Tast de politieke onvrede het vertrouwen tussen Nederlanders aan?


Het vertrouwen van Nederlanders in de regering is al sinds 2021 laag. Deze politieke stemming is somber in vergelijking met de afgelopen vijftien jaar. Dit lijkt ook na de val van kabinet-Schoof niet snel te veranderen. Zo hebben maar weinig Nederlanders er vertrouwen in dat een volgend kabinet de problemen in het land wel gaat oplossen. 

Dat vertrouwen is echter niet historisch laag en niet structureel aan het dalen. Toch zorgt deze grote politieke onvrede wel voor uitdagingen voor onze democratie. Vaak gaat de aandacht daarbij uit naar de vraag of mensen meer steun hebben voor autocratische of technocratische vormen van bestuur, of de directe democratie. Wij hebben onderzocht welke gevolgen deze onvrede kan hebben buiten het politieke domein: wat betekent politiek vertrouwen voor het vertrouwen dat mensen in elkaar hebben?

Want ook dat vertrouwen dat mensen in elkaar hebben, het sociaal vertrouwen, is onmisbaar in een democratische samenleving. Het bevordert het aangaan van contacten met onbekenden, vergroot de morele verplichting om medeburgers te helpen en bevordert het maken van collectieve besluiten. Sociaal vertrouwen zorgt daarmee voor meer samenwerking en solidariteit.

Zweeds onderzoek laat zien dat het vertrouwen dat mensen hebben in politieke instituties doorwerkt in hun sociale vertrouwen. Is dat in Nederland ook het geval? De groeiende politieke onvrede vormt dan een dubbele bedreiging voor de democratie. Het ondermijnt niet alleen de relatie tussen burger en overheid, maar kan ook de bredere sociale samenhang in Nederland onder druk zetten.

Om deze vraag te beantwoorden, bekeken we eerst hoe politiek en sociaal vertrouwen zich in Nederland over de tijd ontwikkelen. Vervolgens onderzochten we of en hoe deze twee elkaar beïnvloeden.

Betrokken burgers: sociaal en politiek vertrouwen schommelen over tijd

In opinieonderzoek is altijd veel aandacht voor de bevolkingsbrede ontwikkeling in vertrouwen in de politiek en de medemens. Daarbij wordt dus vooral naar gemiddelden gekeken. Onderstaand zien we dat politiek vertrouwen schommelt en dat het sociaal vertrouwen stabieler en hoger is.

Figuur 1 Bevolkingsbrede ontwikkeling in politiek vertrouwena en sociaal vertrouwenb over tijd, 2008-2024 (in procenten)c

a Voor politiek vertrouwen kijken we naar vertrouwen in de regering. Respondenten geven op een elfpuntsschaal aan in hoeverre zij vertrouwen hebben, variërend van 0 (geen vertrouwen) tot 10 (volledig vertrouwen).
b Sociaal vertrouwen is gemeten aan de hand van de vraag ‘Denkt u, in het algemeen, dat de meeste mensen te vertrouwen zijn, of dat je niet voorzichtig genoeg kunt zijn in de omgang met mensen?’. Op een schaal van 0 (je kunt niet voorzichtig genoeg zijn) tot 10 (de meeste mensen zijn te vertrouwen).
c Weergegeven is het aandeel dat een score van 6 of hoger geeft.

Onder het gemiddelde vertrouwen onder de hele bevolking kunnen op individueel niveau grote verschillen zitten. Om de ontwikkeling in vertrouwen goed te begrijpen moeten we dus onder die gemiddeldes kijken. Dat hebben we gedaan op basis van zeventien jaar data uit het LISS-panel (2008-2024) waarbinnen dezelfde personen meerdere jaren achter elkaar aangaven wat hun vertrouwen was in de politiek en in elkaar.

Daaruit blijkt dat mensen vaker wel dan niet veranderen in hun vertrouwenscijfer, maar dat deze veranderingen vaak klein zijn. De grootste groep verandert voor zowel politiek als sociaal vertrouwen één punt op een elfpuntsschaal tussen twee opeenvolgende jaren (zie onderstaand figuur). In ongeveer één op de drie opeenvolgende jaren veranderen mensen niet in hun vertrouwensoordeel. In bijna één op de zes van de gevallen is er een verandering van twee punten op een elfpuntsschaal. Grotere jaar-op-jaarveranderingen zijn er minder.

Figuur 2 Verandering in politiek vertrouwen en sociaal vertrouwen tussen metingen, 2008-2024 (in procenten)a, b, c

a De cijfers in deze figuur zijn gewogen en gebaseerd op 61.358 veranderingen van 8617 personen. Ruim de helft heeft gedurende de zestien jaarlijkse metingen tussen de drie en de zeven keer deelgenomen. De andere helft nam meer dan zeven keer deel, 8% deed mee aan alle zestien metingen.
b Weergegeven is het aandeel dat een verandering heeft tussen twee opeenvolgende metingen in het vertrouwen dat mensen hebben in (a) de regering en (b) sociaal vertrouwen op een schaal van 0 tot 10. De x-as geeft de grootte van die verandering weer.
c Leesvoorbeeld voor politiek vertrouwen (a): in 32% van de observaties is er geen verandering in politiek vertrouwen, in 37% van de observaties veranderen mensen één punt op een elfpuntsschaal.

Wat zegt dit ons? Sowieso laten zowel de kleine als grote schommelingen in vertrouwen zien dat mensen hun oordelen aanpassen aan wat er gebeurt in de politiek en samenleving. Dat kunnen we zien als een teken van betrokkenheid en is wenselijk in een democratie.

Bevolkingsbreed is politiek vertrouwen aanzienlijk veranderlijker dan sociaal vertrouwen, maar op individueel niveau is dat verschil er veel minder. Redenen voor dit verschil tussen veranderingen van het bevolkingsbrede en het individuele vertrouwensniveau kunnen liggen in de oorzaak van de verandering en de richting daarvan. Een voorbeeld: voor politiek vertrouwen kunnen bepaalde incidenten op de korte termijn voor een verandering zorgen die voor veel mensen dezelfde kant opgaat (denk aan verkiezingen, een externe crisis zoals de coronapandemie of conjuncturele factoren, zoals economische prestaties). In dat geval vertaalt een schommeling ook door in een verandering in het bevolkingsbrede gemiddelde. Bij sociaal vertrouwen zijn er doorgaans minder ingrijpende ontwikkelingen die het vertrouwen in de medemens en voor iedereen in dezelfde richting beïnvloeden.

Er zijn ook aanzienlijke groepsverschillen in schommelingen in vertrouwen. Vooral hbo- en wo-opgeleiden vertonen een bovengemiddelde stabiliteit in hun politieke en sociale vertrouwen. Hoewel dat laatste in theorie bijdraagt aan sociale cohesie, kan het in het politieke domein wijzen op een gebrek aan kritische beoordeling van politieke elites. We weten uit ander onderzoek dat de samenhang tussen ervaren overheidsfunctioneren en politiek vertrouwen niet wezenlijk verschilt tussen opleidingsgroepen. Het kan dus simpelweg ook zo zijn dat deze consistente positieve vertrouwensoordelen wijzen op voortdurende tevredenheid met het functioneren van politieke instituties, vooral omdat beleidsuitkomsten vaker in het voordeel van hbo- en wo-opgeleiden uitvallen.

Waarom zouden politiek en sociaal vertrouwen samenhangen…

Nu we weten dat zowel politiek als sociaal vertrouwen binnen individuen over de tijd enigszins schommelen — en dus niet uitsluitend voortkomen uit een stabiele, persoonlijke eigenschap — is het interessant om te kijken hoe deze twee vormen van vertrouwen zich tot elkaar verhouden. Ontwikkelen ze zich los van elkaar? Of is er sprake van wederzijdse beïnvloeding?

Voordat we naar de resultaten gaan, is het goed om eerst stil te staan bij waarom deze twee vormen van vertrouwen überhaupt met elkaar verband kunnen houden.

Een belangrijke reden ligt bij de kwaliteit van instituties en het gevoerde beleid. De overheid vervult een morele voorbeeldfunctie, en haar werking kan doorwerken in hoe mensen naar hun medeburgers kijken. Als burgers het gevoel hebben dat de overheid onpartijdig, transparant en rechtvaardig handelt, verwachten ze dat hun medeburgers zich aan dezelfde principes houden. Goed functionerende instituties versterken het politiek vertrouwen, en scheppen daarmee een fundament voor sociaal vertrouwen.

Omgekeerd werkt het ook. Als mensen weinig vertrouwen hebben in elkaar, kan dat ertoe leiden dat de overheid minder goed functioneert, waardoor burgers minder vertrouwen hebben in politieke autoriteiten. Meer sociaal vertrouwen kan corruptie binnen instituties juist verminderen, wat weer zorgt voor hoger politiek vertrouwen.

In beide gevallen leidt een daling in de ene vorm van vertrouwen, dus tot een daling in andere vorm. Dit hoeft overigens niet altijd één kant op te werken — er is ook de mogelijkheid dat sociaal en politiek vertrouwen elkaar wederzijds beïnvloeden. Deze vertrouwensvormen zijn dan met elkaar verbonden in een wederzijds versterkende relatie.

… en doen ze dat?

Uit ons onderzoek blijkt dat er een zwakke samenhang is tussen de verandering in politiek vertrouwen en sociaal vertrouwen. In lijn met eerder onderzoek deden we een fixed-effects-panelanalyse. In onderstaand figuur zien we dat een toename in politiek vertrouwen van één punt op de schaal (0-10) samenhangt met een toename in sociaal vertrouwen van 0,04 punten. Andersom zien we ook dat een toename in sociaal vertrouwen van één punt op de schaal een even grote impact heeft op politiek vertrouwen.

Figuur 3 Panelmodel tussen politiek en sociaal vertrouwen, 2008-2024 (in ongestandaardiseerde coëfficiënten)a, b, c

a De cijfers in deze figuur zijn gebaseerd op 8617 respondenten. Als voorbeeld zijn enkel de resultaten voor metingen 1-6 weergegeven. De effecten zijn gelijk aan de effecten tussen latere metingen.
b De tijd tussen metingen varieert tussen de jaren Gemiddeld zitten er vijf maanden tussen politiek vertrouwen en sociaal vertrouwen en zeven maanden tussen sociaal vertrouwen en politiek vertrouwen.
c Vetgedrukte percentages zijn statistisch significant (p < 0,01).

Veranderingen in politiek vertrouwen leiden weliswaar tot veranderingen in sociaal vertrouwen (en andersom), maar de praktische impact is klein. Dat maakt dat de huidige onvrede over de politiek niet direct substantiële negatieve gevolgen zal hebben voor het onderlinge vertrouwen tussen burgers.

Zulke kleine effectgroottes zijn in dit soort onderzoek overigens niet ongebruikelijk. Het werd eerder ook gevonden in de Zweedse context. Daarnaast is het korte termijneffect dat wij aantonen is vergelijkbaar in grootte met dat van houdingen die theoretisch sterker samenhangen met sociaal vertrouwen dan politiek vertrouwen, zoals sociale verbondenheid. Daarnaast zijn dit gemiddelde effecten voor individuen. Voor sommige groepen in de samenleving kunnen en zullen deze (veel) groter zijn, voor anderen juist kleiner.

Bouwen aan vertrouwen

We begonnen deze blog met de vraag of de huidige politieke onvrede het sociale vertrouwen in Nederland aantast. Ons antwoord daarop is: nee. Politiek vertrouwen en sociaal vertrouwen beïnvloeden elkaar wel, maar deze invloed is zwak.

Het goede nieuws is daarmee dat laag politiek vertrouwen niet direct het sociaal vertrouwen tussen Nederlanders ondermijnt. De keerzijde is echter een belangrijke uitdaging. Het bouwen aan politiek vertrouwen door het verbeteren van overheidsprestaties zal niet direct doorwerken in een hoger sociaal vertrouwen.

Het versterken van sociale cohesie vraagt blijvende aandacht en inzet van maatschappelijke organisaties, (groepen) burgers en de overheid. Maatschappelijk organisaties kunnen zorgen dat burgers groepen met elkaar in verbinding blijven, wat ook betrokkenheid van deze burgers vereist. En hoewel dagelijkse interacties en wederkerigheid tussen burgers de basis vormen van sociale cohesie, moet de overheid de randvoorwaarden voor deze verbinding scheppen. Dit vraagt om een onpartijdige overheid, die ongelijkheid, uitsluiting en tegenstellingen tegengaat. Dat kan bijvoorbeeld bij het opstellen van werkgelegenheidsbeleid en sociale regelingen. Voor een cohesieve samenleving blijft onderlinge afstemming en samenwerking tussen alle partijen onmisbaar.

Voor het volledige onderzoek, zie hoofdstuk 3 van het themabericht Continu Onderzoek Burgerperspectieven





https://stukroodvlees.nl/tast-de-politieke-onvrede-het-vertrouwen-tussen-nederlanders-aan/