Nacht van de Filmacademie – Documentaire – De Groene Amsterdammer


Bij het maken van film is een groot aantal ‘departementen’ en mensen betrokken: zie de lange aftitelingen. De hier besproken producties zijn dus door een groot aantal studenten, elk met eigen specialisme, gemaakt. Ik beperk me tot de namen van regisseurs, maar zonder al die anderen, die hiermee afstuderen op eigen vakgebied (dramaturgie, productie, camera, geluid et cetera) kan geen film gemaakt. Gefeliciteerd, ook zij.

Paul en Paul

PAUL EN PAUL

Regie: Hugo Drechsler
BNNVARA, 23.49 uur

In hun toelichting schrijven de producers: ‘Het uiteindelijke doel van deze film reikt verder dan entertainment alleen.’ Dat is even knipperen als je net de ernstige regievisie gelezen hebt, waarin sprake is van ‘een tragisch verhaal’, ‘een huis als broedplaats van emoties, conflicten en hoop’ en ‘de ambitie om de kijker te ontroeren en aan te zetten tot reflectie op de complexiteit van menselijke verbondenheid’. Ik kon me er bar weinig bij voorstellen en als je aan het eind van de film de behandelde onderwerpen optelt – criminaliteit; inktzwart oorlogsverleden; incest; familieconflicten – dan lijkt die toelichting tamelijk absurd. Toch valt er iets van te begrijpen, al blijft het wat ongelukkig geformuleerd, en al is mijn enige kritiek op deze pakkende documentaire dat het evenwicht tussen ernst en gein qua toon soms net te veel naar het tweede doorslaat. Waar bij komt dat het lachen om twee bejaarde ras-Mokummers toch ook dat is van de nette burger (uw dienaar inbegrepen) die ‘volkse types’ zonder veel verfijning in taalgebruik en gedrag observeert. Ik zag de documentaires niet tijdens de persviewing, maar las in de Filmkrant dat daar, voor het gevoel van de recensent, iets te hartelijk gelachen werd. Dat zou ronduit verwerpelijk zijn als niet tegelijk voel- en zichtbaar wordt dat de empathie van de regisseur, de makers, voor de personages groot is, doordrongen als ze zijn van onderliggende sores. Wat trouwens recensent Roosje van der Kamp ook benadrukt. Zij wijst wel op het sturend effect van de licht slapstickachtige muziek.

Locatie: volkswijk in Amsterdam Noord. Twee hoofdpersonen: Paul van 79 en Paul van 61. Ze zijn broers, maar tegelijk is de jongste het neefje van de oudste. Dat lijkt een mop (zie je wel, daar gaan we al), maar is het bepaald niet: ze hebben dezelfde vader (‘een teringlijer’) maar Paultjes moeder was de zus van Paul. Dat wist niemand, maar toch werd gevoeld dat er ‘iets’ was. Dat ‘iets’ werd na overlijden van die vader (niet een béétje fout in de oorlog) bevestigd door de buurvrouw. Trouwens, Pauls vrouw Jannie had altijd al het vermoeden en wie haar onvermijdelijk in het hart sluit, weet dat dat geen grootspraak is.

Kort na de spectaculaire filmopening (een tatoeëer-sessie) komt Paultje, iets eerder in de tijd, uit de bajes (daar al complimenten voor het camerawerk en de keuze voor zwart-wit). Vrijgelaten vanwege ernstig nierfalen. Hij moet aan de dialyse. Maar waar moet hij in godsnaam heen? Hij heeft niemand. Dat haal je de donder, volgens Paul, want Paultje liegt en bedriegt altijd en iedereen. Moet-ie zelf weten, maar tegen je broer heb je niet te liegen. Dus hij kan een bakkie thee krijgen maar blijven slapen, zoals vroeger, no way. Er is geen woord Spaans bij de keiharde afwijzing, en toch…

Over dat ‘en toch’ gaat de hele film en het levert eerst verrassingen en later ronduit ontroerende scènes op, waarbij het brok in de keel beduidend sterker is dan de neiging te lachen. Het mannelijk onvermogen (veel universeler dan alleen bij deze grofgebekte rafelrandmannen) knalt ervan af maar wordt ook overwonnen, in het oog van ziekte, ouderdom, dood, maar ook gedeeld schrijnend verleden. En nee, dat is niet sentimenteel maar indrukwekkend. Trouwens ook fraai in mise-en-scène in die kleine arbeiderswoning, die deels gestuurd kan zijn, maar toch vooral van de mannen zelf komt. En net als alles op zijn allermooist is, in de slotscènes, komt, ik zou bijna zeggen ‘gelukkig’, de weerbarstigheid van de relatie ook terug.


On the Edge of Life I Saw a Film

ON THE EDGE OF LIFE I SAW A FILM

Regie: Razan Hassan
NTR, 00.18 uur

Een film voortkomend uit diepe persoonlijke noodzaak van de regisseur. We zien de echo van een baarmoeder en horen wat me koranteksten lijken. We zien de rug van een jonge vrouw, zittend op de hoek van het dak van een gigantisch hoge woontoren. Ik huiver. We horen een – haar (?) – stem, ook Arabisch (de regisseur is uit Syrië gevlucht): ‘Elke keer als ik op zoek ga naar mijn afkomst, raak ik verdwaald in een doolhof van identiteit, geografie, taal en geschiedenis. En elke keer hoor ik een verre melodie, neuriënd op het ritme van vraagtekens.’ Dan een vliegtuig, barensweeën, marcherende soldaten, explosies, vlucht, vernietiging en tussendoor steeds heftig beeld en geluid van de bevallende vrouw plus toenemende elektronische pulsen. Een blik in nachtelijk heelal, een bruin vrouwenoog, de stem die zegt: ‘Alsof je in het donker zit en er plots licht verschijnt’, nog meer geweld en dan rust. Maar tussendoor lijkt de jonge vrouw gesprongen.

Een overweldigend begin, dat tegelijk nadrukkelijk, bijna demagogisch, en cryptisch is, alleen al omdat de sprong na de rust en ‘het licht’ komt. Overzie ik de hele film, dan ga ik begrijpen dat de vrouw niet te pletter viel, maar onderweg ging vliegen. Zoals je, metaforisch, deze film ook kunt zien als een overwinning op de duisternis die de regisseur (en ontelbare vluchtelingen) ervoeren en ervaren (‘gek, geboren te worden op een planeet waar veiligheid en vrijheid voorrechten zijn van enkelen’). Een therapeutische exercitie met tegelijk de ambitie ook anderen, lotgenoten, het publiek, te steunen.

Ik heb weinig talent voor spiritualiteit (tenzij je liefde voor Monteverdi’s Mariavespers en eindeloos veel meer geestelijke én seculiere muziek zo mag noemen). Deze beelden en geluiden, onderdelen van ‘een poëtische hybride filmvorm’, zijn vol van spiritualiteit, ook in de inhoud. We ontmoeten drie ‘gidsen’ – twee wijze oudere vrouwen en jonge dragqueen Anto. De vrouwen indrukwekkend in hun levenskracht en optimisme. De jongere van hen is zowel vroedvrouw als stervensbegeleider en zij benadrukt de overeenkomsten tussen geboren worden en sterven. Zelfs in het gelaat van barende en stervende. Misschien ziet ze dat ook omdat volgens haar bij de dood de ziel het lichaam verlaat om opgehaald te worden door ‘begeleiders’ (mensen, dingen, geesten of wat ook). Ik zie onmiddellijk dat grandioze detail van Jeroen Bosch voor me waarin de geredde zielen door een zwarte koker naar het licht stijgen. Helaas, eindeloos ver sta ik van dat geloof af, maar dat het goud waard is in zijn beide gekozen taken, dat wordt indringend duidelijk. Daarmee is het dat kennelijk ook voor de regisseur met haar levensvragen.

De andere, oudere dame, die na een rijk leven nooit omziet in spijt wanneer een levensperiode is afgesloten en dus niet blijft hangen in verlies (al lijkt me het trauma van moeten vluchten nog wel iets anders dan het doorlopen van levensfasen) is ook al niet bang voor de dood. Hoe kan dat? ‘Lieffie, het is dwaasheid te denken dat God al die miljarden zielen heeft opgespaard.’ Geestige berusting in de eindigheid. En dus tegenovergesteld aan het beeld van de vroedvrouw. Maar ook aan haar ontleent de maakster troost. Al was het alleen maar omdat die letterlijk poëzie aan een al poëtische film toevoegt: Er gebeuren geen wonderen van Bert Voeten. Maar wel ‘in de man, de vrouw, het kind’. Oftewel, omarm het leven, al ‘draait de ochtend uit op nacht’.

De film is vol Betekenis, die ik, rationalist, lang niet altijd kan duiden of voelen. Ik krijg er te weinig greep op. Dat het maken ervan voor de regisseur therapeutisch en bevrijdend is geweest lijkt me een belangrijke, maar gelukkig niet de enige verdienste: er is geheid een publiek dat beter voelt en duidt, zich herkent. Er is hoog gegrepen. Voor mijn gevoel te hoog.


Zwart geluk

ZWART GELUK

Regie: Mel Opti
EO, 00.41 uur

Zwart geluk is een mozaïek van kleine portretten van Amsterdammers. Dat ze allemaal van kleur zijn, van jong tot oud, is geen toeval maar keuze. Ook al omdat Amsterdam voor een groot deel van kleur is, maar die werkelijkheid in media te weinig wordt weerspiegeld. Hier wordt dus een daad van gerechtigheid gesteld. Als de geheven vuist die de productie óók wil zijn niet zou beginnen en eindigen met de massaal geroepen leus ‘Black Lives Matter’, zou je tussendoor soms kunnen denken dat het een filmische collage is van louter blije mensen die toevallig allemaal gekleurd zijn. Iets in de geest van Family of Man, tentoonstelling in 1955 samengesteld door Edward Steichen en tegenwoordig permanent te zien in Luxemburg. Een destijds duidelijk antiracistisch project, zoals de titel ook zegt. Blijde viering van diversiteit. Inmiddels wel gedateerd in wellicht naïef optimisme. Deze associatie doordat in de eerste minuten van Zwart geluk alle personages stralend de camera in kijken. Maar dit is niet Family of Man, maar Family of Black Man. Nee, van Black Man, Black Woman, Black Lhbtqia+. Prima idee.

Gemaakt door een regisseur, niet hij of zij maar hen, die al als kind het gevoel had er niet bij te horen in die prachtige stad. En dat dus op meerdere gronden. Waarbij hun regievisie duidelijk maakt dat jaren boze strijd tegen racisme, seksisme, queerhaat, ook tijdens de opleiding en in eerdere producties, nu eindelijk maar eens radicaal moet wijken voor viering van zwart geluk, zelfbewustzijn, trots. Dat is een begrijpelijke reactie en stap. En er loopt een prachtige lijn door de film: die waarin herhaald de zelf ook al prachtige dragqueen Aryelle Freeman Hopelezz geïnterviewd en getoond wordt bij optredens. Die delen zijn ook filmisch heel mooi gedaan. Ze is een zo sterke persoonlijkheid met een zo dappere boodschap dat ik zou zeggen: een complete afstudeerdocumentaire waard. Ik had haar echt meer en meer diepgaand willen zien, vooral ook omdat de film tamelijk veel kleine ontmoetingen bevat met een beduidend lager soortelijk gewicht. Waarin vooral jongeren prima maar weinig opzienbarende dingen zeggen over het volgen van je ambitie, je gevoel, je niks aantrekken van wat ‘de mensen’ daarvan vinden. ‘Wees jezelf, broeder’, hoor ik Van Kooten en De Bie zingen. En drie kompanen die hangen en niet al te goed rappen zijn hartstikke leuk, vooral als ze toegeven soms liefdesverdriet te hebben (wat stoere gozers normaal niet doen), maar het heeft ook iets willekeurigs. Leuke kids, een leuke oudere verkeersregelaar die zegt dat automobilisten het niet met hem aan de stok moeten krijgen (hij zal ook op racisme duiden, maar automobilisten aller kleuren kunnen zich onbeschoft gedragen tegen regelaars van alle kleuren); leuke buitenlandse vriendinnen, voor enige tijd in Amsterdam, die hier alles zo gejaagd vinden. En wel begrip hebben voor de stress die dat oplevert maar tegelijk zeggen dat in hun cultuur (welke?) begrip voor depressie totaal niet bestaat. Dan word je heel raar aangekeken. Ik weet even niet wat dan zwart geluk is.

De as van een vermoorde dragqueen wordt, met Aryelle in het midden, in een prachtige muzikale begrafenisoptocht naar het homomonument gedragen en daar uitgestrooid. Aryelle is dubbel strijdbaar – zwart en drag. Ze heeft het wapen van de altijd meegenomen schaar nooit gebruikt maar er wel mee gedreigd. Toch heb ik gevoel dat er dingen door elkaar lopen: hoeven drags (wit of zwart) zwarte heteromannen nooit te vrezen? Tegenover dit soort zwarte trots (en zwart geluk) staat een andere van trotse zwarte potenrammers. Een film met aardige onderdelen en scènetjes (en een grotere potentie bij focus op Aryelle). Met prachtige intentie en boodschap. Maar ook onevenwichtig.


A Tomato Tragedy

A TOMATO TRAGEDY

Regie: Kiriko Mechanicus
KRO-NCRV, 01.03 uur

Wie een overheerlijk pastarecept van een Zuid-Italiaanse pastoor wil krijgen, kijke vooral. Zijn beschouwingen over het belang van goed en simpel eten, van kook- en andere traditie, van gezamenlijkheid, van Italianità, zijn verspreid over de hele film. Soms staat hij in zijn kapel, soms buiten, en uiteindelijk midden in een tomatenveld. Veld dat dan voor ons zijn neutraliteit, laat staan onschuld, allang heeft verloren door gesprekjes van de regisseur met Afrikaanse arbeiders die de tomaten voor de blikken in onze supermarkt verzorgen, oogsten en op vrachtwagens laden. Per uur twee euro vijftig. En muurvast in hun onderkomens, waaruit ze meestal noch naar het noorden, noch terug naar huis kunnen. We zien hen alleen van grote afstand, of van dichtbij op de rug, of hun lopende voeten, of een close-up van een lichaamsdeel, kledingstuk. Ze willen, nee, moeten onherkenbaar blijven. Deelname is gevaarlijk vanwege bazen, instanties, maffia. De regisseur stelt hen in het begin gerust: je kunt ons vertrouwen. (Het verbaasde me dat in de bedankaftiteling toch een paar Afrikaanse namen staan.)

Ik vroeg me af in hoeverre meneer pastoor gebruikt of zelfs misbruikt was. Wat zou hij van zijn rol vinden als hij de hele film zag met die schrijnende tegenstelling tussen zijn ode aan heerlijk eten, familiegeluk dankzij mama en nonna, en de bittere realiteit voor arbeiders in dat ‘schuldig landschap’, voor wie zelfs eten geen enkele troost biedt? Zijn aandeel lijkt ironisch, zo niet sarcastisch bedoeld. Dat er zelfs een altaar met en voor de tomaat verschijnt, lijkt dat te bevestigen. Maar er zit nog een laagje onder. In een NRC-interview vertelde de regisseur dat zij zich tijdens haar geschiedenisstudie in Rome wilde specialiseren in culinaire geschiedenis. En filmisch ook een ode aan de tomaat wilde maken, die haar deed belanden bij uitbuiting. Ik was geraakt door die bewustwording die haar tot actie had gebracht, maar ook doordat Kiriko Mechanicus dus niet alleen in haar kunstvorm dochter van vader Philip bleek, maar ook in thematiek: hij schreef jarenlang heerlijke recepten voor De Groene. Dus onrecht, ja, maar er zit ook een niet-ironisch laagje onder de rol van de priester.

Maar natuurlijk moet het vooral gaan over de weinige arbeiders die durfden praten. En dat ook nog in het Engels konden. Het zijn korte, met zachte stem gevoerde gesprekken, waarin vragen summier beantwoord worden. Maar in die paar woorden liggen donkere werelden. Soms lijkt de filmer haast therapeut als ze iemand wil overhalen toch vooral met collega’s of vrienden te praten. Vergeefs. Overigens lijkt het in de synopsis te gaan over de vraag ‘berusting of verzet’. Het lijkt of dat stuk vooraf is geschreven, want van verzet, in welke vorm ook, blijkt geen sprake.

Ik vind het een prachtfilm, die geleidelijk steeds meer onder de huid kruipt. En die zich van registratie tot videokunst ontwikkelt (waar uiteraard veel andere studenten een aandeel in hebben). Tegelijk deel ik haar zorg over het effect van haar en anderlui’s werk. In de NRC: ‘Toen ik begon met studeren dacht ik dat ik met documentaires de wereld kon veranderen – ik ben die overtuiging verloren.’ Je kunt blasé zeggen: wat had je dan gedacht? Maar hoe kunnen we zonder kritische kunst en journalistiek? Een wereld zoals die zelfs in Europese landen dichterbij lijkt te komen? Het is gezien, niet onopgemerkt gebleven – daar gaat het ook om. Maar een van de arbeiders, grenzend aan slaaf, zegt: wat heeft het voor zin te praten, vertellen, als de ander geen oplossing heeft? In de aftiteling wordt ook Casa Sankara bedankt, een instituut dat de strijd aangaat tegen uitbuiting en illegale tomatenteelt. Dus toch.



https://www.groene.nl/artikel/nacht-van-de-filmacademie-documentaire