tussen schaken en natuurkunde – De Groene Amsterdammer


Frans Kuijpers tijdens het 28e Hoogoven schaaktoernooi in Beverwijk, 12 januari 1966.

© Wikimedia Commons

Frans Kuijpers, die lang een van de beste schakers van Nederland was, overleed op zaterdag 25 mei, 83 jaar oud, thuis in zijn woonplaats Heeze.

Ik trof hem voor het eerst in 1960 bij het Nederlands jeugdkampioenschap in Diever en onze laatste partij was in een vierkampje van veteranen (toen oude helden genoemd) in Haarlem in 2017.

Aan het begin van dat toernooi in 1960 luisterde ik Frans af toen hij tegen een andere oudgediende zei dat er een gevaarlijke nieuweling uit Amsterdam kwam, die daar Coen Zuidema had uitgeschakeld. Die nieuweling was ik.

Coen was het jaar daarvoor tweede geworden in het jeugdkampioenschap en in de jaren daarna zou hij twee keer kampioen worden. Frans was in 1960 favoriet. Hij was al twee keer kampioen geweest en had in een jeugdwereldkampioenschap gespeeld.

In Diever werd hij toen voor de derde keer jeugdkampioen van Nederland en ik moest het doen met een regeltje in het wedstrijdverslag in het tijdschrift van de KNSB: ‘Het spel van de jeugdige Hans Ree (ik was vijftien) houdt zeker een belofte in.’

In 1963 werd Frans Nederlands kampioen bij de volwassenen. Hij eindigde met anderhalve punt voorsprong op nummer twee Hein Donner, en met zijn 22 jaar was hij toen de jongste kampioen uit onze geschiedenis.

Er werd gespeeld in het Haagse kantoor van de sponsor Caltex, de oliemaatschappij die later Chevron heette, en aan het begin kregen de twaalf deelnemers een cadeautje van de Haagse schaakbond: ieder een doos sigaretten.

Andere tijden, en nu we daar toch zijn, de vroegere Haagse schaker Hein Piet van der Spek schreef op de website van de Utrechtse club Paul Keres dat Frans, toen hij al jeugdkampioen van Nederland was, werd geweigerd als lid van de eerbiedwaardige Haagse vereniging Discendo Discimus, omdat de ballotagecommissie hem te vrijpostig vond.

Van der Spek schreef ook, maar dat heeft niets met Frans Kuijpers te maken, dat hij in 1970 een notatieformulier van de Rotterdamse schaakbond kreeg met de voorgedrukte tekst ‘gespeeld op…door de Heren…’ Op de stippeltjes mochten ook dames hun naam zetten.

Frans was niet helemaal ongevoelig voor de verleiding van het leven als profschaker, maar hij maakte zijn studie in Delft af, werd ingenieur, promoveerde en kreeg een mooie baan bij het Natuurkundig Laboratorium van Philips.

Dat NatLab was een internationaal gerenommeerd wetenschappelijk instituut. Einstein was er op bezoek geweest en in de tijd dat Frans er kwam was het onder de leiding van de vermaarde natuurkundige Hendrik Casimir, auteur van het mooie boek Haphazard Reality, een plaats met ruimte voor zowel direct toepasbaar onderzoek als voor fundamenteel wetenschappelijk onderzoek. Later werd het uitgekleed tot een kenniscentrum voor huishoudelijke apparatuur en nu bestaat het niet meer.

In een interview in 1975 met de Provinciale Zeeuwse Courant vertelde Frans iets over zijn beroepskeuze. Getrouwd met de Vlissingse Juul Glerum was hij toen in Vlissingen voor een programma van simultaanséances, samen met Kavalek, Ljubojevic, Donner en Hartoch.

Frans vertelde dat hij kort na zijn kampioenschap van 1963 werd opgebeld door Max Euwe met de vraag of hij wilde spelen in het Aljechin Memorial toernooi in Moskou. Een toernooi met Smyslov, Tal en Keres, dat kon je je niet laten ontgaan.

Het was drie dagen voor het begin van het toernooi. Hij moest geld lenen van Euwe om zijn ticket naar Moskou te betalen. Gezien zijn grote betrouwbaarheid is er geen twijfel dat hij het tot de laatste cent aan Euwe heeft terugbetaald.

In Moskou had Frans 5 uit 13 gescoord en het professionalisme van de Russen ervaren, waar Nederland in de verste verte niet aan kon tippen. Daar kon hij niet tegenop. Er was natuurlijk meer om zijn beroepskeuze te verklaren. Tegen de Zeeuwse krant zei Frans met een lachje: ‘In armoede en soberheid komt de schaakgrootmeester tot zijn grootste inspiratie.’

Als schaakamateur stortte hij zich toch zoveel als hij kon in het schaakleven. Hij speelde in Nederlandse toernooien zoals de Hoogovens- en IBM-toernooien en hij speelde vier keer in het Nederlands team op olympiades. Op de olympiade in Nice in 1974 had hij de geweldige score van 11 uit 13.

Hij hield van die olympiades, ook als ontmoetingspunt met oude vrienden, en later, toen hij niet meer bij de Nederlandse top hoorde, werd hij bestuurslid van de KNSB en vier keer een prettige en efficiënte teamleider van een Nederlands olympiadeteam.

Natuurlijk bleef hij ook echt schaken, tot 2020 in het eerste team van de Schaakvereniging Eindhoven waarvan hij erelid was, niet alleen om zijn schaakprestaties, maar ook om andere goede daden voor de club.

Uit mijn zeer jonge jaren herinner ik me een artikeltje uit een krant of tijdschrift waarin hem een mooie toekomst werd voorspeld, omdat hij ‘uit het goede hout gesneden was.’ Dat was hij zeker, niet alleen als sterke schaker, maar ook als een prettig mens.



https://www.groene.nl/artikel/frans-kuijpers-tussen-schaken-en-natuurkunde