© Telefilm
In recensies van BNNVARA-serie Santos is vaak de veelkleurigheid, het ‘lekker diverse karakter’ geprezen. Ook door mij. Regisseur Giancarlo Sánchez vindt dat ‘het allersaaiste gesprek om te voeren’ (de Volkskrant). Daar sta je dan met je goeie politiek correcte gedrag oude stijl (in de nieuwe staat ‘de Nederlander van vreemde smetten vrij’ weer op één). Sánchez wil gewoon spannende verhalen vertellen en alleen geprezen worden om goed drama – dat zich dan wel afspeelt in een andere arena dan die van, pakweg, Oogappels of Maud en Babs. En daar loopt nou eenmaal ander volk rond, dat lang überhaupt onzichtbaar was. Ik begrijp hem, maar dat veelkleurigheid ook op zichzelf het nastreven waard is, blijft overeind: zo niet een artistieke kwaliteit dan toch een maatschappelijke. Sánchez zal dus jaargang 2024 van Telefilm, met als noemer ‘cultureel diverse verhalen’, niet bejubelen – althans niet om de georganiseerde diversiteit, die niet alleen cultureel van aard is, maar ook letterlijk meerdere (huids)kleuren heeft.
Zes speelfilms, met en voor televisie gemaakt. Voor relatief weinig geld en in weinig draaidagen wat, in sterrenwaardering gesproken, toch gauw één tot anderhalve ster kost, waarvoor de makers nauwelijks verantwoordelijk zijn. Wat niets afdoet aan het belang van het instituut dat kansen, ervaring, continuïteit en werkgelegenheid in alle departementen van film- en tv-industrie biedt. Zes dus: 1) roadmovie van een Marokkaans-Nederlandse familie; 2) gijzeling in museum door multiculti-gezelschap; 3) Molukse vader laat stadse dubbelbloed-tienerdochter kennismaken met familie en tradities in provinciale Molukse wijk; 4) restaurantdrama van een Chinees-Indische familie; 5) thriller: gevluchte Ghanese familie in Hollandse woonwijk; 6) Marokkaans-Nederlandse jongen die acteercarrière nastreeft, wat hem met heuse misdaad in contact brengt.
Waarom geen Turken? Geen idee. Die zijn er volop in acteurs- en makerskringen, maar het hoeft natuurlijk ook geen complete afvinkoefening te worden. Dat het de opdrachtgevers (NPO, CoBO, afzonderlijke omroepen) vooral om ‘kleur’ gaat, blijkt al uit het feit dat verreweg ‘onze’ grootste migrantengroep Europees is – Duitsers, Britten, Belgen, Fransen, Spanjaarden, Italianen et cetera, die je zelden in drama ziet. Zonder meer positief is dat er, meer nog dan in andere Telefilmjaren, relatief of zelfs totaal onbekende acteurs meedoen, van wie een deel een aanwinst blijkt. Onderstaand iets over de eerste drie producties.
© Telefilm
Triq Salama
Najib Amhali (regie); Sofie Tseng (scenario, naar een verhaal van Nora Akachar)
Inderdaad: het filmregiedebuut van cabaretier en acteur Najib Amhali. Roadmovie. Die heb je in soorten, maten en gehaltes van ernst en luim. Zoals te verwachten bij deze regisseur is dit overwegend comedy, soms zelfs klucht, maar al sinds mensenheugenis betekent blijspel lachen om minder of meer onaangenaam menselijk tekort, moedwil en misverstand. Dus generatieconflict, bonje over genderrollen, ouderlijke of vrije partnerkeuze, traditie versus moderniteit, streng tegen liberaal religieus, jaloezie, verraad. Dat alles hier binnen een Marokkaans gezin: middelbare ouders en hun vier jongvolwassen kinderen (twee vrouw, twee man) die eerder minder dan meer soepel met het leven en elkaar omgaan. Dat alles tijdens de traditionele vakantiereis naar het ouderlijk land van herkomst. Met als eerste spanningsveld alleen al de vraag: hoe gaan we? Oudste zoon wil eindelijk af van de eindeloze reis in het gammele busje van pa, bomvol met bagage, cadeaus en handelswaar, waardoor de zes op elkaars lip zitten. Dus koopt hij, zonder overleg, vliegtickets (die hij helemaal niet betalen kan, maar hij wil zich succesvoller voordoen dan hij is), wat prompt voor fikse bonje zorgt. Vader woedend (‘zijn jullie soms te goed voor wat altijd goed genoeg, nee, heerlijk was?’), moeder lyrisch (zoals ze dat is over alles wat die oogappel doet). Normaal gesproken wint moeder altijd, maar gelukkig voor drama en kijkers persen ze zich toch in het overjarige vehikel. En dan worden ze nog, zij het goedaardig, achtervolgd ook. Never a dull moment onderweg.
Hoofdlijn: ene dochter heeft een geheime vrijer: haar collega in de sociale hulpverlening. Die twee willen trouwen, maar ze heeft haar kandidaat nog niet durven inbrengen uit angst voor moeders genadeloos oordeel. Terwijl het toch geen kaaskop maar een nette jongen uit de eigen ouderlijke Maghreb-streek betreft die dezelfde hbo-opleiding moet hebben gedaan. Hij vindt dat voorstellen en verloven er eindelijk van moeten komen. En hij heeft zijn ouders wél achter zich. Hoe meer we moeder leren kennen, hoe beter we de angst van dochter begrijpen. En dan blijkt er ook nog een oude vete tussen de families te zijn waar de geliefden niet van weten. Wat dochter ook probeert om ma gunstig te stemmen (uitgebreid koken voor onderweg bijvoorbeeld, wat ze als studieus type eigenlijk nooit heeft geleerd), het wordt bikkelhard genegeerd. Haar zus kijkt cynisch naar de vernederende bochten waarin de trouwlustige zich wringt: zelf heeft ze moeder allang opgegeven: ‘Daar valt voor ons, meiden, niets te halen. Alles draait om zoonlief.’ Die zus heeft weer andere issues, psychische problemen, wat cultureel gevoelig ligt. Moeder speelt de meiden tegen elkaar uit. Ook de jongste zoon die het, vrolijk en wel, in vroomheid en gebed zoekt, dingt naar haar gunst.
Dat de houding van moeder uiteindelijk enigszins verklaard wordt (zij het behoorlijk ongeloofwaardig), maakt haar uiteindelijk toch te weinig driedimensionaal. Terwijl zich ook wel erg veel onwaarschijnlijkheden in plotwending en psychologie voordoen. Maar het is in essentie comedy, culminerend in feel good, en wat ‘om te lachen’ is, verschilt ongetwijfeld per kijker en kijkersgroep. Zo vermoed ik dat als de film een flinke groep polder-Marokkaanse kijkers weet te trekken, die er volop plezier aan beleeft. Al was het alleen maar door herkenning. (Als de moederrol breed herkend wordt lijkt dat me zorgelijk.) Mijn overtuiging dat juist in het specifieke het universele naar voren kan komen wordt hier deels wel, deels niet bewezen. Maar de rol van een onbeschaafde Vlaamse backpacker onderweg is zelfs de klucht te ver voorbij. Wel heel leuk om als acteurs niet the usual Moroccon suspects te zien, van wie sommige veelbelovend.
© Telefilm
De Vaandeldrager Vijf
Joost van Hezik (regie); Joost van Hezik en Shariff Nasr (scenario)
Het gebeurt zelden dat actualiteit, documentaire en pure fictie zo dicht langs elkaar scheren. Dat is op zichzelf niet de reden dat ik dit de interessantste productie van het eerste trio vind. Het woord ‘vaandeldrager’ zet de lezer waarschijnlijk op een spoor: inderdaad, het gelijknamige (zelf)portret van Rembrandt. Dat een rib uit het lijf van staatskas en Vereniging Rembrandt kostte. ‘In het pak genaaid door de erven Rothschild’, volgens sommigen. Een niet te missen buitenkans voor de ‘collectie Nederland’ volgens de Rijksmuseumdirecteur; een overbodige toevoeging volgens weer anderen. Oeke Hoogendijk maakte een aanbevolen documentair portret van die Vereniging, waarin dat kunstwerk uitgebreid aan bod kwam. Zij observeerde, wilde desgevraagd geen kant kiezen in de botsende meningen over artistieke kwaliteit én het al dan niet verantwoord zijn van die smak geld voor oude kunst in tijden van ernstige tekorten voor nieuwe kunst; én, pijnlijker nog, door de overheid gegenereerde misstanden in de sociale sector die uitgerekend de zwaksten troffen. Hoogendijks goed recht. Maar de Telefilmmakers kiezen nou juist wel partij en dat van dik hout: de ‘criminele bende’ die ze de ‘Vaandeldrager Vijf’ noemen, gijzelt het Heilige Schilderij in de Heilige Kunsthallen, het Rijksmuseum zelf, op de dag dat de aanwinst trots wordt gepresenteerd door de (vrouwelijke) directeur. Wat dit letterlijk veelkleurige gezelschapje (dat zich met moeite en leugens naar binnen dringt) bindt, wordt al snel duidelijk: zij zijn, respectievelijk komen op voor slachtoffers van het reëel bestaande toeslagenschandaal. Gevolg van een doorgedraaid, op de onderbuik gebaseerd fraudebestrijdingsbeleid en dubieuze algoritmen, waar Henk Kamp voor de parlementaire enquêtecommissie ijzerenheinig en zonder schaamte of schuld op terugkeek (zijn benoeming tot VVD-erelid was de dikste opgestoken middelvinger van die partij ooit, die PVV, BBB en NSC geen windeieren zal hebben gelegd).
Ook deze film is deels klucht. De personages uitvergrotingen (neerbuigende museumdirecteur met pijnlijk welkomstwoord; staatssecretaris die van z’n leven nog niet in het Rijks is geweest en walgt van zure linkse deug- en kunstwijven; en die de directeurstoespraak afkapt omdat zijn aanwezigheid anders het eerstvolgende Journaal niet haalt; de ‘bende’ die niet op de gastenlijst staat maar zich naar binnen bluft en behoorlijk displaced op de voorste rij belandt die in hoge kunstkringen juist spierwit sjiek is (twee van hen hebben verre roots ten Zuiden van de Sahara, van wie de man, in rolstoel, niet kan horen en spreken en louter in gebarentaal communiceert); de gijzeling van het schilderij, en onbedoeld ook mensen, is een behoorlijk klunzige aangelegenheid enz. enz. De situatie escaleert: autoriteiten en politie komen tegenover demonstrerende sympathisanten van de gijzelnemers te staan op het Museumplein. Het loopt volstrekt uit de klauwen. Maar onder die klucht ligt een bitter reëel fundament: de eis van de Bende is dat een moeder herenigd zal worden met haar dochtertje dat ze door de toeslagenaffaire is kwijtgeraakt. We weten hoeveel mensen dat is overkomen en dat de schade eigenlijk onherstelbaar is. En tot mijn verbazing raakte ik werkelijk ontroerd toen duidelijk werd wat de drijfveren van de gijzelingsleider met Marokkaanse roots bleken. Oftewel kolder en bittere ernst.
Nee, niet alles is even sterk in uitwerking van personages, geloofwaardigheid, spel in de breedte. Toch overwint in mijn ogen de kracht van het fundament in script en uitwerking ervan. De woede onder de lach. Het absurdisme. Met knap gebruikte accordeonmuziek zoals die in de onderdoorgang van het Rijks soms echt te horen is. Met plotse onderbrekingen van de vertelling door fameuze schilderijen uit de collectie (denk aan de dreigende zwaan van Asselijn). Met geestige dialogen. Met een paar mooie acteurs, onder wie Malou Gorter als directeur, Bas Keijzer als politieonderhandelaar en bovenal Sabri Saddik als beveiliger/bendeleider.
© Telefilm
Pulang
Martin Schwab (regie); Raoul Groothuizen (scenario)
Man en veertienjarige dochter in auto onderweg naar oma en opa. Leuk, toch? Niet bepaald: dochter vol puberchagrijn. ‘Weten ze dat we komen?’ ‘Ja, ze zijn helemaal blij. Wel U zeggen straks’. Hij liegt, zoals hij voortdurend tegen haar zal blijven liegen: hij heeft ze niet eens gebeld. Dat ‘u zeggen’ verraadt dat er niet of nauwelijks contact is geweest tussen de generaties. Opa slaat prompt de deur voor zoons neus dicht. Zoon is lang geleden naar Amsterdam vertrokken en heeft het contact met familie, vrienden, wijk verbroken. Dat hij daar met een ‘blanda’ leefde en zijn dochter dus cultureel meer Mokums dan Moluks is, maakt ook dat hij niet als de verloren zoon wordt binnengehaald. Hij wil dat zijn dochter daar de Molukse cultuur en tradities leert kennen, maar dat hij door een scheiding geen eigen plek meer heeft en onder dak moet zien te komen, speelt een minstens zo grote rol.
Het lijkt tamelijk voorspelbaar: opa star en onverzoenlijk, oma milder en wijzer en blij met kleindochter. Er is uiteraard niet alleen de pijn van een gezinsverleden, maar ook die van het verraad, de Molukse gemeenschap door Nederland aangedaan. En de gekwetste trots. Maar beetje bij beetje komt er ook toenadering. Toch, dit is bepaald geen comedy en dan leidt overdrijving al gauw tot nadrukkelijk- en ongeloofwaardigheid. Die zit vooral in de mannelijke hoofdpersoon. Muzikant, mooiboy, charmeur. Hij moet toch weten dat je niet zomaar ongestraft een familie plus een hele, gesloten gemeenschap binnen kunt vallen die je decennia geleden ostentatief de rug hebt toegekeerd. Daarbij niet alleen de heilige adat schendend maar op elementair menselijk vlak ook, nee, zelfs je beste vrienden schofferend. Kijk hem, zwaaiend naar iedereen, binnenrijden als de gebraden haan. Ik geef toe: zonder die gigantische plaat voor zijn kop, die lang dominant blijft, hadden we dit drama niet gehad, want dan was hij meteen vertrokken. Nu komt hij toch huis, familie en gemeenschap binnen en gaat hij de confrontatie aan met wie ooit zijn beste vriend was. Tot knokkens aan toe. Daardoor leren we langzaam over gewoonten, gebruiken, normen, waarden. Zoals die toen (het speelt in 2002) nog sterker golden dan nu.
Tegenover die tweedimensionaliteit staat een fraaie, genuanceerde rol van oma. En een prachtrol van het meisje, die het kijken toch de moeite waard maakt. Natuurlijk moet je soms ook wíllen geloven in hún gedrag, gevoelens en beslissingen. Dat de Amsterdamse tiener Molukse cultuur niet alleen leert kennen en begrijpen maar ook waarderen en deels omarmen, is natuurlijk onderdeel van een ‘programma’. Maar zo voorspelbaar als dat proces lijkt, zo verrassend is toch de nuancering in vertelling en boodschap. Het meisje leert onbekende waarden en de kracht daarvan kennen, maar houdt een scherp oog voor het menselijk tekort in alle geledingen, culturen, kleuren. Je zou kunnen zeggen: ze verloochent haar moeder (die we niet te zien krijgen) niet. Zonder dat ze een kleffe Heilige wordt. Joy Esschendal speelt haar.
Kijktijden
Triq Salama, EO, donderdag 18 januari, NPO 2, 20.30 uur
De Vaandeldrager Vijf, KRO-NCRV, donderdag 25 januari, NPO 2, 20.30 uur
Pulang, BNNVARA, donderdag 1 februari, NPO 2, 20.30 uur