foto van Matylla en Marie op zijn telefoon zien. ‘Het went nooit. Ik herinner me ook drie Soedanezen in Medenine. Op klaarlichte dag opgepakt en niets meer van vernomen.’

De uitzettingen van migranten naar de militaire bufferzone bij buurland Libië zijn volgens Said een stokoude praktijk. ‘Sommigen raken vermist, anderen weten te ontsnappen naar Libië, en ze belanden regelmatig in Medenine of omgeving. Vaak vinden ze iemand die hen mee wil nemen.’

Dat overkwam ook Joy Ogieva (31). De Nigeriaanse komt in 2021 aan in het Libische Zouara, bekend als vertrekplaats van mensensmokkelbootjes. Zij en haar man vinden werk en kunnen wat geld opzij zetten. Te midden van de chaos en elkaar bevechtende milities belandt het echtpaar in de gevangenis. Als zij na twee maanden thuiskomen, ‘zitten er scherpschutters op het dak’, vertelt Joy.

Ze besluiten naar Tunesië te gaan. ‘Een gevaarlijke route’, zegt Joy. ‘Niet iedereen overleeft het. Je moet vooral de zee volgen.’ Het stel bereikte Tunesië. Op een dag worden ze opgepakt door soldaten met een grote pick-uptruck. Samen met andere migranten worden ze op het strand uitgeladen. ‘Soldaten sloegen ons met stokken. Bij vrouwen zaten ze aan hun geslachtsdelen. Wie geld had, moest het afgeven. Onze telefoons trapten ze op de grond kapot. God heeft ons gered.’

In 2019 verspreidde mensenrechtenplatform FTDES via de sociale media een video van 36 Ivorianen, uitgeput, om hulp smekend en biddend in de woestijn bij de Libische grens. Alleen de Franse media namen het over. Daarna nam de belangstelling af. ‘Militairen nemen telefoons af en migranten hebben vaak meer contacten in Libië dan in Tunesië’, geeft Said als verklaring. Medenine is ook ver weg voor journalisten in de hoofdstad Tunis.

‘Verschrikkelijk en onaanvaardbaar”, reageerde de Belgische staatssecretaris voor Asiel en Migratie Nicole De Moor eind juli op de foto van de overleden Matyla en Marie. Verontwaardigd vroeg ze de Europese Commissie in een brief om het respect voor mensenrechten nauwlettend in de gaten te houden bij de uitvoering van de EU-deal met Tunesië. Toch gaat het Tunesisch-Europese akkoord over het tegenhouden van migranten wat haar betreft zeker door. ‘Migratie beheren kun je niet alleen’, geeft ze als reden. Daarvoor moet je samenwerken met buurlanden. We kunnen het ons niet permitteren om de landen los te laten waar mensen in bootjes stappen en mensensmokkelaars grof geld aan hen verdienen.’

Daarmee worden niet alleen de mensenrechten opgeofferd, vindt Amine Ghali, directeur van het Kawakibi Democracy Transition Center, maar ook de Tunesische democratie. ‘Niets, nada, hoorden we van de EU toen president Kais Saied in 2021 met zijn staatsgreep onze democratie vernietigde’, zegt hij. Tot zijn verbazing, want na de revolutie van 2011 sloten de EU met Tunesië een geprivilegieerd partnerschap met het idee ‘de ontwikkeling van een echte democratie’ te ondersteunen. ‘Die Europese uitgaven waren nuttig’, vindt Ghali. ‘Onafhankelijke verkiezingen en een sterk maatschappelijk middenveld werden ermee gesteund. Maar sinds de staatsgreep is daar niets van over. De EU had écht kunnen helpen om onze democratie te redden. Maar laat alles lopen uit angst dat Saied stopt mee te werken aan het tegenhouden van migranten.’

Het gevolg: Tunesië haalt dit jaar zijn buurland Libië in als belangrijkste vertrekland van smokkelboten. Vanaf het begin van het jaar tot 4 juli bereikten ten minste 34.761 de migranten de Italiaanse kust via de Tunesische stranden. Een stijging van 455 procent ten opzichte van dezelfde periode vorig jaar.

Blessing en Joy kunnen nog terecht in het opvangcentrum van het IOM in Medenine. ‘Matrassen op de grond. Tien personen per kamer’, vertelt Blessing. Nu ontvangt ze nog elke week een ticket, een soort voedselbon van dertig dinar, ongeveer negen euro. In te wisselen bij de Monoprix, een supermarkt op drie kilometer afstand van de opvang. Maar na twee maanden krijgt ze alleen nog bonnen voor de kinderen (mannen hebben er sowieso geen recht op). ‘Ik werk af en toe in de huishouding of we moeten bedelen’, zegt Joy, wier recht al verlopen is.

Puur een kwestie van prioriteiten, analyseert Abdellah Said het beleid. ‘Het IOM en de UNHCR zitten hier al jaren, maar ze krijgen veel te weinig geld van hun internationale donoren. De regio Noord-Afrika is gewoon niet belangrijk genoeg. Kijk naar wat er in Oekraïne ineens allemaal mogelijk was na het uitbreken van de oorlog met Rusland. Tunesië heeft geen asielwet en zorgt niet voor opvang en deze organisaties zetten vluchtelingen na verloop van tijd gewoon op straat.’



https://www.groene.nl/artikel/in-de-woestijn