Jules: ‘Jij hebt er moeite mee als ik zeg dat ik zionistisch ben.’
Mahmoud: ‘O ja, zeker.’
Jules: ‘Ik ben zionistisch.’
Mahmoud: ‘Sinds je weet dat ik er moeite mee heb, zeg je het wel vaak.’
Jules Buijs (38) en Mahmoud Husaineid (32) moeten allebei lachen. De voetbalvrienden zitten op de tribune van voetbalvereniging SV Enkhuizen in hun woonplaats. Jules draagt een keppel en is acht jaar geleden getrouwd in Jeruzalem. Mahmoud heeft een forse baard en woonde de eerste negen jaar van zijn leven in Palestina. Ze raakten in 2022 in gesprek op een kinderboerderij waar ze allebei met hun kinderen waren. Jules: ‘Toen spraken we nog over lamsshoarma, niet over politiek.’
Ze bleken een gemeenschappelijke vriend te hebben, hielden allebei van voetbal en vonden elkaar aardig. En hoewel ze vervolgens bijna wekelijks samen op het voetbalveld stonden, werd er niet gesproken over politiek of Israël en Palestina.
Dat veranderde op 7 oktober.
Mahmoud: ‘Ik kreeg een voice-bericht van Jules. Hoe het ging? Het was nog wat aftastend.’
Jules: ‘Ik wilde ook weten: hoe staan we tegenover elkaar? Ik was bang dat er tussen ons iets zou gaan spelen, dat er juist heel veel afstand zou komen. Dat als ik tijdens het voetballen per ongeluk op zijn voet zou staan, hij zou denken dat ik het bewust deed. Dat wilde ik absoluut niet.’
Mahmoud: ‘Ik merkte ook een angst bij jou: wat gaat dit betekenen voor de veiligheid van joden in Nederland. Dat raakte me. Aan de andere kant wilde ik ook aan jou overbrengen dat wij als Palestijnen al heel lang te maken hebben met aanvallen en geweld en dat daar nooit aandacht voor is.’
Jules: ‘Ik wilde ook gewoon meeleven met jullie. Ik vind het heel erg wat er gebeurt. Omdat de slachtoffers de gematigde mensen zijn, de mensen die vrede willen. Er zijn nu heel veel Gazanen die lijden, heel erg lijden.’
Mahmoud: ‘Het is vreselijk wat er op 7 oktober is gebeurd en de reactie daarop.’
Daar waren ze het al snel over eens. Net als dat ze íets wilden doen met het verdriet wat ze voelden over de uitzichtloosheid van de situatie. Jules kende de dialoogsessies van de Liberaal Joodse Gemeente in Amsterdam en stelde voor om zoiets te gaan doen op een middelbare school in Enkhuizen. Daar bleek veel vraag naar en behoefte aan. Inmiddels hebben ze zo’n twaalf schoolbezoeken gedaan en er staan de komende tijd nog meer op de agenda. Mahmoud: ‘Zodat jonge mensen zien dat wij als jood en Palestijn naast elkaar kunnen zitten als mensen hier in de samenleving.’
© Rachel Corner
Wie heel goed oplet, ziet in het Nederlandse straatbeeld sprankjes van hoop. Het is verborgen in subtiele posters met teksten als ‘Peace Now’. Je kunt het aantreffen op stickers op lantaarnpalen. Het schuilt in postkaartjes op de ramen van een kerk in Amsterdam-Oost met teksten als: ‘Vrede begint bij jezelf en in je directe omgeving. Stap uit je bubbel en praat met elkaar.’
Sinds 7 oktober wordt ook de Nederlandse samenleving verscheurd door de oorlog. ‘Het conflict in Israël en de Palestijnse gebieden heeft invloed op de Nederlandse samenleving, waarin spanningen en polarisatie voelbaar zijn’, schrijven ambtenaren van het ministerie van Sociale Zaken in een handreiking aan gemeenten. ‘Niet elke groep of individuele burger voelt zich gehoord of veilig genoeg om zijn of haar mening te uiten. Deze ontwikkelingen vinden plaats tegen een achtergrond van maatschappelijke tegenstellingen, verminderd sociaal vertrouwen, sociaaleconomische achterstanden, uitsluiting, racisme, discriminatie, antisemitisme en moslimhaat. Als gevolg hiervan komen mensen tegenover elkaar te staan, nemen tegenstellingen toe en verhardt het publieke debat.’
Dat heeft ook tot gevolg dat er een groeiende groep is die juist snakt naar dialoog en ontmoeting, naar wat je de contacthypothese zou kunnen noemen. De theorie van de vermaarde Harvard-psycholoog Gordon Allport uit 1954 komt erop neer dat als mensen uit verschillende (etnische) groepen contact met elkaar hebben, dat zorgt voor meer empathie en minder vooroordelen. Het maakt dat ‘de ander’ geen vreemde meer is, en dat helpt om de dingen vanuit het perspectief van iemand uit een andere groep te zien.
Dat de contacthypothese te weinig in de praktijk wordt gebracht, werd na 7 oktober duidelijk. Mensen wonen in dezelfde plaats zonder met elkaar in contact te komen. ‘Ik ben opgegroeid in Amsterdam. Ik hoorde altijd: Amsterdam is een joodse stad, maar waar waren de joden dan?’, aldus Sheher Khan, raadslid in de hoofdstad namens Denk. ‘Ik zag ze niet en dus ben ik ze zelf gaan opzoeken.’
Wat Husaineid en Buijs in het klein doen, gebeurt door het hele land. Want hoewel het zeker niet nieuw is, zijn er sinds 7 oktober verschillende initiatieven gestart waarbij mensen die anders tegen het conflict aankijken met elkaar in gesprek gaan of samen gesprekken organiseren. Wij maakten een rondgang en spraken islamitische en joodse jongeren die langs scholen en bedrijven gaan, belangenorganisaties die samen optrekken, joodse en islamitische politici die samen het land intrekken. We woonden dialogen en rondetafelgesprekken bij met diverse gezelschappen en keken mee met kleine initiatieven waar (Israëlische) joden en Palestijnen samenkomen die elkaar al kennen van voor 7 oktober.
‘Hi, ik ben Noa en ik ben joods.’ Rond een tafel in een monumentaal pand in de binnenstad van Amsterdam zitten zo’n twintig jongeren in een setting die lijkt op collectieve therapie. Rechts van Noa zit een Palestijnse vrouw, tegenover haar twee Israëlische kunststudenten die net een maand in Nederland wonen, daar weer naast een jongen met wortels in Irak en een broer en zus met Marokkaanse roots. De 24-jarige Noa richt zich tot de Palestijnse Rula Daood en de joodse Israëliër Alon-Lee Green, die aan het hoofd van de tafel zitten. Zij zijn co-directeuren van Standing Together, een van de grootste grassrootsorganisaties van Israël waarbinnen Israëliërs en Palestijnen zich hebben verenigd om samen actie te voeren voor vrede. De bijeenkomst is geïnitieerd door Jaïr Stranders, onder meer artistiek directeur van Theater Na de Dam.
Het gaat Green en Daood niet om semantische oplossingen, maar om teruggaan naar basisrechten
Noa vertelt dat ze sinds 7 oktober samen met een joodse jongen en twee moslima’s langs scholen gaat om gastlessen te geven onder de naam Deel de Duif. Ze willen daarmee laten zien dat je ondanks de verschillen met elkaar in gesprek moet blijven. Wat ze nu wil weten: hoelang moeten ze tijdens de lessen praten over Israël en Palestina en hoelang over wat er nu in Nederland gebeurt als gevolg van de oorlog?
Het is even stil, Daood kijkt kort naar Green, en neemt dan het woord. ‘Om te beginnen denk ik dat het goed is om te beseffen dat wij in een andere realiteit leven dan jullie hier in Nederland. We merken wel dat iedereen hier geobsedeerd is met wat er in Israël en Palestina gebeurt’, aldus de in Israël woonachtige Daood. ‘Maar ik denk dat er eerst een ander gesprek gevoerd moet worden voordat het over de oorlog gaat. Ik denk namelijk dat de reactie van de jongeren in Nederland ook een uiting is van het onrecht dat ze zelf ervaren, zoals antisemitisme en islamofobie. En al deze problemen komen aan de oppervlakte door wat er bij ons gebeurt.’
Noa wil nog iets weten, terwijl de andere jongeren een en al oor zijn. ‘We geven volgende week een gastles aan docenten. Wat zou hun rol moeten zijn bij de gesprekken die er gevoerd moeten worden over wat er hier allemaal aan de hand is?’
Nu is het de beurt van Green om antwoord te geven. ‘We hebben begrepen dat een groot probleem in Nederland is dat mensen zich niet welkom of thuis voelen op bijvoorbeeld universiteiten. Dat is een vreselijk gevoel en niet acceptabel. Als een jood wordt gevraagd om zijn davidster af te doen is dat een probleem. Als een Palestijn te horen krijgt dat hij niet met een keffiyeh naar de universiteit mag komen, omdat het radicaal is of terrorisme steunt, dan is dat niet oké. Omdat dat hun cultuur is. Ik denk dat leraren voor een sfeer moeten zorgen waarin iedereen zich veilig voelt en waar politieke kritiek niet als wapen wordt gebruikt. Dat smoort het gesprek. En het is oké voor een student om te zeggen: “Ik steun Palestina” of “Free Palestina” zonder dat andere mensen zich daardoor beledigd voelen. Het is oké.’
‘Maar hoe zorg je ervoor dat iemand zich ergens thuis voelt als diegene zich niet op zijn gemak voelt zodra iemand zegt: “Free Palestina”?’ vraagt Noa. ‘Hoe creëer je een safe space voor iedereen? Dat lijkt tegenwoordig bijna onmogelijk, een safe space is subjectief.’
Green antwoordt: ‘Als iemand zegt: “Ik voel me niet veilig omdat hij de Israëlische vlag draagt”, dan moeten we werken aan die lichtgeraaktheid. Het is oké om te leven in een ruimte waarin een scala aan meningen wordt geuit, en het is goed om te beseffen dat je niet van suiker bent en smelt door een andere mening. Er is een generatie die zich onveilig voelt. We moeten de vraag stellen: waarom? Maar we moeten hen ook de tools geven om met een wereld om te gaan waarin het zien van de davidster of de Palestijnse vlag normaal is.’
© Rachel Corner
Sipco Vellenga, emeritus universitair hoofddocent aan de Rijksuniversiteit Groningen, onderzoekt al jaren hoe bruggenbouwers uit islamitische en joodse hoek elkaar vinden, waarin hij voornamelijk initiatieven in Amsterdam en Londen met elkaar vergelijkt. In Amsterdam speelde burgemeester Job Cohen een grote rol bij het ontwikkelen van de eerste dialoogsessies, aldus Vellenga. Hij bekleedde het ambt van 2001 tot 2010, een onrustige tijd mede door de aanslagen van 9/11 en de moord op Theo van Gogh. Als tegenreactie op de polarisatie in de stad werden bijeenkomsten in zijn ambtswoning gehouden.
Vellenga ziet een patroon: iedere keer als er een oorlog oplaait in Israël en Palestina, borrelen er nieuwe initiatieven op van individuen of vanuit een gemeente. Na de geweldsuitbarstingen zakken die echter vaak weer weg. ‘In Engeland zijn een aantal dialoogorganisaties van joden en moslims die door de overheid worden gefaciliteerd en gesubsidieerd. Dat is in Nederland amper het geval, terwijl dat wel stabiliteit geeft’, zegt hij.
Dialooggroepen volgen veelal dezelfde strategieën, die ze al dan niet combineren. Ze benadrukken het gemeenschappelijke tussen joden en moslims, de verwantschap als kinderen van Abraham, of dat ze het moeten rooien op dat kleine stukje heilige land. Ze deconstrueren de verschillen die naar voren worden geschoven. Of ze gebruiken de agree to disagree-methode die we nu vaak zien. Hierin worden totaal verschillende ideeën over bepaalde onderwerpen erkend, maar benadrukken de bruggenbouwers dat het conflict niet naar Nederland moet overwaaien en dat je ondanks de uiteenlopende opvattingen naar elkaar moet luisteren. Vellenga: ‘In 2014 werd hiervoor in Londen een leus gebruikt. “Wij moeten niet het geweld hierheen importeren, maar de vreedzame relaties van hier juist daarheen exporteren.”’
‘In de beeldvorming spelen deze initiatieven een grote rol’, zegt Vellenga. Er zijn meer verschillen binnen die groepen dan het ogenschijnlijk lijkt op basis van demonstraties. ‘Het lijkt heel gepolariseerd. Over het algemeen kun je zeggen dat de meeste joden achter Israël staan, en de meeste moslims een sterke affiniteit hebben met de Palestijnen. Maar er is ook een grote groep die het gecompliceerd vindt. Of mensen die zich vooral engageren met de slachtoffers, kijken naar de effecten voor de burgers en vooral daarmee begaan zijn.’
Het huidige politieke klimaat in Nederland helpt ook niet. Hoe de overheid omgaat met de joodse gemeenschap in vergelijking met andere minderheden wordt volgens Vellenga nog steeds beïnvloed door het Nederlandse schuldbesef na de Tweede Wereldoorlog. ‘In Nederland is in 2021 een nationale coördinator gekomen voor de bestrijding van antisemitisme’, legt hij uit. ‘In Engeland ook, in 2019, maar daar kwam er tegelijkertijd eentje voor het bestrijden van islamofobie. Hier niet. En dat is zeker niet een prioriteit van de pvv. Dat wordt in islamitische kring ook wel gevoeld, dat er verschillende maatstaven zijn. Dat doet vervolgens de onderlinge relatie tussen joden en moslims geen goed.’
Waarom lukt het in Nederland niet om vanuit de politiek zulke initiatieven te ontplooien? Sheher Khan (37) en Itay Garmy (30) hebben wel een idee, en zij kunnen het weten. De twee Amsterdamse raadsleden trokken het afgelopen jaar veel aandacht, omdat ze een weinig gehoord geluid lieten horen. Garmy (Volt) woonde als Israelische jood een tijd in Israël terwijl Khan als moslim en politicus van Denk uitgesproken pro-Palestina is. En juist zij hadden al voor 7 oktober samen een initiatiefvoorstel ingediend om in tijden van toenemende polarisatie de handen ineen te slaan en mensen bijeen te brengen.
Die boodschap laten ze nu nadrukkelijker klinken en ze gaan het hele land door om hun verhaal te doen. Wat ze het afgelopen jaar geleerd hebben? ‘We moeten als politiek stoppen om dit soort initiatieven te zien als iets wat je erbij doet’, zegt Khan. ‘Je moet er niet van uitgaan dat mensen met elkaar in gesprek raken. Mensen leven gesegregeerd. Daar komen sociale media, algoritmen en politieke krachten die profiteren van mensen uit elkaar drijven bovenop. Het moet prioriteit worden en blijven.’ Ze worden daarin bevestigd door de Amsterdamse burgermonitor over 2023, zegt Khan. ‘Daarin zie je dat een gebrek aan sociale cohesie en dat mensen zich niet meer verbonden voelen met elkaar een van de grootste zorgen is.’
Garmy heeft in de onderlinge gesprekken geleerd dat ze het over veel fundamentele zaken met elkaar eens zijn. Ook als het gaat over Israël en Palestina blijken hun opvattingen grotendeels te overlappen. ‘Daar kom je alleen achter als je de tijd neemt om naar elkaar te luisteren. Ik voel me inmiddels ook op mijn gemak bij Sheher en ik weet dat wat hij doet uit een goed hart komt. Dan durf je ook kritische vragen te stellen. Zoals dat er veel meer demonstraties zijn tegen Israël en voor Palestina terwijl er zoveel grote conflicten in de wereld zijn, ook met veel islamitische slachtoffers, maar daar wordt nooit actie voor gevoerd. Veel joden interpreteren dat als jodenhaat en ik vond het ook gek. Maar door onze gesprekken zie ik dat het ook komt door de rol die het Westen en Nederland in het conflict spelen en die nuance zie ik nu.’
Volgens Khan werkt hun samenwerking omdat zij ‘in vredestijd’ zijn begonnen. ‘Nu staat er heel veel druk op en voelt de politiek de urgentie om iets te doen. Maar je moet juist door blijven gaan, ook als de spanningen afnemen. Want nu ben je bezig om de boel niet te laten exploderen. Als het weer rustiger is, komt het moment waarop je echt verbinding kunt creëren.’
Naar voorbeeld van de ambtswoninggesprekken van Cohen vonden vlak na 7 oktober ook soortgelijke gesprekken bij de Amsterdamse burgemeester Femke Halsema plaats. Omdat er weinig jongeren waren, raakten degenen die er wel waren – de joodse Noa (24) en Boaz (25) en de islamitische Oumaima (22) en Selma (26) – met elkaar in gesprek. Deel de Duif werd geboren. Makkelijk was het niet, maar ze waren het snel eens over wat ze wilden bereiken: dialogen voor jongeren en het doorbreken van de algoritmen met een genuanceerde boodschap. Inmiddels hebben de vier twintigers al bijna honderd gastlessen gegeven op scholen, bij bedrijven, in het hoger onderwijs en zelfs bij artsen. Dat zegt niet dat ze het over alles met elkaar eens zijn.
‘Wij hebben geleerd dat we alle vier verschillende meningen, gevoelens en emoties hebben over alles wat er daar gebeurt’, zegt Boaz. ‘Daar mag je anders over denken, maar dat betekent niet dat je geen vrienden kunt zijn of er niet over kunt praten. Als je dat op een respectvolle manier doet en erop kunt vertrouwen dat iemand daar met goede intenties staat, dan is dat niet erg. Dat mag bij ons, die ruimte is er.’
Oumaima: ‘We zeggen vaak aan het begin van een gastles: “Jullie mogen ons alles vragen, wij zijn heel lastig te beledigen.” Dat zet de deur open. En tegelijkertijd voegen we eraan toe dat wij soms wel benieuwd zijn naar waar een vraag vandaan komt en dat we zelf ook doorvragen. Daar bereiden we hen op voor. We gaan ervan uit dat de intentie niet is om elkaar opzettelijk te kwetsen.’
‘We gaan ervan uit dat de intentie niet is om elkaar opzettelijk te kwetsen’
Selma: ‘Zo zet je de deur open naar emoties die eerder niet geuit mochten worden. Tegelijkertijd zet je ook de deur open naar het verwerken van die emoties door er dieper op in te gaan in plaats van gelijk offended te zijn.’
© Rachel Corner
Jules en Mahmoud merken dat de jeugd in Enkhuizen weinig weet over joden en moslims. Jules: ‘Veel leerlingen die wij ontmoeten hebben nog nooit een jood gesproken, laat staan een jood en een moslim samen.’ Daar willen de voetbalvrienden wat aan doen, aan het gebrek aan kennis, zodat er meer begrip komt. Daarnaast hebben ze beiden hun eigen agenda tijdens de lessen die ze verzorgen: Mahmoud wil dat er meer aandacht is voor het leed van de Palestijnen, Jules wil laten zien hoe rijk en waardevol de joodse traditie is. Voor hier, maar ook voor ‘daar’. Ze vertellen de kinderen dan ook niet alleen over het conflict, maar ook over het jodendom en de islam. En over dat er veel meer overeenkomsten zijn dan verschillen. En als er kritische vragen komen, zijn ze daar blij mee.
Mahmoud: ‘Als ze over de oorlog beginnen, kan ik iets vertellen over mijn ervaringen toen ik daar leefde. Dat het stuk land van mijn opa werd afgepakt door Israël. Dat de weg vaak was afgezet door checkpoints met soldaten en tanks. Ook als ik daar nu kom voor vakantie, maak ik zulke dingen nog steeds mee. Recent is een man uit een nabijgelegen dorp doodgeschoten door kolonisten. Zulke ervaringen deel ik graag met anderen, zodat ze bewust worden van de realiteit van de bezetting en apartheid in Palestina. Voor veel kinderen is de oorlog ver van hun bed. Soms moeten we echt ons best doen om reacties te krijgen. Maar als een van die kinderen tijdens een verjaardag zegt: “Ik heb een Palestijn en een jood ontmoet en het ligt allemaal genuanceerder dan we nu vaak krijgen voorgeschoteld”, zijn wij al heel blij.’
Ze laten ook zien dat je het niet overal over eens hoeft te zijn, dat je door naar elkaar te luisteren ook van elkaar kunt leren. Mahmoud: ‘Ik weet nog dat ik in het begin zei dat er een genocide gaande was en toen zei jij dat dat jou raakte, Jules. “Nu zeg je dat mijn volk een ander volk aan het uitmoorden is en dat vind ik heftig om te horen”, en daar hebben we dan een gesprek over. Ik vind het mooi dat je aangaf wat het met je deed.’
De mail met veertien huisregels die alle aanwezigen vooraf kregen, leest haast als een disclaimer. ‘Erken dat verschillende “werkelijkheden” naast elkaar kunnen bestaan’, ‘zoek naar overeenkomsten en gedeelde waarden’, ‘vermijd aannames en schort je eigen oordeel op. Ga uit van een positieve intentie’. De initiatiefnemers hebben rekening gehouden met een vurige middag. De universiteit, en zeker de UvA, is het afgelopen jaar het decor geweest van felle protesten. Maar het is muisstil in lokaal A2.07 vanaf het moment dat diversity officer Machiel Keestra het woord neemt. Van de ongeveer vijftig aanwezigen draagt niemand zichtbare tekenen van steun. Er zijn geen keffiyehs met ‘Free Palestine’, geen gele lintjes voor de gijzelaars.
Een schaal met chocolaatjes in gekleurde verpakkingen wordt doorgegeven. Vlak voordat hij wordt geïntroduceerd stopt Alon-Lee Green een chocolaatje in zijn mond, hij knikt en lacht terwijl het net iets te langzaam in zijn mond smelt. Green en Rula Daood krijgen het woord en vertellen eerst wie ze zijn en wat ze doen. Dat er al 41.000 doden zijn gevallen onder wie 15.000 kinderen, en dat daar zo snel mogelijk iets aan gedaan moet worden, net als aan de bezetting.
Hun emoties zijn niet gespeeld, maar wel gecontroleerd. Dialogen voeren ze beroepsmatig. ‘In wiens belang is het om door te gaan met de eindeloze oorlog, in plaats van te streven naar vrede?’ Green verheft zijn stem. ‘Onschuldige burgers, Palestijnen én Israëliërs verdienen oplossingen.’ Hiermee spiegelen ze hun dialoogbehoeftige publiek. Ze richten zich niet op het halen van hun gelijk, maar gebruiken hun woorden strategisch. Het gaat hen niet om semantische oplossingen, maar om teruggaan naar basisrechten.
Green: ‘Ben je het ermee eens dat iedereen recht heeft om vrij te zijn op deze wereld? Ja of nee? Ik denk dat de meeste mensen ja zullen zeggen. Ben je het er dan ook mee eens dat alle mensen recht hebben op gelijkheid en veiligheid? En dat veiligheid van het joodse volk niet ten koste mag gaan van vrijheid van de Palestijnen? Trouwens, precies deze vragen stellen we ook in Israël.
In hun begindagen polariseerden de burgerrechtenbeweging of vrouwenrechtenactivisten ook’, zegt Green. ‘Vrouwenkiesrecht kwam niet van de een op de andere dag tot stand. Ook die bewegingen kenden betere en slechtere dagen – tot ze als historisch blok een meerderheid werden’.
Het moment waarop de organisatoren hun hart vasthouden breekt aan, het is tijd voor vragen. Een van de eerste vragen is van een student (‘noem me maar N., ik heb geen zin in gedonder omdat ik mijn dienstplicht in Israël heb vervuld’). ‘De oorlog voelt heel nabij’, zegt hij. ‘Ik heb in het Israëlische leger gezeten, ik heb vrienden die zijn omgekomen, maar ik ben tegen de oorlog. Het is moeilijk om zoveel woede te zien en het er tegelijkertijd mee eens te zijn dat de oorlog moet stoppen. Ik heb geen problemen met mensen die genocide en dat soort dingen zeggen, maar ik voel me niet thuis in de protesten hier. Ik heb niet het gevoel dat mijn stem gehoord wordt. Het voelt niet alsof er ruimte is voor mijn pijn, de pijn van mijn vrienden, de pijn door de mensen die zijn gestorven die ik ken. Die ruimte missen mijn Palestijnse vrienden en de slachtoffers die zij kennen ook. Hebben jullie tips over hoe je iets op kleine schaal kunt creëren waar wel ruimte is voor verschillende stemmen, ook voor mij?’
Zijn opmerking wordt met veel enthousiasme onthaald, onder meer door een UvA-medewerker. Die zegt dat ze in het hetzelfde schuitje zit; haar joodse familie vindt haar te pro-Palestijns, maar ze voelt zich ook niet welkom bij de demonstranten hier op de universiteit vanwege haar achtergrond.
De verwachte clash blijft uit. Sterker nog, na afloop worden in het lokaal nummers uitgewisseld om hierna ook nog samen te komen.‘Ik ga je bellen. We moeten echt iets organiseren.’
Jules: ‘Als jij aan mij vraagt wat zionisme voor mij betekent, krijg je een heel ander antwoord dan je verwacht of wat jij vindt passen.’
Mahmoud: ‘Nee, dat vind ik niet passen en dat is niet hoe ik zionisme zie. Ik vind dat je het verbloemt en mooi inpakt.’
Jules: ‘Voor jou is zionisme de bron van het kwaad en voor mij is het de liefde voor een gedeeld land. Daar zit wel een dubbelhartigheid in. Aan de ene kant ben je verknocht aan het land, aan het idee dat joden een veilige plek hebben, dat ze kunnen zijn wie ze willen zijn na 1500 jaar onderdrukking en moeite moeten doen om te overleven. Dat zit ingebakken in ons dna. Israëliërs zijn bang dat als het land niet meer bestaat er voor hen geen veilige plek is om te wonen. Anderzijds is er ook verdriet en teleurstelling dat het ons niet lukt om het beter te doen. Dat wij ook niet in staat zijn om een land in te richten waar we kunnen laten zien: kijk, zo ga je met je minderheden om. Zo bouw je een staat waar iedereen gelijke rechten heeft, waar iedereen zijn ding kan doen.’
Mahmoud: ‘Niet iedereen is blij met wat we doen. Er is iemand naar me toegekomen die ik vaag kende uit de sportschool. Waarom ik die gesprekken deed met een jood, dat ik toch weet van de kolonisten, dat die gesprekken niet de oplossing zijn. En dat was gewoon een witte Nederlander, hè.’
Jules: ‘Ik loop gewoon met een keppel rond en voel me veilig. Mijn keppel is ossenbloedrood en geel, de kleuren van Enkhuizen, al lijkt niemand dat hier te weten. Er is het afgelopen jaar weleens “kankerjood” naar me geschreeuwd vanuit een auto en “Allah akbar” geroepen voor m’n deur, maar het is nooit fysiek geworden. Weet je wat het is: Mahmoud en ik zien andere dingen omdat we een ander uitgangspunt hebben. Wij leven ook in een andere wereld, met het nieuws dat we consumeren en hoe we naar het conflict kijken; waar de oorzaken liggen en waar de oplossing misschien ligt. Maar desondanks steken we toch elke keer een brug over. Om dicht bij elkaar te blijven. Dat heet dialoog. Toenadering. Je zou het respect kunnen noemen. Omdat we accepteren dat we er anders in staan.’
Lees ook: