Op een regenboogfestival stemmen over je eigen bestaansrecht – De Groene Amsterdammer


In het Valkhofpark in Nijmegen wordt geprotesteerd uit solidariteit met de Hongaarse LHBTI-gemeenschap (26-06-2021).

© Marcel Krijgsman/ ANP

Afgelopen mei trad ik op bij het Rainbow Collective Festival in Nijmegen. In het programma ‘Sien we wakker’ zou ik met het publiek (of beter gezegd: ‘deelnemers’) in gesprek gaan over de betekenis van woke en de maatschappelijke weerstand daartegen. Het programma was rond, de zaal zat goed vol, maar opeens kwam de organisatie met een interventie. Een onderzoeker van de Radboud Universiteit zou dwars door het programma heen een keynote verzorgen om nadere duiding en context te geven aan een stemhokje.

‘Een stemhokje?’ vroeg ik verbaasd. ‘Waarover kan worden gestemd dan?’

‘Wat je vindt van lhbtiqa+-personen.’

Ik knipperde even met mijn ogen. Mijn maag trok zich samen. Maar daar verscheen al de powerpointpresentatie op het scherm, met op verschillende foto’s inderdaad een niet mis te verstaan stemhokje met daarop gemonteerd in grote letters de tekst: ‘Wat vind jij van lhbtiqa+-personen?’ Nu ik beter keek, besefte ik dat ik het hokje bij de ingang van het festival al had gezien, maar in de gauwigheid de vraag niet had gelezen.

De onderzoeker van de Radboud liet het stemhokje langs allerlei festivals in Nederland reizen, als onderzoeksexperiment en opiniepeiling, waarbij festivalgangers dus hun mening over lhbtiqa+-personen kunnen geven. In dit geval betrof het een regenboogfestival, dus mocht men blijkbaar stemmen over hun eigen bestaan. Nadat de stem eenmaal was uitgebracht zou er met de stemmers in gesprek worden gegaan. Dit alles onder de noemer lhbtiqa+-vraagstukken bespreekbaar te maken (of beter gezegd: lhbtiqa+-personen dus). Het doel heiligt niet alle middelen. Waarom zou iemand sowieso het recht hebben om iets over het bestaan van de ander te vinden? Of daar een stem over uit mogen en kunnen brengen?

‘Stel dat je de vraag verandert in “Wat vind jij van joden?”’ vroeg ik aan de moderator en de programmamaker van een partnerorganisatie, ‘en dat onder de noemer antisemitisme bespreekbaar te willen maken?’

Een technicus, die druk bezig was de laatste technische zaken te regelen, stopte abrupt en kwam bij ons staan. Ik durfde die vraag eigenlijk nauwelijks hardop te stellen, maar het lijkt soms wel alsof ergens eerst ‘joden’ moet staan voordat men voelt wat er eigenlijk wordt gevraagd of gezegd.

Een dergelijke vraag zou niet alleen leiden tot reusachtige ophef, maar ook tot een strafzaak. Of laten we gezellig stemmen over de vraag: ‘Wat vind jij van Marokkanen?’ Dan kom je binnen een mum van tijd bij Wilders’ ‘minder minder’-uitspraak uit, die volgens de rechter overigens strafbaar was. Ook leuk: ‘Wat vind jij van zwarte mensen?’ Alsof zo’n vraag op zichzelf al geen racisme heet. Maar een seksuele oriëntatie of genderidentiteit is natuurlijk geen werkelijke staat van zijn, zo lijken velen te denken. Het is een levensstijl of in het gunstige geval een ‘dappere’ keuze, waarbij het zelfbeschikkingsrecht onderhevig is aan de wet.

We hebben in Nederland het probleem dat we denken dat de vrijheid van meningsuiting absoluut is − en die vrijheid überhaupt helemaal niet begrijpen. Ondertussen gaat artikel 7 in de grondwet feitelijk over de vrijheid van drukpers en bescherming van het geweten tegen inmenging vanuit de staat. De vrijheid van meningsuiting gaat daarmee over kwesties, niet over personen. En geeft de ene burger al helemaal geen recht om een mening te hebben over (het bestaan) van de ander. Daar moet artikel 1 van de grondwet of het antidiscriminatiebeginsel ons juist tegen beschermen. Maar dit alles lijkt zeker voor lhbtiqa+-personen niet op te gaan.

Na enig overleg besloten de programmamaker en de moderator het onderdeel te schrappen. Het stemhokje zelf bleef echter wel staan, prominent bij de ingang van het gebouw. Daar ging immers de festivalorganisatie zelf over. Sterker nog, na afloop van het programma kwamen twee organisatoren van het festival met hun armen boos over elkaar gekruist op mij af. Hoog torenden ze boven mij uit. Hoe ik het in mijn hoofd had gehaald zomaar zo’n koerswijziging aan te brengen. ‘Ik laat niet stemmen over mijn eigen bestaan’, was mijn antwoord. ‘Zeker niet in mijn eigen programma.’

Maar praten hielp niet. Zelfs het vervang-lhbtiqa+-eens-door-joden-argument maakte geen indruk (en dat wil in Nederland toch echt wat zeggen). Met verve werd uitgelegd dat dit juist door een universitair onderzoeker was bedacht. Laat de academische wereld nu grotendeels debet zijn aan het bestuderen, analyseren en ‘anders maken’ van lhbtiqa+-personen. Zo worden transgender personen onder de noemer van ‘genderdysforie’ in de psychologie en psychiatrie nog steeds als geestesziek aangemerkt en is homoseksualiteit pas in 1992 onder die noemer uit de studieboeken geschrapt. Het is die wetenschappelijke benadering die er tot op de dag van vandaag toe leidt dat met name transgender personen ontoerekeningsvatbaar worden gemaakt en een ‘medische expertverklaring’ nodig hebben om bijvoorbeeld hormoonbehandelingen te krijgen of hun gender aan te kunnen passen, dat bij geboorte ten onrechte door de staat aan hun geslacht is geplakt.

‘Dit is een prachtig initiatief om homo- en transhaat bespreekbaar te maken’, hielden de organisatoren vol, die later wel hun excuses maakten voor de gebrekkige afstemming en communicatie, maar niet voor het stemhokje zelf.

Een dergelijke publieksinteractie reproduceert de gedachte dat genderidentiteit en seksuele oriëntatie een mening of zelfs politieke opvatting betreffen, en geen daadwerkelijke staat van zijn. En dat het bestaan van deze personen niet alleen tot discussieonderwerp maar zelfs tot nationale stemming mag worden verheven. Een gevaarlijke gedachte gelet op de groeiende anti-lhbtiqa+-wetgeving wereldwijd en dichter bij huis; onze eigen transgenderwet.

De commotie rond die wet werd zo groot dat het kabinet hem uiteindelijk lafhartig terugtrok en de wet nog steeds niet door de Kamer is. Om nog maar te zwijgen over de postercampagnes, mediaframing en -berichtgeving, bewuste verspreiding van desinformatie, publieke discussie bij iedere kapper of elk bushokje en de populistische politiek die van rechts tot links over de rug van transgender personen wordt gevoerd. Alsof het dehumaniserende proces van mijn eigen transitie en genderregistratie niet erg genoeg was, moeten ik en tienduizenden transgender personen al die trauma’s herbeleven terwijl we tot nationale schietschijf worden gemaakt. De gedachte dat erkenning van genderdiversiteit een politieke of zelfs levensbeschouwelijke overtuiging betreft wordt versterkt door het gebruik van een woord als ‘transgenderisme’, dat nu zelfs door de grootste kwaliteitskranten wordt gebruikt. Alsof er werkelijk zoiets als een politieke beweging bestaat die iedereen transgender wil maken.

Tijdens een optreden voor vijftig studenten van een mbo in Almere begin april werd me door de studenten verteld dat ‘die transgenders’ ons ‘hun gender’ opleggen, ‘dat de staat ons geen man of vrouw meer laat zijn’, dat ‘jonge kinderen door wokisten worden geïndoctrineerd’, er zelfs ‘hormonen in het eten en drinken zitten om ons transgender te maken’ en dat ‘als mensen zeggen dat ze een hond zijn we ze toch ook geen hond noemen’, transgender personen ‘ziek’ zijn en hulp nodig hebben en ‘niet mogen verwachten dat wij andere persoonlijke voornaamwoorden (zij/haar, hij/hem, hen/hun) gaan gebruiken’.

De uitspraken van deze mbo-studenten zijn een rechtstreeks gevolg van de politieke retoriek rond de trangenderwet, die vervolgens klakkeloos door de media werd overgenomen. Bovendien is die hele term ‘transgenderwet’ op zichzelf misleidend. Door de wet zo aan te duiden werd het opeens een nationale discussie over wat wij (de cisgender-norm) eigenlijk van die transgenders vinden. De veel neutralere en meer feitelijke aanduiding ‘genderregistratiewet’ was om tal van redenen dan ook beter geweest. Ik ben ervan overtuigd dat de ophef rond de wet dan een stuk minder groot was geweest en deze zonder veel morren aangenomen was.

In plaats daarvan leven we nu in een samenleving waarin vrijwel wekelijks anti-lhbtiqa+-geweld wordt gerapporteerd, regenboogvlaggen worden verscheurd of verbrand en dragqueens geen kinderboeken mogen voorlezen. In een recent rapport van onderzoekers van het Radboudumc en strategisch adviesbureau SiRM in opdracht van het ministerie van Volksgezondheid wordt gewaarschuwd voor de effecten van ‘morele paniek’ en het gevaar van ‘geweld tegen transgender personen’. Maar gelukkig is er een stemhokje om dit alles met dronken festivalgangers bespreekbaar te maken. Tegen dat laatste, daar stem ik tegen.

Lees verder:




https://www.groene.nl/artikel/op-een-regenboogfestival-stemmen-over-je-eigen-bestaansrecht