Van heroïnejunk naar topschrijver – De Groene Amsterdammer


Toen ik een van de necrologieën las over de schaker en vooral schaakschrijver Jeremy Silman, die op 21 september overleed in Los Angeles, 69 jaar oud, moest ik even denken aan een uitbarsting van de Hongaarse grootmeester Lászlo Szabó. We speelden in het toernooi van Hastings, rond de jaarwisseling van 1981/82.

In Hastings moest je een keer gespeeld hebben, vanwege de rijke geschiedenis. In 1981 was het toernooi niet meer wat het geweest was, maar het was nog sterk genoeg. Oud-wereldkampioen Vasili Smyslov deed mee.

Op de hotelkamers was er als verwarming alleen een elektrisch straalkacheltje waar je muntjes in moest gooien. Hadden de halfgoden Capablanca, Aljechin, Euwe en Botwinnik in Hastings ook muntjes in een kacheltje moeten gooien? Warm werd het nooit voor ons.

We keken meestal beneden in het hotel naar de televisie. Er was een programma over een dartskampioenschap en er werd gesproken over het prijzengeld, dat enorm was in onze ogen. Toen stond Szabó op, hoewel hij een moeilijk been had, en hij riep opgewonden: ‘Wat doen wij hier eigenlijk? Laten we pijltjes gaan gooien.’ Hij was toen 64, en de tijd dat hij bij de beste tien van de wereld hoorde was lang voorbij. Hij had Hastings drie keer gewonnen en deze keer ging het slecht. Hij werd laatste, samen met mij. Misschien speelde dat straalkacheltje ook een rol bij zijn uitbarsting.

Jeremy Silman en oud-wereldkampioen Michail Tal in Disneyland Los Angeles 1988

© GHF

Ik dacht aan Szabó toen ik las dat Silman sinds 1990 39 boeken had geschreven met een totale oplage van 600.000 exemplaren, de vele vertalingen waarschijnlijk niet meegerekend. De bestseller was, en is nog steeds, How to Reassess Your Chess, met een oplage van 350.000 en de teller loopt door.

Ik was een sterkere schaker dan Silman en ik heb ook boeken over schaken gepubliceerd, die mooie recensies kregen, maar snel in de ramsj terecht kwamen. Net als Szabó dacht ik even: ‘Wat heb ik verkeerd gedaan?’ Eventjes maar.

Misschien wist Szabó niet dat pijltjes gooien moeilijk is, maar ik weet wel degelijk dat het schrijven van leerboeken over schaken moeilijk is. Je moet algemene schaakwetten formuleren, terwijl je weet dat die wetten lang niet altijd opgaan. Ludwig Wittgenstein schreef in de Tractatus Logico-Philosophicus dat zijn stellingen als een ladder waren die de leerling moest beklimmen om te zien dat die betekenisloos waren, waarna hij de ladder weg kon gooien. De goede schaakleraar is een Wittgenstein met de innerlijke kracht om zijn leerlingen de relativering van zijn stellingen te besparen.

Ik denk dat die goede schaakleraar ook een aardig mens moet zijn, die zijn lezer of de leerling die bij hem thuiskomt werkelijk wil helpen. Na de dood van Jeremy Silman waren er tientallen reacties van mensen die hem dankbaar waren voor wat hij voor hen had gedaan. Er waren er die schreven dat hij hun leven had veranderd.

Een buitenbeentje in zijn oeuvre is een boek uit 2013, Autobiography of a Goat. In artikelen over schaken staat GOAT meestal voor Greatest of All Time, en dan wordt Fischer, Kasparov of Carlsen bedoeld, maar hier is het gewoon een geit. De verteller, die zich Eli Rubinstein noemt, is de Geit, en zijn verschrikkelijke Duitse vrouw, van wie hij zich niet los kan maken, is het Beest.
Veel seks en drugs in de al verloederde wijk Haight-Ashbury in San Francisco omstreeks 1980, en op de achtergrond ook wat schaken. Er zijn veel overeenkomsten tussen die Eli Rubinstein en Jeremy Silman en tijdens het lezen hoopte ik dat er ook grote verschillen zouden zijn, maar dat was waarschijnlijk niet zo.

De schaakschrijver Cyrus Lakdawala, die veertig jaar met Silman bevriend was, schreef na zijn dood: ‘Hij had een ongelofelijk leven, met diepe dalen en duizelingwekkende hoogten. Hij was ooit een dakloze heroïneverslaafde die zich miraculeus veranderde in de meest succesvolle schaakschrijver aller tijden.’

Het was How to Reassess Your Chess dat hem van armoede naar rijkdom bracht en maakte dat beroemdheden van Amerika tot de Arabische Emiraten hem rijkelijk betaalden voor privélessen. Hij was altijd een liefhebber van Japan en van Japanse films geweest en nu kon hij in Tokio een huis kopen, zodat hij met zijn vrouw, een uitgever die ook Silmans boeken ging publiceren, de helft van het jaar in Los Angeles en de andere helft in Tokio kon wonen.

Zijn laatste boek was Silman’s Chess Odyssey, uit 2022. Het is een grootse grabbelton van 549 bladzijden met anekdotes, partijannotaties en mijmeringen over het leven en over de grote schakers uit het verleden.

In het hoofdstukje over Jefim Geller (1925-1998) schrijft Silman: ‘Volgens mij, als je niet alle groten uit het verleden kent, dan mis je het hart en de ziel van waar het in het schaken om gaat. Zoveel prachtige partijen. Zoveel verhalen, sommige grappig, sommige dwaas en sommige heel, heel droevig.’

Na een beroerte was hij de laatste jaren ernstig ziek. Er hadden makkelijk drie boeken gemaakt kunnen worden van het materiaal van Silman’s Chess Odyssey en het lijkt alsof hij tegen het eind van zijn leven alles wat hij nog had bij elkaar wilde brengen. Als besluit van zijn voorwoord schreef hij bescheiden: ‘Ik hoop dat iedere schaker een deel van dit boek zal vinden dat hem aanspreekt.’




https://www.groene.nl/artikel/van-heroinejunk-naar-topschrijver