© EODocs / DOXY
Weer een documentaire over het eigen vluchtelingenverhaal, die zó persoonlijk is dat kijken pijn doet en dat soms de vraag zich opdringt of de maker dit zo had moeten vertellen. Niet om die kijkerspijn, die niets voorstelt tegenover die van de maker(s) en bovendien met een vingerbeweging gestopt kan worden. Nee, het gaat om de pijn van ‘personages’ die in de film figureren, medeslachtoffers, van wie je je afvraagt of deelname hen niet extra schaadt – een prijs die ze betalen voor het belang van de film en de maker.
Recent aarzelde ik over Mijn vader, Nour en ik (EO) van Wiam Al-Zabari: een poging om het familiezwijgen over de vlucht uit Irak en doorgegeven trauma’s te doorbreken – om te voorkomen dat Wiams zoontje Nour de derde beschadigde generatie werd. Ik schreef er toch over omdat bezwaren uiteindelijk niet opwogen tegen het belang dat de documentaire óók heeft.
Nu zendt dezelfde EO My Maysoon van Batoul Karbijha uit. Een Syrische vluchttragedie: Batouls zus, Maysoon, toen twintig jaar, raakte vermist bij een poging van de Italiaanse marine in 2014 een overvol vluchtelingenschip, nog dicht bij Libië, te redden. De boot kapseisde. Vader en broer overleefden die ramp. Zij wonen nu in Nederland, net als de regisseur zelf, moeder en derde zus, die niet op die boot zaten.
Ook over deze gruwel werd gezwegen. Deels omdat moeder niet kan en wil accepteren dat haar dochter dood is (haar lichaam is niet gevonden). Een ontkenning die, verwarrend, soms wel, soms niet door Batoul gedeeld wordt. En zo wordt de film langs drie sporen een zoektocht naar Maysoon. Naar de overlevende; naar een graf; naar de beminde, begaafde jonge vrouw die ze is of was. Waarmee het zowel portret en eerbetoon is als aansporing haar niet langer te verzwijgen maar de herinnering levend te houden. Deze bespreking alweer vanwege dat wat tegen mijn bezwaren opweegt.
Het exposé is helder: jaren is nooit meer over Maysoon gepraat, ook niet door Batoul. Te pijnlijk. Nu doorbreekt zij het zwijgen door, gewapend met en verscholen achter de camera, de afzonderlijke familieleden te vertellen dat ze een film over hun jongste dochter/zus wil maken. Het lijkt een verzoek om toestemming maar ze is duidelijk vastbesloten en bereid door roeien en ruiten te gaan. Dat is altijd zo bij gedreven makers en bij familiefilms geldt dat wie veel rekening houdt met gevoeligheden van naasten een mindere of géén film maakt. Maar gaandeweg wordt duidelijk dat Batouls drijfveer dieper ligt dan rouwverwerking ‘alleen’.
Moeder en vader staren, een overtuigend openingsbeeld. Vader: ‘Het gaat niet om het praten: ik wil het me niet herinneren.’ Zijn lip trilt eindeloos. Moeder: ‘Ze is altijd in mijn gedachten; in mijn dromen; ze is daar altijd blij.’ Broer: ‘Niemand op mijn werk weet dat ik dríe zussen heb.’ Zus Nour: ‘Er is een leven voor en na het ongeluk; alles is veranderd.’ Dan spreekt de regisseur zelf een foto van Maysoon toe: ‘Voor het eerst in vijf jaar praat ik met je. Vandaag heb ik besloten je te gaan zoeken. Ik wil weten wat er gebeurd is. Ik zal je naam elke dag noemen. Ik vind dat ik dat recht heb.’
Ze huilt bitter. Het is een ongebruikelijk emotionele opmaat en logline ineen. Het voelt pathetisch voor een calvinist. Maar het is ook oprecht. Toestemming krijgt ze. Moeder is zelfs blij (waarschijnlijk lijdt zij juist onder het zwijgen). Vader: ‘Ik hoop dat het een goede film wordt.’ En we zien plots beelden van het overvolle, stuurloze schip, want de marine filmde uitgebreid. Tot woede van vader: wel filmen maar niet redden, twee uur lang. Zoals hij ook kwaad is over de onnodig lange uren in brandende zon van wie wel gered werden. Er zitten meer beelden in de film die moeilijk aan te zien zijn.
© EODocs / DOXY
Toenemende woede is ook kenmerk en drijfveer van Batoul. Ze bezoekt, met een vriendin als tolk, een Italiaanse rechercheur die de ramp onderzocht. Hij zegt dat er maar 24 lijken officieel zijn gerapporteerd en geïdentificeerd – veel minder dan bij andere bootrampen. Minder media-aandacht en respect ook, constateert hij, terwijl er naast Maysoon meer dan tweehonderd vermisten zijn. Maar haar verontwaardiging over het feit dat de marine het schip heeft achtergelaten terwijl men wist dat er nog doden in en onder waren, deelt hij niet.
Ze hadden moeten duiken en bergen, vindt ze. ‘Waarom kwamen ze anders redden?’ lijkt me haar niet helemaal logische vraag. Hij zegt dat dat geen reddingsactie meer is en dat ze daar de middelen niet voor hadden: een gigantische operatie gezien de diepte. En waarom zou de Italiaanse staat dat moeten doen, zo ver buiten Italiaanse wateren, en niet de landen van herkomst?
Dat laatste is tamelijk onzinnig, lijkt me: Assad als respectvol berger van gevluchte burgers? Maar hij impliceert duidelijk ook dat ze te weinig respect heeft voor wat de Italianen daar wél deden, zoals het redden van haar vader en broer. Al kun je je niet aan haar en de indruk onttrekken dat er bij de zonder twijfel complexe situatie steken zijn gevallen, met ernstige gevolgen. ‘Zijn verhaal klopt van geen kant’, is haar conclusie. Pijnlijker is Batouls wanhopige verwijt aan haar Italiaanse vriendin: ‘Jij wil dat ik geloof dat mijn zus dood is en dat wil ik niet geloven. Iets in mij zegt dat ze nog leeft.’ Onredelijk, ja, maar een scherpe illustratie van wat vermissing van een dierbare met iemand doet. Hoe kan ze zo ooit rouwen?
Van vader en broer hebben we dan al preciezer gehoord wat er met hen en Maysoon gebeurde toen het helemaal misging. Het is hartverscheurend omdat broer zichzelf iets verwijt wat hem met geen mogelijkheid te verwijten valt. Waarmee het begrip ‘schuld’ zijn intrede doet. Die wordt gevoeld door bijna alle betrokkenen, al was het ‘alleen maar’ survivor guilt. Maar verpletterend komt hij binnen wanneer Batoul in Nederland bezocht wordt door de Syrische architect Taher, geliefde, studiegenoot en collega van Maysoon. Duidelijk op uitnodiging en voor de film. Ze omhelzen langdurig en huilen. Zijn woorden dragen sterk bij aan Batouls portret, dat ook doel van de film is.
Hij dankt zijn professionele succes vooral aan een architectuurproject van Maysoon dat hij alleen maar hielp af te maken. Ze was veelzijdig: intelligent, vakbekwaam, bovengemiddeld muzikaal. Ze studeerde naast bouwkunde muziek: ze speelde oed, familie van de luit, en zong daarbij – we horen in opnames hoge kwaliteit, terwijl ze daar bescheiden over was. En ook nog eens volgens ieder het zonnetje in huis. Het lijkt een heiligenportret, maar hier ligt een stevig fundament van feiten onder.
© EODocs / DOXY
Dan zegt Taher tegen Batoul: ‘Met jullie zus Nour kon ik erover praten. Met jou niet. Ik wilde jou de schuld geven omdat je de anderen aanmoedigde ook te vertrekken.’ Want Batoul, afgestudeerd journalist, werkte voor een tv-zender in Damascus, trok de propaganda niet meer, vluchtte en belandde in Nederland. Toen broer Mohamed gearresteerd en gemarteld werd (hij had niet eens anti-Assad-kritiek geleverd op Facebook, waarvan hij beschuldigd werd) ging Batoul de familie steeds dringender adviseren de gevaarlijke reis ook te ondernemen. Taher zegt desgevraagd dat hij er inmiddels anders over denkt, maar ik vrees dat twee zielen in zijn borst huizen.
En vooral duidelijk wordt dat Batoul Taher helemaal niet nodig heeft om zich schuldig te voelen: ‘Ik wou dat niet zij maar ik verdwenen was – elke dag schuldiger.’ Dat verklaart mede het project, het vastbijten, de woede. Ze reist verder, onder meer naar Tunesië, waar een deel van de slachtoffers is aangespoeld en begraven op een desolate, haast onbereikbare plek. Sommigen geïdentificeerd dankzij papieren in heuptasjes. Anderen niet. En weer is ze boos, nu omdat er geen DNA-onderzoek is gedaan. En omdat instanties naar elkaar wijzen. Al wordt nagenoeg zeker dat Maysoon daar niet ligt.
Als Batoul haar ouders verslag van de reis heeft gedaan spreekt vader, zelf ook vol schuld, maar duidelijk gefrustreerd doordat hij jaren niet alleen zweeg uit pijn, maar ook doordat moeder de mogelijkheid van dood weigerde te accepteren, zich uit op een manier die moeders verdriet nog peillozer maakt. Een scène die ik niet beschrijf en die ik moeder, zacht uitgedrukt, had willen besparen. Maar die tegelijk voelbaar maakt hoezeer rouw om een kind een muur tussen ouders op kan trekken.
Weer vraag ik, ondanks twijfels, aandacht voor film en maker. Die in de VPRO Gids zegt dat zij, vluchtelingen, hier als nummers worden gezien (letterlijk de klacht van Wiam Al-Zabari’s getraumatiseerde vader) ‘terwijl we je buren of collega’s kunnen zijn’. Die met haar familieverhaal dichter bij de kijker wil komen. Die een gezicht wil geven aan journaalcijfers over ‘verdronken en vermist’ – het gezicht van haar Maysoon. En doen beseffen dat ‘we hier niet naartoe komen voor een betere toekomst. Want dat is het niet als je leven verwoest is.’ En waarom die pijnlijke beelden? ‘De film is een stuk mooier dan de feiten. Als iemand deze beelden niet zou moeten zien, ben ik het en mijn familie – niet de kijker. Verdronken mensen die met minder respect zijn begraven dan de meeste dieren.’
Ook als je niet al haar verwijten deelt, valt haar woede over westerse onverschilligheid, over afschuiven van verantwoordelijkheden, te begrijpen. Ten slotte broer Mohamed, die diep en lang schuld voelde. Maar nu gelukkig vaststelt dat die pijn minder wordt naarmate hij meer beseft dat een weerzinwekkende dictatuur ten diepste de verantwoordelijkheid draagt. De film heeft de familie uiteindelijk goed gedaan: Maysoon leeft weer in hun gesprekken. En de baby op komst zal vernoemd worden naar tante Maysoon.
Batoul Karbijha, My Maysoon, EO 2Doc, donderdag 15 juni, NPO 2, 22.15 uur
https://www.groene.nl/artikel/terwijl-we-je-buren-of-collega-s-kunnen-zijn