© Charlotte Van Hacht
De zonnestralen dringen door het raam van mijn woonkamer terwijl ik gespannen voor de tv zit, mijn telefoon stevig in mijn hand geklemd. In Den Haag woedt een debat over de asieldeal dat diep binnenkomt. ‘Ze zullen wel tot een overeenkomst komen, een compromis vinden. Anders hadden we dat al vanaf de eerste dag van de onderhandelingen geweten’, hoorde ik van collega’s eerder op de dag.
De gedachte dat de opvang van vluchtelingen en de wens van een menswaardig bestaan de politieke stabiliteit van Nederland bedreigen, weegt zwaar op mij als oud-vluchteling. Ik vraag me af of wij echt een last zijn geworden, een zware steen op de politieke balans.
De situatie roept een mix van emoties en twijfels op. Ik weet niet of ik voor of tegen het vallen van het kabinet moet zijn. Een worsteling tussen mijn eigen verlangen naar menswaardige maatregelen en een overheid die ons niet als pionnen op het politieke schaakbord ziet, en de vrees voor een politieke verschuiving naar extreem-rechts, die strengere asielmaatregelen met zich mee zou brengen.
Terwijl ik nerveus van de ene naar de andere nieuwssite schakel op zoek naar updates, vraag ik me af waarom de migratiediscussie vrijwel altijd om asielzoekers draait, ‘de kleinste groep’ zoals de Adviesraad Migratie dat noemt in een rapport dat ik ooit las en waaruit bleek dat slechts twaalf procent van de migratie naar Nederland tussen 1999 en 2020 voortkomt uit asielverzoeken.
Mijn gedachten dwalen af naar Ter Apel, een plek waar ik in 2015 aankwam, doordrenkt van hoop en bevangen door angst. Ik zocht een veilig toevluchtsoord, een kans op een nieuw begin en een glinsterend sprankje licht te midden van een duistere wereld. De eerste drie dagen van mijn verblijf, maar ook ruim anderhalf jaar later tijdens een procedure die meer dan een maand in beslag nam, werden onuitwisbaar in mijn geheugen gegrift. De blik van een medewerker die me argwanend in de gaten hield bij het betreden van een winkel, enkel vanwege mijn achtergrond, raakte me diep.
Maar mijn geest reikt verder dan enkel mijn persoonlijke ervaringen. Ik denk aan het hartverscheurende verhaal van een baby die in de gymzaal van het opvangcentrum in Ter Apel overleed. De ogen van gevluchte, kwetsbare mensen, vol angst, die vorig jaar door demonstranten zijn bekogeld met eieren en die gedwongen werden om nachten op straat door te brengen. De meest elementaire medische zorg werd hun ontzegd, simpelweg omdat er ‘niet genoeg bedden en niet genoeg ruimte’ zou zijn.
Plotseling klinkt het geluid van een bericht op mijn mobiele telefoon. Een nieuwsmelding. ‘Kabinet gevallen, geen akkoord over asielmaatregelen.’ Het voelt als een klap in het gezicht. Het doet de alarmbellen rinkelen. Zal de invloed van extreem-rechts hier echt werkelijk groter worden, net als in Italië, Zweden, Oostenrijk en Hongarije?
Het is niet uitgesloten, zeg ik tegen mijzelf. Een goede kans voor extreem-rechtse partijen om te laten zien dat migratie ‘ons grootste probleem’ is, om de kwetsbare vluchtelingen die een veilig toevluchtsoord zoeken als zondebokken te gebruiken en de schuld van alle problemen in het land op hen af te schuiven. Daar plukken ze dan bij de volgende verkiezingen de vruchten van.
Ik concludeer dat het een machtsspel was van de VVD, onder leiding van Mark Rutte, die het kabinet liet vallen in de hoop op electoraal gewin. Maar zijn afscheid veegde die conclusie van tafel. Ik ben verbaasd, heel moeilijk om zijn intentie te achterhalen. Ik bel vrienden, ook oud-vluchtelingen. ‘Ondanks de tekortkomingen heeft het huidige kabinet ervoor gezorgd dat de Nederlandse politiek niet ten prooi valt aan populistische retoriek’, zegt de ene. ‘Het is een politiek vacuüm dat niet snel en gemakkelijk kan worden opgevuld door een alternatief’, vertelt de andere aan de telefoon, terwijl we het hebben over het vertrek van Rutte, Hoekstra en Kaag.
Rutte slaagt erin, blijkbaar, om onze sympathie te winnen. Als vluchtelingen behorend tot de generatie van Mark Rutte, omdat wij geen andere premier gekend hebben, heeft zijn vertrek impact op ons. Misschien ligt de oorzaak van dit gevoel in onze oosterse traditie om leiders geboren te zien worden en op de politieke troon te zien sterven. Het idee van ‘politiek terugtrekken’ klinkt vreemd voor wie het opgeven van politieke functies en volledig afstand doen van partijactiviteiten ongebruikelijk lijkt. Wie zal het volk leiden als de grote, inspirerende leiders en visionairs vertrekken?
Tot mijn verbazing beperkt het gevoel van angst vanwege het vertrek van Rutte zich niet alleen tot mij. Het wordt gedeeld door veel Nederlanders. ‘Niemand kan zich Nederland zonder Mark Rutte voorstellen’, schrijven de kranten, met vergelijkbare koppen. Vriend en vijand geven hem complimenten, vooral in de eerste uren na zijn aankondiging.
Hoe komt dat? Ik vraag het me nog steeds af. Is die tolerantie iets typisch Nederlands? Of is het juist hypocrisie? Komt het doordat Nederland een klein land is en iedereen elkaar kent en vreest dat ze elkaar ooit recht in de ogen zullen kijken? Of misschien is het omdat een land waarin ouderen boven de zestig jaar ongeveer een kwart van de bevolking uitmaken, verandering, tumult en onzekerheid vreest en de voorkeur geeft aan stabiliteit, geruststelling en vertrouwen in het bekende boven een onbekende toekomst.
Ik ben niet verrast dat het kabinet viel, maar ik blijf me verbazen over het feit dat alle urgente kwesties die het land teisteren – het Groninger gasdrama, de woningcrisis, inflatie, schrijnende tekorten in de jeugdzorg, de stikstofcrisis, de oorlog in Oekraïne en een escalerende klimaatcrisis – het kabinet niet hebben kunnen doen wankelen. Zelfs als je sterk pleit voor strenge asielmaatregelen om ‘de instroom van vluchtelingen in goede banen te leiden en ervoor te zorgen dat het land de nodige middelen heeft om eenieder fatsoenlijk op te vangen’, zoals de VVD altijd verklaart, had je je nooit kunnen voorstellen dat het kabinet valt om ‘een groep van ongeveer vijfduizend nareizende familieleden’, zoals Mirjam Bikker verklaarde tijdens het Kamerdebat. Een ophef over een non-issue, zou je zeggen.
In het controversiële voorstel zou Nederland het voorbeeld van onder andere Duitsland volgen. Er zou onderscheid gemaakt moeten worden tussen twee categorieën vluchtelingen: zij die vluchten omdat ze persoonlijk worden bedreigd (categorie A) en zij die vluchten voor oorlog of geweld (categorie B). Voor de laatste categorie zou een beperkt aantal nareizende familieleden per maand gaan gelden. Maar, gek genoeg, de huidige Duitse regering wil de huidige Nederlandse praktijk toepassen en het recht op gezinshereniging tussen beide groepen vluchtelingen gelijktrekken. Dit komt mede doordat tienduizenden rechtszaken werden aangespannen, waarbij de meeste door de statushouders werden gewonnen. Het was de reden waarom Nederland dit beleid in 2001 afschafte. ‘Bij het herenigen van ouders met hun kinderen zullen we de minderjarige broers en zussen niet achterlaten’, is ook te lezen in het Duitse coalitieakkoord.
Los van het feit dat dit in strijd is met kinderrechten, is het paradoxaal om te stellen: ‘Je bent welkom omdat je vlucht voor oorlog en we erkennen dat je daardoor gevaar hebt gelopen. Maar je kinderen, die nog steeds in gevaar zijn, moeten twee jaar wachten, want misschien is de oorlog tegen die tijd voorbij’, zoals een vriend van mij het verwoordt.
Dilan Yesilgöz, de minister van Justitie en de aankomende leider van de VVD, gebruikte in een talkshow de term ‘stapelen’ van gezinsherenigingsprocedures. Vluchtelingen zouden gezinsleden laten overkomen die op hun beurt weer andere familieleden laten overkomen, die op hun beurt hetzelfde zouden doen. Afgezien van het feit dat ze zelf door gezinshereniging naar Nederland is gekomen en dat ze in 2004 kritisch was op de harde houding tegenover vluchtelingen, zoals ze toen beschreef in haar indrukwekkende column voor de nieuwsbrief van de SP in Amersfoort, de partij waar ze toen actief voor was – is de bewering van ‘stapelen’ echt waar? En hoeveel mensen zijn er eigenlijk bij betrokken?
Gedurende mijn meer dan drie jaar in verschillende azc’s heb ik veel mensen leren kennen die op verschillende manieren naar Nederland zijn gekomen, maar het zogenaamde ‘stapelen’ heb ik nooit waargenomen. Het komt bijna niet voor, zoals VluchtelingenWerk aangeeft in een bericht op hun website: ‘Een situatie waarin een vluchteling met vele stapelingen een groot aantal familieleden laat overkomen, is fictie.’
De politiek heeft migratie consequent als een ‘tijdelijke crisis’ benaderd, met telkens nieuwe termen als ‘opvangcrisis’, ‘migratiecrisis’ en ‘asielcrisis’. De aanpak lijkt simpel: bouw hier een tent, huur daar een hotel, open elders tijdelijke opvanglocaties, beperk gezinshereniging en bedenk manieren om Nederland ‘minder aantrekkelijk’ te maken.
Er zijn controversiële deals met omstreden landen gesloten, zoals de Turkije-deal in 2016 en recentelijk de overeenkomst met Tunesië, waarin landen verplicht zijn maatregelen te nemen tegen clandestiene migratie en ‘effectief’ de migratiesmokkelaars moeten aanpakken in ruil voor financiële steun. Maar is dit werkelijk effectief? Mensensmokkelaars profiteren juist van de Turkije-deal. Zolang er geen legale migratieroutes zijn, blijven vluchtelingen en migranten afhankelijk van smokkelaars. Zulke deals maken Europa juist kwetsbaar, dienen als chantagemiddel in migratiediscussies – kijk naar het voorbeeld van Turkije – en verminderen uiteindelijk het aantal migranten niet.
In mijn gedachten blijft de vraag knagen: hoe zou het migratiebeleid eruitzien als onze politiek daadwerkelijk de verantwoordelijkheid serieus op zich zou nemen? Een beleid dat niet langer is gebaseerd op tijdelijke ‘fastfood’-plannen, maar op een langdurige en menselijke benadering van migratie. Een beleid dat structurele opvangplekken bouwt, asielzoekers eerlijk over het land verdeelt via de spreidingswet, die nu waarschijnlijk door de kabinetsval in de wacht wordt gezet, en dat investeert in een rechtvaardig en effectief systeem, waarbij vluchtelingen vanaf dag één kunnen bijdragen aan het verlichten van de schrijnende tekorten op de arbeidsmarkt, van de zorgsector tot woningbouw, van horeca tot techniek.
In de schaduw van vooroordelen en onbegrip worden vluchtelingen vaak slecht beoordeeld. Maar tijdens mijn verblijf in azc’s ontmoette ik juist inspirerende mensen met diverse achtergronden: bakkers, stedenbouwkundigen, ingenieurs en anderen, zoals Ahmad, de Iraakse dokter die na drie lange jaren eindelijk zijn verblijfsvergunning kreeg, en Khaled, de Iraanse bouwvakker die gedwongen terugkeerde naar Iran nadat zijn asielaanvraag werd afgewezen. Zij verlangden ernaar om zich met hart en ziel in te zetten voor de maatschappij en hadden alle motivatie om vanaf de eerste dag te werken en een waardevolle bijdrage te leveren, iets wat onder het huidige beleid met zijn vele beperkingen echter niet lukt.