Maskers – De Groene Amsterdammer


Ik zou het kunnen hebben over die vrachtwagen. En over hoe ik tot de conclusie kwam dat het uiteindelijk de zijspiegel was die hem zo duidelijk in zijn tijd plaatst. Of ik zou het kunnen hebben over de kleuren, over het rood en het blauw en hoe ze beide ingetogen zijn maar op hetzelfde moment verraden hoe intens het contrast in werkelijkheid zal zijn geweest. Het kost geen moeite je een voorstelling te maken van het beeld dat nieuwere scantechnieken aan hetzelfde negatief zouden kunnen ontlokken. Ik zou het natuurlijk ook kunnen hebben over de compositie. Hoe de lens net wat vreemd ver omhoog werd gericht. Dat de lucht en de elektriciteitsdraden net iets meer ruimte krijgen dan je zou verwachten.

Maar wie houd ik dan voor de gek? Er is maar één ding dat werkelijk de aandacht trekt. Het is niet dat geweer en niet het mes in de broekband. Het is het gezicht. Nee, het is dat waarachter het schuilgaat. Het gezicht dat de man heeft opgezet om onherkenbaar te zijn. Een zuinig mondje, ogen die hun oordeel niet prijsgeven. Maar het detail waardoor de foto tot leven komt zijn die twee plukjes haar bij het linkeroor. Het ene geschilderd en het andere echt. Twee plukken die allebei een andere kant op krullen en zo samen een snorretje vormen dat zelfs Poirot een vlaag van jaloezie had kunnen bezorgen.

De foto komt uit Nicaragua en is gemaakt door een van de meest onverschrokken fotografen uit de twintigste eeuw: Susan Meiselas, die in de jaren zeventig en tachtig veelvuldig verslag deed uit het door politiek geweld geteisterde Midden-Amerika. In het boek On the Frontline vertelt ze hoe ze in Nicaragua belandde. Het was een krantenartikel geweest, over de moordaanslag op de hoofdredacteur van de enige oppositiekrant, dat haar interesse had gewekt in een land waar ze verder niets van wist. Ze was zonder concrete afspraken met kranten of tijdschriften te maken in een vliegtuig gestapt en had eenmaal aangekomen wekenlang geen idee gehad waarmee ze precies bezig was. Ze wist niet wat er precies speelde, het ontbrak haar aan kennis, maar ze voelde dat er van alles op het punt stond te gebeuren. Onbewust las ze de voortekenen.

Ze voelde dat er van alles op het punt stond te gebeuren

In het boek is een foto afgedrukt die ze omschrijft als het begin van haar ‘bemoeienis’ met het land. Het is een gruwelijke foto van een levenloos lichaam boven op een berg. Erachter is een adembenemend groen landschap zichtbaar. Het lichaam is niet zozeer verminkt als wel voor de helft compleet zoek. Het is een van de hardste foto’s die ik ooit heb gezien, maar voor Meiselas, die deze executieplaats bijna bij toeval had ontdekt, was het vooral het begin van alles wat volgde. ‘Ik had gehoord over de verdwijningen, maar het was pas toen ik ertegenaan liep dat ik wist dat het echt gebeurde. Het was de eerste keer dat ik met eigen ogen zag waarover ik mensen in rijen voor de bus of in de supermarkt zo vaak op gejaagde toon had horen fluisteren.’

Ze schrijft ook over maskers zoals op de foto hierboven. Ze vinden hun oorsprong in Monimbo. Drie jongens die ze dragen willen graag dat ze foto’s maakt terwijl zij zich met behulp van stenen bekwamen in het werpen van bommen. Ze wil eigenlijk nee zeggen, de jongens zijn zo duidelijk iets aan het opvoeren voor de camera. Maar de onbekendheid van de geschiedenis van het land maakt dat ze instemt. Ze heeft het gevoel dat ze hun verzoek om die geschiedenis, hun geschiedenis, zichtbaar te maken, moet inwilligen.

Een van de foto’s belandde op het omslag van The New York Times Magazine. Het was de eerste foto van de aanstaande revolutie die in Amerika werd gepubliceerd. En het beeld won aan belang toen de krant een week later door een staking werd getroffen en deze aflevering van het magazine nog maanden in de wachtkamers van dokters en tandartsen bleef rondslingeren.

Vrouwen aan het front: Fotografie van Lee Miller tot Anja Niedringhaus. Fotomuseum Den Haag, 19 augustus – 26 november



https://www.groene.nl/artikel/maskers-2023-08-09