Een week voor de aanval op het Zevendedags-Adventistencomplexkwamen de eerste Tutsi-vluchtelingen al aan in de westelijk-Rwandese stad Kibuye. Op het terrein liggen een kerk, een ziekenhuis van twee verdiepingen en een middelbare school voor jongens en meisjes. Die gebouwen zouden hen, hoopten de Tutsi’s, beschutten tegen de Hutu’s. In 1994 was het geweld tussen de twee volkeren in Rwanda opgelaaid – dat wil zeggen: Hutu-milities joegen op Tutsi’s en vermoordden hen. Vroeg in de ochtend van zaterdag 16 april 1994 drongen Hutu’s het complex in Kibuye binnen. Ze wierpen granaten en traangas in de gebouwen waar de Tutsi’s verstopt zaten. Ze schoten op hen en gingen ze te lijf met machetes en knuppels. De ongewapende mannen, vrouwen en kinderen probeerden zichzelf tevergeefs te verdedigen met stenen. Pas toen de zon al weer onder was, stopte het geweld.
Hoeveel doden er die dag vielen, is nog altijd onduidelijk; de schattingen lopen uiteen van een paar honderd tot vijfduizend. Drie maanden later, in juli 1994, was de Rwandese genocide uitgewoed en bleken achthonderdduizend tot een miljoen Tutsi’s in het land te zijn vermoord. Toen Tutsi-rebellen de macht grepen en een nieuwe regering installeerden, begon de zoektocht naar de daders. Eerst lokaal, met veroordelingen in Gacaca-volksrechtbanken, daarna internationaal, voor het Rwanda-tribunaal in het naburige Tanzania, dat direct na de genocide was opgericht. Er waren ook rechtszaken in andere landen; veel Rwandese Hutu’s waren naar het buitenland gevlucht. Een van hen werd in Nederland teruggevonden: Joseph Mpambara, die in 1998 het land was binnengekomen. In 2006 werd hij beschuldigd van betrokkenheid bij de aanslag op het Zevendedags-Adventistencomplex. In 2011 veroordeelde het gerechtshof in Den Haag hem tot een levenslange gevangenisstraf.
De vermeende daders van de moordpartij op het Adventistencomplex hadden zich over de hele wereld genesteld. Verscheidene verdachten werden berecht door het Rwanda-tribunaal in Arusha, Tanzania. In de Verenigde Staten boog de rechter zich in 2003 over een asielaanvraag waarbij genocideverdenkingen een rol speelden. In Canada liep een proces ongeveer gelijk met dat in Nederland. In de Canadese zaak, waar Jacques Mungwarere terechtstond, werden veertien dezelfde getuigen opgevoerd als in de zaak tegen Mpambara in Nederland. Maar terwijl de rechter in Den Haag de getuigenissen geloofwaardig genoeg vond, werden zes getuigen in Ontario al vóór de rechtszaak van de lijst afgevoerd omdat ze onbetrouwbaar werden geacht. Tijdens de zitting werden nog eens vijf getuigenissen afgewezen dan wel ingetrokken. En de overige drie getuigen bekenden daar ineens dat zij al die tijd hadden gelogen. Daarop getuigden ze voor de zaak van de verdediging. Jacques Mungwarere werd in 2013 vrijgesproken wegens gebrek aan bewijs.
De veertien overlappende getuigenissen en de vrijspraak in de Canadese zaak zijn ‘nieuwe feiten’ in de zaak tegen Mpambara, vindt voormalig advocaat Caroline Buisman. Ze diende een herzieningsverzoek in bij de Adviescommissie Afgesloten Strafzaken (ACAS). Binnenkort neemt die een besluit over de vraag of de zaak-Mpambara moet worden heropend.
Advocaat Geert-Jan Knoops, die regelmatig herzieningsverzoeken behandelt met het Knoops Innocence Project, heeft de zaak overgenomen van Buisman. Hij laat weten dat de ACAS zijn kantoor intussen een voorlopig advies heeft opgestuurd, dat hem ‘reden geeft optimistisch te zijn’. Buisman, die het advies ook heeft gezien, is eveneens optimistisch.
Een zaak als deze was ‘geen alledaagse in de praktijk van de Nederlandse strafrechter,’ zeiden de rechters van het Hof al in de inleiding van hun vonnis. Vooral vanwege de tijdsspanne: het heeft jaren gekost om de getuigen zorgvuldig, ter plaatse en in hun eigen taal te bevragen. En nu wordt er toch weer aan getwijfeld.
Het was getuige TIP-112 die nog tijdens de onderzoeksfase aan de Canadese politie bekende te hebben gelogen. TIP-112 had tijdens zijn verhoor in 2011 gezegd dat ‘alles onwaar was wat hij had gezegd over de beschuldigde’ – Jacques Mungwarere – en dat hij ‘beschuldigingen tegen hem verzon’. Samen met twee andere getuigen, TIP-111 en TIP-117, loog hij bijvoorbeeld dat Mungwarere tijdens de moordpartij in het Zevendedag-Adventistencomplex iemand had verkracht in het ziekenhuis. De Canadese rechter wees de ene na de andere onsamenhangende getuige van de aanklager af. De bekentenis van TIP-112 vond zij daarentegen ‘zeer geloofwaardig’.
TIP-112 verklaarde ook waaróm hij had gelogen. De voornaamste reden: ‘wraak.’ Bij de aanval op het Adventistencomplex verloor hij zijn vader, moeder, jongste broer en neven. Hij ontkwam door zich op het dak van een van de gebouwen te verstoppen en bij het vallen van de avond te vluchten. Hij had willen bijdragen aan de veroordeling van Hutu’s, de verantwoordelijken, ook als hij niet daadwerkelijk specifieke daders had gezien.
De getuigenis van TIP-111 onthulde nog een andere reden voor het liegen: hij had eigenlijk niet tegen Mungwarere willen getuigen, maar hij ‘was bang voor Vincent’ en daarom deed hij het toch. Met ‘Vincent’ wordt mede-getuige Vincent Usabyimfura bedoeld, die in het Canadese vonnis vaker wordt genoemd als aanjager van de samenzwering van leugenaars. TIP-111 voelde zich door hem onder druk gezet.
Volgens advocaat Caroline Buisman heeft Vincent Usabyimfura zich niet alleen met de samenzwering tegen Mungwarere bemoeid. Hij duikt ook op in de zaken die in de Verenigde Staten en bij het Rwanda-tribunaal speelden. Steeds verschijnt hij in gezelschap van hetzelfde groepje getuigen, onder wie ook TIP-112, TIP-111 en TIP-117. Zo kwam Buisman hem ook tegen in de Nederlandse zaak tegen Joseph Mpambara. Usabyimfura zou in al die zaken valse getuigenissen hebben verzameld, valse getuigen op onderzoeksrechters hebben afgestuurd, en steeds over die ene moordpartij, bij het Adventistencomplex.
Philippe Larochelle, de Canadese advocaat van Mungwarere, is er ook van overtuigd dat er een complot is met Vincent als spil. Larochelle werkt nu aan twee herzieningen van zaken bij het Rwanda-tribunaal. ‘De zaak-Mpambara is internationaal de derde uitspraak die tot stand kwam met dezelfde groep getuigen aan wier verklaringen getwijfeld wordt. Dat is geen toeval meer.’ In haar herzieningsverzoek schreef Caroline Buisman dat, als die getuigen ‘bereid zijn om valse verklaringen af te leggen in de Canadese zaak, het risico aanzienlijk is dat ze die bereidheid ook in andere zaken hadden’.
Waarom was Usabyimfura zo actief in het organiseren van een leugencampagne? Deed hij het uit overtuiging? Uit wraakzucht? Voor een beloning? Omdat hijzelf niet terecht heeft gestaan, kunnen de betrokken advocaten daar geen eenduidig antwoord op geven. Alleen dat laat al zien hoe ingewikkeld het is om te reconstrueren wat zich in april 1994 op en rond het Adventistencomplex heeft afgespeeld.
© Sven Torfinn / Panos Pictures / ANP
Een Nederlandse onderzoekscommissie reisde tussen 2006 en 2010 zeven keer af naar Rwanda, om er getuigen te verhoren en bewijs te toetsen onder leiding van rechter-commissaris Martin Witteveen. De eerste advocaat van Mpambara, de voorganger van Buisman, was daar ook bij. In aanwezigheid van Witteveen kreeg hij de gelegenheid om getuigen zelf te bevragen. In eerste aanleg, bij de Haagse rechtbank, werd Joseph Mpambara niet veroordeeld voor betrokkenheid bij de aanval op het Adventistencomplex; de rechter vond het bewijs niet sterk genoeg. Wel kreeg hij twintig jaar gevangenisstraf voor twee andere feiten.
In hoger beroep zou het Hof de aanslag op het Adventistencomplex opnieuw bekijken en Witteveen keerde terug naar Rwanda om aanvullende getuigen te horen. ‘In mijn herinnering waren het er tien tot vijftien,’ zegt Witteveen nu. Ten minste zes van deze aanvullende getuigen speelden geen rol in de Canadese zaak, staat in het herzieningsverzoek van Buisman. Het Hof achtte op basis van de getuigenverklaringen bewezen dat Mpambara op het complex ‘ongewapende vluchtelingen heeft aangevallen, zwaar heeft verwond, heeft doodgeschoten en doodgehakt met vuurwapens, machetes, knuppels en granaten’. De straf ging van twintig jaar naar levenslang.
Hoe valt het verschil tussen de oordelen van de Canadese en de Nederlandse rechter te verklaren? Hoe kan het dat getuigenissen die in Canada als onbetrouwbaar werden beoordeeld in Nederland de doorslag gaven bij een veroordeling? Als rechter-commissaris heeft Witteveen directe kennis van de Nederlandse strafzaken tegen Rwandese genocideverdachten. Hij wordt in vergelijkbare zaken in onder meer Groot-Brittannië regelmatig opgevoerd als Rwanda-deskundige. Het Nederlandse ministerie van Buitenlandse Zaken stuurde hem in 2014 naar het Rwandese Openbaar Ministerie om dat te adviseren over hun genocidezaken. Hij vindt het ‘moeilijk in te schatten’ of de ACAS zal adviseren dat de zaak-Mpambara moet worden herzien. ‘Naar mijn idee heeft de Canadese zaak niet zo veel invloed.’
‘Getuigen zijn de minst betrouwbare bronnen die we hebben’
Witteveen beschrijft in detail hoe hij als rechter-commissaris de getuigen in Mpambara’s zaak heeft ondervraagd. ‘Ik heb de getuigen volgens een professionele standaard verhoord. Aan het begin van het verhoor vertelde ik niet dat ik hen over hem sprak. Ik vroeg eerst wat ze hadden meegemaakt in die eerste weken van de genocide, zij begonnen te vertellen. Af en toe stelde ik een vraag, altijd open. Wie herkende je als de aanvallers? Ze begonnen namen te noemen en ergens in het rijtje kwam Mpambara steeds weer langs. Altijd op een natuurlijke manier. Soms kwamen ze na de lunch terug in het verhoor, dan was ze toch nog een naam te binnen geschoten: de zijne.’
Advocaten die met hem hebben gewerkt noemen Witteveen een uitzonderlijk ondernemende rechter-commissaris. Tamara Buruma maakte hem in meerdere internationale strafzaken mee. ‘Andere rechter-commissarissen geven minder ruimte aan de advocaat voor eigen verhoren,’ zegt ze. En ze zullen minder snel een reis naar het buitenland organiseren. ‘Anderen vinden het vaak gedoe, reizen voor verhoren.’
Witteveen zegt dat hij als direct betrokkene weliswaar ‘bevooroordeeld’ is, maar hij heeft niet getwijfeld aan de geloofwaardigheid van ook maar een enkele getuige die hij heeft gehoord. Als er verschillen waren in hun getuigenissen tegenover hem en eerdere verklaringen die hij gelezen had, konden ze die verklaren. Waarom ze Mpambara niet eerder hadden genoemd, bijvoorbeeld. ‘Dan zeiden ze dat onderzoekers van het Rwanda-tribunaal hen niet in algemene zin naar namen hadden gevraagd. Of dat ze een rijtje opnoemden en dat de onderzoekers zeiden: “Dat is wel genoeg.”’ Na zijn verhoren bleek dat er één of twee getuigen bij zaten die geen overtuigende verklaring hadden afgelegd. Logisch dat hun getuigenissen dus ook niet op de zitting werden toegelaten, vond hij. ‘Maar dan bleven er nog veel over.’ Het is ‘onbestaanbaar dat ze echt allemaal met elkaar hebben afgesproken te liegen,’ vindt Witteveen. ‘Daar geloof ik niet in. Maar uiteindelijk is het oordeel aan de zittingsrechter.’
Dat Rwandese getuigen in het algemeen regelmatig hebben gelogen is ‘geen geheim,’ zegt Witteveen. Na de veroordeling van Mpambara hoorde Witteveen dat TIP-112, die als getuige in het Nederlandse proces optrad, in Canada had bekend dat hij samen met anderen onware verklaringen had afgelegd over Mungwarere. ‘Maar dáárom heeft de Nederlandse rechter de lat ook zo hoog gelegd.’ De derde getuige die voor de Canadese rechter erkende dat hij een valse getuigenis had afgelegd, zei daarbij dat hij over Mungwarere had gelogen, maar dat hij de waarheid had gesproken over Mpambara.
In het vonnis over Mungwarere wordt gesteld dat Joseph Mpambara een ‘genocideleider’ was, samen met zijn broer. Dat staat vermeld bij de zogeheten ‘onbetwiste feiten’, waaraan beide partijen zich voor het proces committeren. Buisman onderstreept dat in de Canadese rechtszaak geen onderzoek is gedaan naar Mpambara. ‘Voor de advocaten van Mungwarere was de betrokkenheid van Mpambara van geen belang. Daarom hebben zij dat ook niet weersproken.’ Ook Witteveen ziet dat de Canadese rechter niet ‘specifiek’ ingaat op wat Mpambara zou hebben gedaan.
De Canadese advocaat Philippe Larochelle zegt dat hij nog regelmatig contact heeft met TIP-112, de getuige die de samenzwering bekende. Hij draait zijn telefoon om, die op tafel ligt naast zijn glas bier, en haalt hun WhatsApp-gesprek erbij. Dat TIP-112 zou hebben gelogen over het liegen, kan Larochelle zich niet voorstellen. ‘Het is veel te gevaarlijk om zo’n bekentenis te doen terwijl je nog ín Rwanda bent.’ Valse beschuldigingen erkennen staat ongeveer gelijk aan ontkennen van de genocide, zegt hij. TIP-112 is nu op de vlucht, hij is ondergedoken. Ook Caroline Buisman vindt het onwaarschijnlijk dat TIP-112 de leugen bedacht. ‘Je hebt heel veel lef nodig om te getuigen voor de verdediging, het is levensgevaarlijk om je aan “de verkeerde kant” op te stellen. Waarom zou iemand dat zomaar doen?’ Larochelle zegt dat TIP-112 Mungwarere kende en vroeger bevriend met hem was. ‘Hij voelde zich vast schuldig.’
Voor het afleggen van valse verklaringen kunnen ze juist eindeloze redenen bedenken. TIP-112 en TIP-111 noemden wraak, dwang door anderen. Maar ook ‘de mogelijkheid om naar Canada te reizen’ was een reden. Misschien met het plan om asiel aan te vragen in het achterhoofd, denkt Larochelle. Hij hoorde van andere getuigen dat ook jaloezie een reden voor valse beschuldigingen kon zijn, of de hoop bekendheid te vergaren in het dorp waar ze vandaan komen. Toen hij zelf in hoofdstad Kigali was, kwam Larochelle Rwandezen tegen die zo arm waren dat ze iemand zouden aanwijzen als genocidepleger voor ‘de prijs van een biertje en een buskaartje’.
Toen de Canadese advocaat Philippe Larochelle de Nederlandse processtukken zag, begreep hij direct hoe het mogelijk was dat het Hof in Den Haag getuigen had goedgekeurd die in Canada waren afgewezen. Hun verklaringen vond hij maar onduidelijk. En de advocaat van Mpambara had discrepanties tussen de getuigenissen niet hard genoeg bevraagd. Van een kruisverhoor, zoals gebruikelijk in het Canadese rechtssysteem, was geen sprake. ‘Dat bestaat bij jullie niet.’
In het Nederlandse systeem vindt elk verhoor plaats onder begeleiding van de rechter-commissaris, een vertegenwoordiger van de rechtbank, en dus onpartijdig. In het Canadese systeem, zegt Larochelle, ‘konden wij als advocaten direct aan de getuigen vragen of ze hadden gelogen.’ Buisman vindt dat ook frustrerend. Ze werkte lang in de Verenigde Staten en trad op voor internationale straftribunalen, waar het normaal is om getuigen op het scherp van de snede te bevragen. In Nederland neemt de rechtbank getuigen in bescherming, vindt zij. ‘In mijn ervaring is de houding al snel: is dat nou wel nodig?’ De advocaat geeft in Nederland zo veel macht uit handen aan de rechter-commissaris.
‘Bij mij is de ruimte om vragen te stellen altijd vrijwel onbeperkt geweest,’ zegt Witteveen. Hij vindt het Nederlandse systeem, zonder kruisverhoren, beter functioneren dan dat in bijvoorbeeld de Verenigde Staten of Canada. Kruisverhoren leiden tot ‘een beetje competitie’ tussen aanklager en verdediging, vindt hij. ‘In Nederland staat waarheidsvinding voorop. Die competitie leidt volgens mij niet tot goede waarheidsvinding.’
Volgens Witteveen zit het probleem met zaken die gaan over verre landen in iets anders: de verdediging wordt weinig aangemoedigd om eigen onderzoek ter plaatse te doen. Of: de weinige ruimte die daarvoor is, grijpen advocaten niet aan. In de zaak van Mpambara en die van Yvonne Basebya, de verdachte in de tweede Rwandese genocidezaak die in Nederland werd behandeld, zag Witteveen hoeveel verschil de advocaat kan maken. ‘Mpambara had aanvankelijk een advocaat die weinig werk maakte van eigen vragen stellen,’ zegt hij. Hij zegt dat hij zelf in het gat is gesprongen, door extra kritisch te zijn als rechter-commissaris.
De advocaten van Basebya organiseerden zelf de bijdragen van meer dan tien verdedigingsgetuigen, die betoogden waarom hun cliënt de delicten waarvan ze verdacht werd niet kón hebben gepleegd. Witteveen herinnert zich bijdragen van zeventien verdedigingsgetuigen, die in zijn bijzijn verklaringen aflegden. Voor de financiering van hun eigen onderzoek in Rwanda deden Basebya’s advocaten beroep op een vergoedingsregeling: de verdediging kan een beurs aanvragen, die na afloop van de zaak al dan niet goedgekeurd wordt. Als het onderzoek niet van belang blijkt, wordt het geld niet uitgekeerd en moet de verdachte de gemaakte kosten terugbetalen. ‘Veel verdachten zullen dat risico niet nemen,’ erkent Witteveen.
Yvonne Basebya werd in maart 2013 veroordeeld tot een gevangenisstraf van ruim zes jaar voor opruiing tot genocide. De andere aanklachten tegen haar – genocide, poging tot genocide, moord, samenspanning tot genocide en oorlogsmisdrijven – achtte de rechtbank Den Haag niet ‘wettig en overtuigend’ bewezen.
De liegende getuigen in de Canadese zaak bewijzen voor advocaten Caroline Buisman en Philippe Larochelle dat het Nederlandse rechtssysteem er nu niet op is toegerust om een Rwandese genocideverdenking als die van Mpambara te beoordelen. ‘Het is niet normaal dat er na zoveel jaar nog steeds twijfels zijn over zo’n zaak’, zegt Larochelle. ‘Terwijl er zoveel aandacht en geld is besteed aan het onderzoek.’
Historicus en Rwanda-deskundige Thijs Bouwknegt, die zelf aanwezig was bij de zaak van Mpambara, is milder. ‘Getuigen zijn de minst betrouwbare bronnen die we hebben’, zegt hij. En toch is elke Rwandese genocidezaak van hun verklaringen afhankelijk; video’s of foto’s zijn er niet. De Canadese zaak kan aanleiding zijn om een aantal getuigen opnieuw op te zoeken, denkt hij. Maar dat brengt niemand dichter bij de waarheid over wat er bijna dertig jaar geleden, op zesduizend kilometer van de rechtszaal in Den Haag is gebeurd. Het ligt niet zozeer aan de afwezigheid van een kruisverhoor, of de middelen waarover de advocaat kan beschikken. ‘Het was beter geweest als het onderzoek de dag na de aanval op het Adventistencomplex was begonnen. Jaren later komen Nederlandse onderzoekers getuigen nog eens vragen naar hun herinneringen; voor waarheidsvinding is het eigenlijk te laat.’