Waarom lukt het maar niet om pfas-uitstoters aan te pakken? – De Groene Amsterdammer


Op het grijze bedrijventerrein Elzenburg in Oss staat Maarten van der Ploeg in de miezerregen. Hij draagt geen regenjas, al was dat wel handig geweest. ‘Vroeger had je waxjassen’, zegt hij, ‘tegenwoordig zijn er vooral “pfas-jassen”. Supermooie producten, maar met nogal nare bijwerkingen.’

Pfas, kort voor poly- en perfluoralkylstoffen, hebben inderdaad handige eigenschappen: ze zijn water-, vet- en vuilafstotend, kunnen goed tegen warmte en worden niet snel aangetast door andere chemische stoffen. De nare bijwerkingen: ze breken nauwelijks af, worden daardoor ook wel forever chemicals genoemd, en zorgen bij hoge concentraties in het lichaam voor kanker en een beschadigd immuunsysteem.

Van der Ploeg is directeur van RIWA-Maas, de vereniging van drinkwaterbedrijven die de Maas als bron gebruiken, en maakt zich zorgen over toxische stoffen die zich ophopen in het milieu. Hij vertegenwoordigt de drinkwaterbedrijven die voor de ingewikkelde zuivering staan en wil liever voorkomen dat giftige stoffen als pfas in het water terechtkomen. Want ‘wat er niet in komt hoeft er ook niet uit’.

Pfas is alomtegenwoordig in het water en in Nederland krijgen mensen door voedsel en kraanwater veel meer pfas binnen dan wenselijk is, blijkt uit RIVM-onderzoek. Het instituut schat de hoeveelheid pfas op zo’n anderhalf tot tien keer zoveel als gezond is. Er is maar één pfas-producent, het Amerikaanse bedrijf Chemours in Dordrecht, maar een flink aantal bedrijven gebruikt pfas in het productieproces. Denk daarbij naast regenkleding bijvoorbeeld ook aan lippenstift, anti-aanbakpannen, bakpapier, pizzadozen, impregneerspray voor schoenen of het blusschuim van de brandweer. En aan afvalverwerkers die dat alles weer in de verbrandingsoven kieperen.

In principe geldt een lozingsverbod, maar het is onder strikte voorwaarden toegestaan met een vergunning. Er zijn bestuurlijke afspraken gemaakt over zeer zorgwekkende stoffen (ZZS, waaronder een aantal pfas) waarin is besloten dat provincies en gemeenten in respectievelijk 2021 en 2022 ‘de opgave voor lozingsvergunningen in beeld moeten hebben’. Maar die afspraken zijn niet nagekomen. Een totaaloverzicht van de pfas-uitstoot en bijbehorende vergunningen in Nederland is er niet, blijkt uit onderzoek van De Groene en radioprogramma Argos. De vergunningverlening en -handhaving is decentraal geregeld en steekt daardoor ondoorzichtig in elkaar. Terwijl volgens internationale verdragen informatie die schadelijk is voor het milieu openbaar moet zijn.

‘Het is onbegrijpelijk dat men in Zeeland geen vis of garnaal uit eigen water kan eten.’ VVD-Kamerlid Erik Haverkort, zelf boerenzoon, doelt op de recente commotie over de verontreiniging in de Westerschelde en stoort zich aan het ontbreken van een pfas-overzicht. Daarom diende hij een motie in. Hij ziet, zo zegt hij zelf, dat mensen zich zorgen maken over pfas in de natuur, onder andere na een uitzending van Zembla. De informatievoorziening uit de vergunningssystemen is slecht geregeld, vindt hij. ‘Met een druk op de knop zou je dit soort overzichten moeten kunnen produceren.’ Maar het ministerie en de omgevingsdiensten ‘worstelen met het in kaart brengen’ ervan.

Die worsteling ligt deels aan de complex geregelde verantwoordelijkheid en de vele betrokken overheidslagen, het zogenoemde ‘bevoegd gezag’. Bedrijven die lozen op grote rivieren moeten voor vergunningen bij Rijkswaterstaat aankloppen. Lozingen op kleinere wateren en het riool dienen te worden afgestemd met de waterschappen, provincies en gemeenten. Al die lagen hebben een ander registratiesysteem en de omgevingsdiensten die controleren en handhaven zijn vaak structureel onderbemand. ‘We weten en meten veel’, zegt Haverkort, ‘maar het is gek dat het nog niet in een centraal systeem staat.’

Vaak wordt erop gewezen dat de Nederlandse rivierdelta fungeert als een soort afvoerputje voor Noordwest-Europa en dat we daarom zoveel last hebben van vervuild water. Maar uit metingen blijkt dat dat beeld voor pfas niet helemaal klopt. Nadat de Maas bij Eijsden in Limburg Nederland binnenstroomt neemt de hoeveelheid pfas nog met vijftig procent toe, blijkt uit berekeningen van het KWR Water Research Institute. Ook in de Rijn zijn de pfas-concentraties stelselmatig boven de ‘veilige waarden’ en gaat de afname niet snel genoeg, stelt RIWA-Rijn.

Geen regenkleding of schoenen met Gore-tex, handschoenen van nitril, de kleren zes keer gewassen zónder wasverzachter. Als Albert van Wijk, teamleider van de buitendienst van Aqualab Zuid, ’s ochtends op pad gaat en er pfas op de planning staat moet hij aan veel dingen denken. Pfas staat sinds 2017 op de lijst van zeer zorgwekkende stoffen. Maar sinds een kleine twee jaar is pfas een ‘hot item’, zegt Van Wijk, verantwoordelijk voor het nemen van de pfas-monsters in Zuid-Nederland. Pfas is zo hot, legt Van Wijk uit, omdat de drinkwaterbedrijven steeds meer meetopdrachten geven, en steeds secuurdere data willen. ‘Als je een suikerkorrel door vieren deelt en die oplost in een olympisch zwembad, met die gevoeligheid kunnen wij meten’, zegt laborant Stijn Rommens.

In de natuur zijn de hoeveelheden van hele andere proporties. Onderzoek van de Universiteit Utrecht laat zien dat er in 2019 tweeënhalve ton pfas werd aangevoerd via grote rivieren uit het buitenland. Stroomafwaarts dalen de gemeten concentraties niet, maar er komt wel veel extra water bij, wat duidt op binnenlandse pfas-toevoeging. Waar al die gemeten pfas in het water precies vandaan komt is door het ontbreken van een centraal overzicht onduidelijk. Drinkwaterbedrijven en bemonsteraars hebben er zo hun ideeën over, maar spreken die liever niet hardop uit door de angst mensen tegen de borst te stuiten.

De lucht is strakblauw en op de negentiende verdieping van de Malietoren claimt econoom en waterbestuurder Hans de Groene met zijn kantoor het ‘mooiste uitzicht’ van Den Haag te hebben. Onder de voeten ligt het Malieveld er wat omgeploegd bij, als een matig onderhouden amateurvoetbalveld, en in de verte zijn de Scheveningse duinen goed zichtbaar. Op tafel staat een heldere karaf koud water, gewonnen uit diezelfde duinen, die op hun beurt worden ‘geïnfiltreerd’ met Maaswater. ‘Al in de negentiende eeuw verkocht men emmertjes duinwater bij de Haarlemmerpoort in Amsterdam’, zegt De Groene, ‘omdat men toen, zonder veel verstand van bijvoorbeeld cholera te hebben, al wist dat het gezonder was dan water uit de gracht.’

‘Bij pfas zie je dat ze bij elk nieuw onderzoek schadelijker blijken dan gedacht’

De Groene is directeur van Vewin, en ook hij ziet dat het steeds moeilijker is om de Maas, waar in totaal voor zo’n zeven miljoen mensen drinkwater uit geproduceerd wordt, geschikt te houden. Het is al lang geen cholera meer dat hem hoofdbrekens bezorgt, maar pfas. ‘De druk op de kwaliteit wordt steeds groter. Dat komt vooral door nieuwe onbekende stoffen waarvan in het begin onduidelijk is hoe toxisch ze zijn. Bij pfas zie je dat ze bij elk nieuw onderzoek schadelijker blijken dan gedacht.’ Dat drinkwaterbedrijven worden opgezadeld met de verwijdering staat volgens hem haaks op het EU-milieubeginsel dat de vervuiler betaalt.

In Europa stuurt Nederland aan op een verbod op de pfas-productie. ‘Een knap voorstel’, vindt De Groene. ‘Maar het nadeel is dat het nog maar een voorstel is. Het moet een aantal heuvels over, met risico op “verwatering”.’ De Groene ziet in de praktijk dat er nog op allerlei manieren geloosd wordt en wil het verbod niet afwachten. ‘We kunnen in Nederland nog flinke slagen maken. Probeer hier de kraan dicht te draaien.’

Waterbestuurders als De Groene en Van der Ploeg pleiten, net als de waterschappen, voor een ‘bronaanpak’: een landelijke lozingsrestrictie voor bedrijven. De vergunningen voor directe lozingen op het oppervlaktewater in het Maasstroomgebied zijn openbaar, maar een veelvoud gaat via de rioleringen. De zoektocht naar pfas in vergunningen voor dat type lozingen is ingewikkeld. Maarten van der Ploeg ging eens gericht op zoek naar vergunningen in het Maasstroomgebied, maar kwam pfas in geen enkele vergunning tegen. Veel vergunningen stamden nog uit het ‘papieren tijdperk’, sommigen zelfs uit de jaren negentig. ‘Opmerkelijk, want we zien dat het wel in het milieu eindigt.’

Het duingebied Meijendel met op de achtergrond Scheveningen en Den Haag

© Henriette Guest / ANP

Samen met radioprogramma Argos stelde De Groene Amsterdammer vragen aan de bevoegde gezagen in het Maasstroomgebied. We vroegen of zij een overzicht van pfas-lozers binnen hun gebied hebben, of ze een lijst met vergunninghouders bijhouden en of er gemonitord wordt, om zodoende zelf tot een samenstelling van pfas-uitstoters en hun vergunningen te komen. De antwoorden zijn illustratief voor het ondoorzichtige en versplinterde vergunningenbeleid. Overheden wijzen naar elkaar, of zeggen dat er geen pfas-uitstoters onder hun gezag vallen terwijl dat aantoonbaar wél zo is of aannemelijk lijkt.

Allereerst Limburg. Daar zeggen de provincie en de Omgevingsdienst RUD Zuid-Limburg dat er ‘in hun werkgebied geen bedrijven bekend zijn die pfas in het productieproces gebruiken’ en dat er ‘daarom dus ook geen vergunningen zijn’. Voor lozingen op groot oppervlaktewater (zoals de Maas) wijst de provincie Limburg naar Rijkswaterstaat en voor lozingen op regionaal water verwijzen ze naar het waterschap Limburg.

Rijkswaterstaat zegt dat er op dit moment in het Maasstroomgebied geen bedrijven zijn die pfas als lozingsparameter in de door hen afgegeven vergunning hebben staan. Wel zeggen ze in het Maasstroomgebied en daarbuiten in gezuiverd afvalwater pfas te hebben aangetroffen, maar dat er meer metingen gedaan moeten worden om een betrouwbaarder beeld te krijgen.

Waterschap Limburg zegt ook dat het geen overzicht heeft van bedrijven die pfas gebruiken. ‘De directe lozers die in het bezit zijn van een lozingsvergunning gebruiken geen pfas en hierdoor is aannemelijk dat dit dan ook niet geloosd wordt.’

Dat zou betekenen dat er in heel Limburg volgens de overheden nergens pfas wordt geloosd. Terwijl: de Franse krant Le Monde bracht eerder dit jaar een lijst met bedrijven in kaart die vrijwel zeker of vermoedelijk pfas uitstoten, waarbij er meerdere in Limburg actief zijn. Overzichten van de Kamer van Koophandel laten verder zien dat er in Limburg tientallen bedrijven gevestigd zijn (bijvoorbeeld chemische of farmaceutische) die mogelijk pfas in het productieproces gebruiken. In een mailwisseling en een telefoongesprek zegt het Amerikaanse chemieconcern 3M − recent nog door de staat aansprakelijk gesteld voor pfas in de Westerschelde − dat zijn vestiging in Kerkrade ‘PTFE-gebaseerde materialen (een soort Teflon, een pfas − ds) verwerkt tot poeder of granulaat’, onder andere door het te mengen en mixen. PTFE wordt weleens geprezen als een veilige pfas-variant, maar daarover bestaan gerede twijfels. Een medewerker van 3M zegt dat het enige afval dat ze hebben via de afzuiging gaat en dat dat uiteindelijk via landfill gestort wordt. Omdat pfas eenmaal in de grond moeilijk hecht aan bodemdeeltjes bestaat daar het gevaar dat het ‘weglekt’ naar het grond- en oppervlaktewater.

In Brabant stelt de provincie dat ‘monitoring primair de taak van het bedrijf zelf is’. Voorschriften ten aanzien van zeer zorgwekkende stoffen in afvalwater staan nog maar af en toe in milieuvergunningen, zegt de provincie, ‘maar dit gaat in de toekomst veranderen’. De provincie laat verder weten dat er ‘bij de twee bedrijven met de grootste pfas-lozingen maandelijks lozingen plaatsvinden’. Welke bedrijven dat zijn, wil de provincie niet zeggen. Wel zeggen ze te beschikken over een lijst, maar die willen ze niet delen. Uit mediaberichten is wel het een en ander af te leiden. Recent vertelde staatssecretaris Heijnen bijvoorbeeld dat de pfas-uitstoot van afvalverwerker ATM in Moerdijk nog jaren doorgaat. Het bedrijf kreeg kritiek, maar pareerde die door te zeggen dat ze simpelweg het ‘afval opruimen dat we met z’n allen maken’.

Complete lijstjes mogen er dan niet zijn, het is de vraag of ze kloppen wanneer ze er wel zouden zijn. Uit een recente pilot van Rijkswaterstaat bleek dat bij driekwart van de vergunningen aanpassing nodig was omdat ze niet actueel of onvolledig waren. De oorzaken: onvoldoende of verouderde informatie over de lozingen en stoffen, te weinig kennis over de omvang en het niet doorvoeren van nieuw beleid in vergunningen. Rijkswaterstaat merkte dat alleen ‘zeer ervaren medewerkers’, ambtenaren met zowel kennis over productietechnieken, juridische knowhow en chemische expertise, de vergunningen goed konden beoordelen. ‘Ervaren vergunningverleners zijn er te weinig’, valt te lezen, en naar verwachting van de onderzoekers wordt de krapte op de markt de komende jaren eerder groter dan kleiner.

‘De huidige uitdagingen vragen juist om meer regie van het Rijk’

Ook bij de omgevingsdiensten loopt het systeem spaak. De afgelopen jaren bleek uit rapporten dat veel omgevingsdiensten niet goed functioneren. Ze zijn door hun kleine schaal, grote diversiteit in taken en slechte financiering vleugellam op pad gestuurd. Informatieuitwisseling en kennisontwikkeling komt daarom maar moeizaam van de grond en een in het oog springende lacune is het geheel ontbreken van toezicht op het functioneren van de diensten. ‘Regie door het rijk ontbreekt’, stelt het rapport Om de leefomgeving van oud-minister Jozias van Aartsen. ‘Stelselverantwoordelijkheid door de bewindspersoon is in de huidige vorm een fictie.’ Het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (IenW) zegt in een reactie dat er ‘een opgave ligt’ en dat er voor de aanbevelingen van Van Aartsen in het coalitieakkoord structureel jaarlijks achttien miljoen is uitgetrokken.

En dan staan er ook nog eens grote wetsveranderingen voor de deur. Begin 2024 gaat − zo’n tien jaar na indiening − de nieuwe Omgevingswet in. Daarin wil het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat een landelijke emissie-database verankeren waarin alle uitstoot wordt opgenomen van soorten pfas die aangemerkt zijn als zeer zorgwekkende stof (op dit moment zo’n negentig). ‘Nu die gegevens opvragen en ordenen zou te veel capaciteit kosten en de processen doorkruisen’, reageerde het ministerie vorig jaar oktober op Kamervragen waarom zo’n lijst niet nu al gemaakt kan worden.

Vewin-directeur Hans de Groene maakt zich zorgen om de nieuwe Omgevingswet, omdat het daarin volgens hem niet moeilijker maar juist makkelijker wordt om te lozen zonder vergunning. ‘Ook de Raad voor de leefomgeving en infrastructuur heeft daar onlangs op gewezen.’ De wet stamt volgens hem uit een ‘ander tijdsgewricht’, waarin decentralisatie nog als een groot goed werd gezien. ‘Die beleidsfilosofie is niet meer van deze tijd. De huidige uitdagingen vragen juist om méér regie van het rijk.’

Hoogleraren Marlon Boeve (TU Delft) en Frank Groothuijse (Universiteit Utrecht) bevestigen dat de systematiek gaat veranderen, maar brengen wel nuanceringen aan. We gaan inderdaad van het uitgangspunt ‘vergunningplicht voor lozingen, tenzij’ naar ‘vergunningvrij, tenzij vergunningplicht’, zegt Boeve. ‘Maar dat er voor een lozing geen vergunningplicht meer geldt, betekent nog niet dat er voor die lozing helemaal geen regels zijn. Voor sommige lozingen gelden algemene rijksregels en verder kunnen de waterschappen aanvullende eisen stellen.’ Groothuijse: ‘De verandering is dan ook minder groot dan het op het eerste gezicht lijkt. De zorg over decentralisatie kan worden genuanceerd, want via de zogenoemde ‘bruidsschat’ blijven de huidige rijksregels na de inwerkingtreding van de Omgevingswet gewoon gelden, totdat waterschappen uit eigen beweging besluiten om deze aan te passen.’

© Camiel Mudde / Hollandse Hoogte / ANP

Pfas is maar een van de vele waterproblemen die Nederland rijk is. Slechts één procent van ons oppervlaktewater voldoet aan alle milieurichtlijnen, bleek uit eerder Argos-onderzoek. Nederlandse wateren zijn het meest vervuild van Europa en als daar niet snel verandering in komt dreigen boetes uit Brussel en koersen we af op een impasse vergelijkbaar met de stikstofcrisis. Denk daarbij aan een verbod op het starten, uitbreiden of doorzetten van activiteiten waarbij sprake is van lozing op het riool of oppervlaktewater of van onttrekking van grondwater. Vóór 2027 moet het Nederlandse water voldoen aan de Europese waterrichtlijnen, maar de Raad voor de leefomgeving en infrastructuur stelt dat we dat jaartal (en de jaren daarna) niet gaan halen. Het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) berekende dat met de huidige verbeteringsplannen in 2027 slechts tussen de tien en vijftien procent van de wateren ecologisch op orde is.

Door droogte, verzilting en een groeiende vraag kunnen de tien drinkwaterbedrijven niet garanderen dat de honderdduizenden woningen die het kabinet wil bouwen tijdig beschikken over drinkwater. Verder bevat het oppervlaktewater steeds vaker andere onbekende chemische stoffen, zoals medicijnresten, microplastics en pesticiden. Daardoor moest er afgelopen jaar een recordaantal dagen een opnamestop worden ingelast − in Limburg over tweehonderd dagen. Ook bij deze andere chemische stoffen hobbelt wetgeving achter productie en gebruik aan. Vaak blijkt pas na decennia dat een stof schadelijk is, maar dan zit het dusdanig verweven in productieketens dat uitfasering, mede door de stevige chemische lobby, opnieuw jaren kost.

Overheden verkeren op die manier in een kat-en-muisspel met bedrijven, versterkt door het zogenoemde ‘lock-in-effect’: het verbieden van een schadelijke stof leidt in de praktijk vaak niet tot een afname, maar juist een toename van nauw verwante chemicaliën. Zo schakelde Chemours uit Dordrecht na een verbod op PFOA over op de chemische stof GenX, die ook nauwelijks afbreekt in het milieu. ‘Zodra een stof gevaarlijk blijkt, zie je dat de chemische industrie overstapt naar een vergelijkbare stof’, zei wetenschapper Martin Scheringer tegen de NRC. ‘Het verhaal begint telkens opnieuw.’ En nu alle pfas mogelijk op Europees niveau verboden wordt, tuigt het bedrijf een grote lobbycampagne op, meldt de krant een week geleden.

‘Uiteindelijk moeten we ernaartoe dat consumenten gewoon genoegen nemen met andere producten’, zegt Maarten van der Ploeg van RIWA-Maas. ‘Is het nou echt fijn om in de regen te lopen, wetende dat de jas die je aan hebt heel erg schadelijk is voor het milieu? Ik denk het niet.’

Lees verder:





https://www.groene.nl/artikel/waarom-lukt-het-maar-niet-om-pfas-uitstoters-aan-te-pakken