Op het moment dat je niet meer te verliezen hebt dan wat je al is afgenomen is verzet geen keuze. Het is een noodzaak. Je komt in opstand omdat je niet anders kan. Maar aan deze kant van Europa, in wat een vriend van mij de villawijk van de wereld noemt, is het eerder een besluit. Dat je elke dag kunt nemen of toch maar uitstellen.
Nilüfer Koç ontmoet ik in het hart van de villawijk. Ze heeft de tijd, maar geen geduld.
Lausanne, aan het meer van Genève, heeft iets analoogs. De straten zien eruit als een zorgvuldig opgebouwde set uit de jaren vijftig voor een film waarvan de crew zonder een minuut te draaien is vertrokken omdat hij al bij voorbaat te saai dreigde te worden. Maar aan de oever van het meer opent Nilüfer samen met kunstenaar Jonas Staal de New World Embassy: Kurdistan.
Honderd jaar geleden deelden in deze stad de westerse grootmachten het Ottomaanse Rijk op. Er ging een streep door onafhankelijk Koerdistan. De Koerden kwamen terecht in Turkije, Syrië, Irak en Iran. Nu spreken hier, rond een gele tafel in de vorm van het gebied waar de Koerden oorspronkelijk woonden, twee dagen lang denkers en activisten uit de hele wereld over een democratie zonder staat. En daarvan zijn alle tweehonderd aanwezigen de ambassadeurs. Elke sessie opent met een toespraak van een Koerdische vrouw. Langs de wanden hangen de zonnen die de strijd symboliseren. Samen met een feministische dramaturg uit Athene/Berlijn mag ik de conferentie voorzitten. Allemaal onder het motto: Lausanne verdeelde Koerdistan, in Lausanne komt Koerdistan weer bij elkaar.
Vooraf beweegt Nilüfer zich soeverein glimlachend door het gezelschap, het ene moment gemoedelijk, strijders onder elkaar, het andere bijna statig. Ze studeerde in Duitsland, vocht in de bergen en is al jaren bestuurslid van het Nationale Congres Koerdistan. Ze loopt een tikje mank: souvenir van een Turkse gevangenis. Haar openingstoespraak gaat over het democratisch confederalisme. De natiestaat heeft afgedaan. Die is de bron van patriarchaat en kapitalisme. De toekomst is aan een seculiere, niet op winst gerichte vorm van zelfbestuur, met vrouwen aan het hoofd, en in harmonie met de natuur. Een staatloze democratie.
We zijn er nog niet, zegt ze. Maar wat vandaag niet gebeurt gebeurt morgen. Of over vijftig jaar. We zijn tenslotte al drieduizend jaar bezig. Ze straalt een dringende kalmte uit.
Er zijn, in onze villawijk, zoveel redenen om niet de straat op te gaan. Laat staan om je hele bestaan opzij te zetten voor de strijd. Er is altijd een deadline, een ziek kind, een veel te lang uitgestelde afspraak, een luie bingebank. Ik ben heel goed in het verzuchten hoeveel redenen ik heb. Maar ik ben nog nooit een samenlevingsmodel tegengekomen dat me zo aanspreekt als het democratisch confederalisme. En ik ben gefascineerd door de Koerden en hun vrienden. Omdat ze de utopie al leven en daar niet gewichtig over doen. Wat me fascineert: te zien hoe elke stap die ze zetten een bewuste keuze is. Het is niet dat je op een dag besluit om revolutionair te zijn en het daarna vanzelf voor de rest van je leven blijft. Zij hebben ook deadlines, zieke kinderen en bingebanken. Het is een keuze die ze elke dag opnieuw moeten maken.
Op de laatste avond in Lausanne zitten Nilüfer en ik buiten aan het water. De tweehonderd ambassadeurs zijn op weg naar huis. Ik vraag haar wat ze morgen gaat doen. Ze moet naar Erbil. Van de week is daar een jonge collega van haar op klaarlichte dag doodgeschoten. De Turkse geheime dienst heeft momenteel vrij spel. Ze weten precies wie ze moeten hebben en de lokale politie kijkt de andere kant op. De moordenaars uit Turkije hebben geen last van de grenzen van natiestaten.
‘Zijn er weleens momenten,’ vraag ik, ‘dat je de moed opgeeft en gewoon thuis wil blijven?’ Nilüfer vertelt me hoe ze op haar negentiende werd gearresteerd en gemarteld. ‘Op het moment dat mijn lichaam niet meer van mij was,’ zegt ze, ‘besefte ik dat ze mijn geestelijke vrijheid niet konden afnemen.’ Ze kijkt me aan, met die onverbitterbare blik. Mijn vraag kruipt onnozel onder tafel. Ze zegt dat ze mijn hulp nodig heeft. Binnenkort start de wereldwijde campagne om Abdullah Öcalan vrij te laten. De architect van het democratisch confederalisme zit al sinds 1999 in eenzame opsluiting. Ook in Den Haag moet daar aandacht voor komen. Ze zegt het alsof dat mijn verantwoordelijkheid is. Een Hollander die goed is in het opsommen van redenen om niet de straat op te gaan. Maar ik snap wat haar blik wil zeggen. Geen geduld meer voor observanten. Het ambassadeurschap van de New World Embassy is geen lege status. Aanwezigheid betekent meedoen.
Op de afgesproken dag sta ik voor de Tweede Kamer. Maar de demonstratie is verplaatst. Even later sta ik tussen twintig oudere Koerden met affiches van de besnorde leider op de stoep voor een snackbar. Overal om ons heen wordt geboord en geheid. Het centrum van Den Haag is een bouwput. We hebben geen publiek. Maar vandaag heb ik ervoor gekozen hier te staan. Morgen wachten weer nieuwe keuzes. Ik ben blij dat ik aan de kant van Europa woon waar ik ze af en toe mag uitstellen. Maar niet te vaak en niet te lang. Tijd maar geen geduld. Want Öcalan moet vrij. En dat is nog maar het begin.
Lees ook:
https://www.groene.nl/artikel/verzet-is-de-ene-keuze-na-de-andere