Onweerstaanbaar – De Groene Amsterdammer


Het schrijven van Mating door Norman Rush is een daad van liefde

© Bernard Gotfryd / Library of Congress

Het gebeurt natuurlijk wel vaker dat iemand je een boek in handen drukt en zegt: dit moet je lezen. Minder gebruikelijk is dat je op zo’n moment hoort doorklinken dat de persoon tegenover je eigenlijk meer zou willen zeggen, veel meer, maar dat het haar aan woorden ontbreekt. Dat ze natuurlijk ook wel weet dat het wat belachelijk klinkt. Niet omdat het een cliché is, of niet alleen daarom, maar vooral omdat niemand in het hart van een ander kan kijken en zeker kan weten of de ander ontvankelijk zal blijken voor dat waarvoor wijzelf zo ontvankelijk zijn gebleken. Maar goed, iemand drukte me Mating in handen, een vuistdikke roman uit 1991 van de Amerikaanse schrijver Norman Rush, en terwijl ze het deed zag ik in haar ogen dat ze meer wilde zeggen, maar niet wist hoe.

Mating. Paren? Dat is wat dieren doen. Het is een veel te klinische term voor ons eigen gedrag. Gedrag dat we gewend zijn in een heel ander discours te overpeinzen. We hebben het liever over de liefde als een daad van betekenisgeving dan als iets wat zich in zulke kille, rationele termen zou laten vangen. Mating? Dat is wat bonobo’s doen. Dat is wat Frans de Waal met ingehouden adem bestudeert.

Zomerlezen

De komende zomerweken lezen en herlezen we de mooiste, gewichtigste, opwindendste romans over dat wat ons troost en verdriet, bindt en uiteendrijft, en wat zich in telkens nieuwe gedaantes manifesteert: de liefde. We bespraken onder meer Milan Kundera’s De ondraaglijke lichtheid van het bestaan, Chris Kraus’ I Love Dick, Torrey Peters’ Detransition, Baby (2021) en Over de liefde van Doeschka Meijsing. Volgende week: Another Country van James Baldwin.

Een dertig jaar oude roman over de paringsdans tussen twee witte mensen tegen een zwarte achtergrond – Botswana in de jaren tachtig – echt waar? Een roman waarin de verteller een naamloze vrouw is, een jonge vrouw met prima heupen en een volle bos haar, die is ontsproten aan het brein van een auteur met een witte baard? Het klinkt, zacht gezegd, niet als de meest voor de hand liggende kandidaat als je op zoek bent naar romans die ons anno 2023 nog iets zouden kunnen vertellen over de liefde. En toch is het boek, als je erop begint te letten, overal. In maart verscheen er een verhaal in The New York Times over hoe Mating een ‘calling card’ was geworden onder jonge mensen voor wie intellectuele en amoureuze aspiraties onlosmakelijk met elkaar verbonden waren. Een boek dat als vanzelf volwassen gesprekken over liefde en feminisme leek uit te lokken. Deze zomer hoorde ik zowel Washington Post-criticus Becca Rothfeld als schrijver Lauren Oyler in literatuurpodcasts overstromen van bewondering voor het werk van Rush. Op de dag dat ik dit schrijf organiseert het Edinburgh Book Festival een leesclub rond de roman.

Het verhaal is niet heel ingewikkeld. De naamloze verteller is een 32-jarige vrouw die ooit voor promotieonderzoek (‘nutritional anthropology’) was afgereisd naar Botswana. Haar plan was om te schrijven over de vruchtbaarheid van vrouwen binnen traditionele leefgemeenschappen en hoe die door veranderingen in het dieet kan fluctueren al naar gelang het seizoen. Maar ze was er al snel achtergekomen dat de moderniteit te ver was opgerukt: ‘I had to hunt for gatherers.’ Het is begin jaren tachtig en er is amper nog een vrouw te vinden van wie het oorspronkelijke dieet niet is aangetast door de westerse, kapitalistische expansiedrang. Dolende als ze vanaf dat moment is, besluit ze dat ze verlegen zit om een levensgezel. Ze vertelt over het drietal mannen dat recent de revue is gepasseerd: een oppervlakkige fotograaf die alleen geïnteresseerd was in schoonheid, een anti-apartheidsactivist die haar nooit had vergeven dat ze in Amerika geboren was – iemand van wie zelfs Simone Weil nog zou hebben gedacht: moet het echt allemaal zo serieus? – en tot slot iemand die niet doorhad dat zij wist dat hij een cia-spion was.

Via die laatste komt ze de man op het spoor op wie ze de ideale liefde projecteert: Nelson Denoon, een charismatische intellectueel. Denoon: ‘So famously sardonic! So heretical! So interdisciplinary!’ Denoon, die volgens fluisterende stemmen diep in de Kalahari-woestijn een radicaal utopisch project heeft geconcipieerd: een matriarchale samenleving.

Misschien voel je dát: dat waar je deelgenoot van wordt gemaakt de ‘permanent intimate comedy’ tussen twee mensen is

Na een korte eerste ontmoeting met het object van haar verlangen in ‘Gabs’, zoals de Engelse expats met een zekere onverschilligheid over Gaborone spreken, besluit ze op zoek te gaan naar hem en zijn geheimzinnige dorp waarin hij de hele wereld op z’n kop zou hebben gezet. Ze vertrekt per bus, maar het laatste deel van haar reis is een meerdaagse voettocht vol ontberingen door de woestijn. Ze heeft een vaag idee van waar ze onderweg water zou kunnen vinden, maar geen idee of die informatie up-to-date is. Al haar bezittingen zijn verdeeld over twee ezels, waarvan er een de benen neemt.

Mating biedt veel genietingen, maar de belangrijkste daarvan is de stem van de verteller. Ze is sui generis. Iemand die alles analyseert en doorziet, iemand die meer wil van de liefde dan alleen een warm gevoel, iemand die op zoek is naar zielsverwantschap, een ander met wie ze één kan zijn, en iemand die precies dat doet waarvan ze weet dat het beneath her is: zich als een of andere bakvis voor de voeten van een oudere man werpen, eentje met, nota bene, ‘sleek black hair in an actual ponytail’. Zo onweerstaanbaar als hij voor haar is, zo onweerstaanbaar is zij voor de lezer: ‘I feel like someone after the deluge being asked to describe the way it was before the flood while I am still plucking seaweed out of my hair, Denoon being the deluge.’ Sorry voor die metafoor, zegt ze: ‘The last thing I want to do is fabulize Denoon and make him more than he was. I hate drama. I hate dramatizers. But it was distinctly like a building falling on me when I met him. Why? Why do we yield, when we don’t have to. I’d like to know, as a woman and a human being, both.’

Het gevaar dat in elke ideeënroman op de loer ligt is dat de auteur uiteindelijk meer bezig is met het eerste dan het laatste. Dat de behandeling van de ideeën ten koste gaat van de weldadige ervaring die het lezen van een roman kan zijn. Rush heeft op de een of andere manier de balans gevonden. Mating is een zedenkomedie waarin de grootst mogelijke vragen over liefde en gelijkheid volstrekt geloofwaardig zijn ingebed in een sociaal-utopisch theoretisch kader én een (geo)politieke werkelijkheid.

De verteller wil een bron van plezier voor Denoon zijn, iets wat mensen volgens haar meestal associëren met eten of seks, maar voor haar toch in de eerste plaats draait om het in stand houden van een ‘permanent intimate comedy’ tussen beide partijen. Maar is haar grotere liefdesideaal, een gelijkwaardige liefde, mogelijk? Soms denk ik dat het antwoord van de roman ja is, maar een tentatieve ja. Dat het kan, maar dat er geen garantie is dat het standhoudt. Dat het alleen kan bestaan als een experiment – een wederzijdse overgave vanuit onbereikbare posities – met een onzekere uitkomst. Op andere momenten denk ik: het is uiteindelijk een verhaal over twee gemankeerde utopieën – privé en politiek – waarin het ideaal van gelijkheid botst op een materiële werkelijkheid. Zij heeft hem en hij heeft zijn dorp en de langzame verwording van beide is onvermijdelijk. Soms denk ik dat Gillian Rose gelijk had toen ze in Love’s work schreef: ‘There is no democracy in any love relation: only mercy.’

Rush werd in 2010 geïnterviewd door The Paris Review. Uniek aan het gesprek was de vanzelfsprekendheid waarmee zijn vrouw Elsa eraan deelnam. (De leukste zin uit het hele interview komt uit haar mond, als ze vertelt over de dag dat de twee elkaar voor het eerst ontmoetten: ‘I was completely taken by his gestalt.’) Het gesprek gaat over zijn werk, de verhalenbundel en de twee romans die hij tot op dat moment heeft gepubliceerd, maar het is voor iedereen duidelijk dat dat werk van hem zonder haar niet zou hebben bestaan. Ook wordt duidelijk dat Mating in strikte zin op geen enkele manier autobiografisch is, maar dat de preoccupaties en de gedachten van de personages onlosmakelijk verbonden zijn met Rush’ eigen leven. Hijzelf was geobsedeerd door de geschiedenis en verwording van het sociaal-utopische denken en het stel woonde enkele jaren in Botswana, als country co-directors namens het Amerikaanse Peace Corps.

Op de vraag of er mensen model stonden voor de belangrijkste personages in het boek geeft Rush zonder blikken of blozen antwoord: ja, er was een Zuid-Afrikaan die als inspiratiebron voor Denoon had gediend, al hadden diens utopische ideeën geen feministische component gehad. En hij had ook ooit een nutritional anthropologist gesproken die zich geen raad wist met haar onderzoek. Maar dat was allemaal niet zo belangrijk. Uiteindelijk was er, dat had hij nooit willen verbergen, maar één iemand die werkelijk model had gestaan voor de verteller: Elsa. ‘Her fearlessness of thought; her determination, almost to the point of parody, not to be deluded, tricked, deceived; her comic sense of life, and a totally empirical kind of intelligence, as opposed to Denoon’s more theoretical intelligence. She’s pretty much a straight lift.’

Misschien is dat wat je tijdens het lezen ook voelt. Dat de roman een romantische daad is. Dat waar je deelgenoot van wordt gemaakt de ‘permanent intimate comedy’ tussen twee mensen is. Dat deze roman die over zo ontzettend veel gaat, over de blinde vlekken van twee witte idealisten in een zwart land, over de harde grenzen van zelfs de zachtmoedigste dromen en over de mogelijke onmogelijkheid van een ideale liefde, een daad van precies zulk een liefde is.



https://www.groene.nl/artikel/onweerstaanbaar-2023-08-30