© Ulf Andersen / Getty Images Entertainment via Getty Images
De tijd heeft Peter Bieri ingehaald. Op 27 juni overleed de hoogleraar filosofie op 79-jarige leeftijd in Berlijn. Hij publiceerde, naast zijn romans onder het pseudoniem Pascal Mercier, ook filosofische werken onder zijn eigen naam, zoals Een manier van leven, over waardigheid, en Handboek voor de vrijheid. Die existentiële waarden liet hij in zijn romans incarneren door gevoelige en complexe personages.
Het was uit ontevredenheid dat Bieri de academische wereld voortijdig verliet. Hij had genoeg van het ijdele geklets van academici, en zocht naar een manier om de verklarende begrippen van de filosofie van hun abstractie te ontdoen en ze dynamische vehikels te laten worden voor de beschrijving van innerlijke levenservaringen. Daarvoor nam hij zijn toevlucht tot de literatuur. Na zijn wereldwijde bestseller Nachttrein naar Lissabon volgden onder meer Lea en Het gewicht van de woorden.
Nomen est omen: Mercier haalde de mosterd bij de Franse auteur Louis-Sébastien Mercier, die in 1802 een sciencefictionverhaal avant la lettre publiceerde dat als gedachte-experiment was opgezet: stel je voor dat de tijd een voltooid feit is. Als de tijd sowieso al voltrokken is, dan is elk heden al verleden, en is de toekomst een onbestaand gegeven. In zo’n constructie maakt het niet meer uit of je je nog voor iets inzet, of van weer iets anders spijt hebt of berouw. Er is geen toekomst en dus geen vrijheid. In zo’n samenleving is verantwoordelijkheid een onzinnig begrip.
Tegelijk vond Mercier inspiratie bij Blaise Pascal, niet alleen wiskundige, voor wie tijd ook eeuwigheid is, maar bovenal een godsvruchtig man. Pascal leed aan ondraaglijke hoofdpijnen en moest heel snel en kernachtig schrijven wanneer zijn conditie het even toeliet. Hij wist dat de dood hem op de hielen zat, en juist dat besef van nietigheid gaf hem het lef om met de moed der wanhoop zijn ellende te trotseren en zijn geloof in de verrijzenis te eren. Voor Pascal gaf tijd ondanks én dankzij zijn noodwendige karakter vooral ademruimte, mogelijkheid en toekomst.
Bieri’s werk draait precies om dat paradoxale begrip van tijd, dat, weg van de klassieke sluitende metafysica, een voortdurende horizon moest bieden voor de ontwikkeling van het zelf én voor de narratieve constructie ervan. Vormgeven aan het leven kan alleen maar met behulp van woorden die ook zelf weer de bedrieglijke schaduw van de dood in zich dragen. Hij relateert daarbij evenzeer met Kierkegaards afkeer van kleinburgerlijke conventies en verstikkende denksystemen, en Derrida’s idee van de complexiteit van de oorsprong, zijn begrip farmacon en zijn deconstructivisme.
In Nachttrein naar Lissabon voert Pascal Mercier hoofdfiguur Gregorius op, een leraar klassieke talen die op een dag, zonder dat hij het zelf ooit had kunnen bevroeden, het college waar hij lesgeeft geruisloos verlaat. Gregorius vertrekt uit dat van betekenis ontdane universum van fossiele woorden, en wil weten wie Prado was. Zeker, het absoluut nieuwe leven bestaat niet, maar hij voorvoelt wat hem opwacht, dankzij het noodzakelijke toeval dat hij een vrouw ervan weerhoudt om van de brug te springen. Ze had de nagelaten schrijfsels van de geheimzinnige Prado bij zich – postume fragmenten, papieren restanten, onvoltooid, met daartussen een treinticket naar Lissabon.
In de Portugese hoofdstad komt hij langzaam maar zeker meer te weten over het paradoxale karakter van de al overleden Prado. Een dokter met zowel een devoot ontzag voor het absolute als een hevige weerzin tegen alles wat dogmatische onvrijheid is. Een goddeloze priester, gefascineerd door de onbezoedelde schoonheid van zuivere begrippen, maar ook een woordkunstenaar die niet anders kon dan zich genoeglijk te laven, als een Prometheus, aan het heilige vuur van de taal als kunst en bedrog. Is Prado het alter ego van de filosoof Bieri die weg wilde uit zijn academische bestaan om van zijn pen te leven? En is Prado het fictieve personage dat Mercier het leven laat leiden, dat Bieri had kunnen leiden, of zou kunnen hebben geleefd?
Mijlpaal in Prado’s leven is de speech die hij als zeventienjarige brengt op het afscheidsfeest van het gymnasium, in een Portugal onder het bewind van Salazar, waarin hij zijn absolute afkeer uitspreekt van een wrede onwrikbare God. Zijn vader, rechter Prado, had de speech met een mengeling van trots en schaamte aangehoord. Hij was als rechter onder de dictatuur zijn ambt blijven uitoefenen in een context die ware rechtspraak niet toeliet. Is de hem met rugpijn kwellende ziekte van Bechterew een metafoor van Mercier voor zijn gebrek aan ruggengraat? Heulde hij uit gemakzucht mee met die meedogenloze vijand, of had hij toch niet anders gekund?
Prado’s speech leest als een akelige voorafspiegeling van zijn latere optreden als arts, wanneer hij Mendes, de slager van Lissabon, een levengevend gif in de borst injecteert. Waarom heeft hij hem niet laten sterven? Dat hij als arts tot plicht had eender wie te genezen, vindt hij zelf een te goedkope uitleg. Kwamen zijn hang naar het absolute onder de vorm van Hippocrates’ eed en zijn woede ten aanzien van het onrechtvaardige dan hier niet als geheel toevallig prachtig samen? Of speelde er nog iets heel anders? Had hij nu Mendes gedood of juist bevrijd?
De inherente verstrengeling van leven en verval toont Mercier in nog een andere variant, wanneer hij Estefania Espinosa ten tonele brengt. Zij is de heldin die het verzet tegen Salazar aanvoert en alle nodige namen en telefoonnummers van medestrijders in het geheugen heeft gegrift, zonder dat er enig papieren restant van te vinden is. Maar zelfs zij die heroïsch de spina recht tegen onrecht en zich ontdoet van alles wat haar in opspraak zou kunnen brengen – geen schrift, zij zelf is het geheugen van de namen en cijfers – valt als eerste martelaar, zoals de heilige Stefanus, in haar streven naar het onmogelijke ideaal van zuiverheid. Is ook zij, net als Prado, ten prooi gevallen aan een naïef geloof in de oproep tot verzet zonder dat ze er zelf door besmeurd zou worden?
Bieri’s centrale vraag is welke voorstelling van het leven ons tevreden stelt. Of we aanvaarden dat vrijheid met een prijskaartje komt. En of we bereid zijn, willen we ethisch waarachtig leven, onze handen vuil te maken. Het ideale leven is altijd elders. En de tijd ontglipt ons hoe dan ook. Hij had zijn geboortestad Bern ontvlucht om aan de bekrompenheid van zijn familie te ontsnappen.
Bieri worstelde vaak met wanhoop. Niet het sterven vond hij angstaanjagend, maar dat we uit angst al bij voorbaat de vrijheid die de eindige tijd ons toebedeelt uit handen hebben gegeven.
https://www.groene.nl/artikel/peter-bieri-23-juni-1944-27-juni-2023