© Privécollectie
Ondanks tien jaar in Rusland en meerdere reizen naar Oekraïne in oorlogstijd, had ik tot voor kort het toevallige geluk nog nooit in aanraking te zijn gekomen met de dood van een naaste.
Tot deze juli.
Eerst overleed mijn vader, Wim Hartog. Een week later verliet na een tragisch zeilongeluk ook onverwachts de ondernemer Derk Sauer het leven.
In 2017 vroeg Derk mij als hoofdredacteur om samen The Moscow Times, de Engelstalige krant die hij oprichtte in het ontluikende post-sovjet-Rusland, het digitale tijdperk in te loodsen en te redden van de (destijds hoofdzakelijk financiële) ondergang.
We waren twee Nederlanders in Moskou: hij, in de zestig, uiterst vermogend en ervaren; ik, 29, een beginnende journaliste met een teleurstellende spaarrekening. Samen probeerden we de krant een tweede leven te geven, terwijl Poetin een steeds vijandigere houding aannam tegen buitenlanders en onafhankelijke media.
Dat lukte. Zonder het te beseffen, legden we in een paar jaar de basis voor een lenige redactie die zich, toen het vuur echt te heet onder de voeten werd na de grootschalige invasie van Oekraïne, zou kunnen verplaatsen naar Amsterdam.
Derk bewees daarmee dat journalistiek een fatale klap kan overleven. Helaas gold dat niet voor hemzelf. ‘Dat is wel heel veel dood bij elkaar’, schreef een dierbare vriendin mij nadat het nieuws over zijn overlijden haar bereikte.
Inderdaad, er is een vreemde synchroniciteit in het sterven van mijn vader en mijn professionele vader, zo kort na elkaar.
Derk en Wim waren tot op zekere hoogte tegenpolen. In Nederland benaderde Derks status, vooral in de jaren sinds de invasie, die van een nationale held. (In Rusland was hij minder breed bekend, wat de autoriteiten er niet van weerhield om The Moscow Times tot ‘ongewenste organisatie’ te bestempelen.) Hij hield van de schijnwerpers; was actief op sociale media, schreef een wekelijkse column in Het Parool en schoof regelmatig aan tafel bij talkshows waar hij gul zijn kennis over Rusland deelde.
Als mijn vader al een heldenstatus had, dan alleen onder een kleine, hoewel fanatieke kring literatuurliefhebbers. Wim Hartog was voor hen dé grote vertaler van de nog steeds relatief onbekende schrijver Konstantin Paustovski (1892-1968). Mijn vader kon, te pas en te onpas, eindeloos uitweiden over Paustovski, maar ondertussen was hij enorm mediaschuw. Interviews sloeg hij af. Journalisten, vond hij, waren té gericht op hem als persoon, terwijl hij het juist over zijn werk wilde hebben. ‘En dan willen ze ook altijd een foto van mij bij het artikel’, zei hij vol afschuw.
Waar de uitvaart van Derk in de Westerkerk stampvol zat met prominenten uit de Nederlandse media- en politieke wereld, wilde mijn vader geen enkel openbaar afscheid. Ik vermoed deels omdat hij twijfelde of er überhaupt wel iemand zou komen.
© Berry Stokvis/HH / ANP
Maar er zijn ook overeenkomsten. Zowel mijn vader als Derk waren mannen met een levenslange roeping. Voor mijn vader was dat het levend houden van een Russischtalige auteur die hij als jonge student in Parijs bij toeval had ontdekt, en van wie hij vond dat Nederlanders niet zonder zijn werk konden.
Voor Derk was dit het in stand houden van een jonge traditie in onafhankelijke Rusland-journalistiek die hij in de jaren negentig zelf had gedoopt. Voor hen beiden stond het humanisme centraal. Daarmee bedoel ik niet het goedpraten van het stalinistische of poetinistische Rusland, maar wél het houden van een pleidooi voor het begrijpen van het land en zijn bevolking.
‘Daar waar Paustovski ons een venster op het Rusland verschaft pur sang, was Derk Sauer de boodschapper van het hedendaagse Rusland’, schreef een Paustovski-lezer uit Groningen onlangs in een condoleancebrief aan mijn familie. Beiden maakten, ieder op hun eigen manier, Rusland, die grote kolos aan de rand van Europa, toegankelijker voor een westers publiek.
Wie denkt dat vooral Russen daar baat bij hebben heeft het mis: het is minstens zo verrijkend voor Nederlanders. Nergens wordt Paustovski zo veel gelezen als in Nederland en Vlaanderen. Het boek Goudzand, dat Wim zelf samenstelde uit Paustovski’s verhalen, notities en brieven, verscheen zelfs eerst in het Nederlands. Een recensent beschreef het als ‘een groot moment in de Nederlandse literatuur’.
In het geval van Derk: door de redacties van meerdere Russische media naar Amsterdam te halen, liet hij de Nederlandse traditie uit de zeventiende eeuw herleven, als vrijplaats voor schrijvers en denkers, niet alleen voor pleziertoeristen. De lof die hem daarvoor wordt toegekend is volledig terecht: Derk had een ‘yes we can’-mentaliteit van Obama-niveau en bereikte daarmee ook het schijnbare onmogelijke. ‘Hij is een geweldig voorbeeld van wat één man kan doorstaan in dienst van een missie’, schreef Vasily Gatov, media-analist, onder een bericht dat ik plaatste naar aanleiding van Derks dood.
Maar in de stroom artikelen en tv-uitzendingen die de afgelopen weken zijn verschenen, blijft een belangrijk punt onbenoemd. Namelijk dat helden, groot of klein, niet in een vacuüm leven. Mijn vader kon alleen duizenden uren aan zijn vertalingen besteden dankzij steun van het Nederlands Letterenfonds – naast natuurlijk zijn uitgever en de lezers die bereid waren ervoor te betalen.
Ook Derk maakte er geen geheim van dat het zonder hulp van buitenaf niet gelukt was om de Russische media te ‘redden’. Dat gold bijvoorbeeld voor het gebouw van DPG Media, waar tientallen journalisten een nieuwe redactieplek kregen. En voor de stad Amsterdam, die hun letterlijk een dak boven het hoofd bood, om nog maar te zwijgen over verschillende subsidies. Naarmate de oorlog voortduurt, de urgentie vervaagt en er wordt gestreden om budgetten, rust er een zwaard van Damocles boven die steun.
© Privécollectie
De laatste keer dat ik Derk zag, eind vorig jaar, was hij ongewoon bezorgd over de toekomst.
Hij zei het niet met zoveel woorden, maar het was duidelijk dat een van de redenen dat hij met zijn 72 jaar nog geen stap terug deed, was dat hij niet volledig vertrouwde op wat er zou gebeuren als híj, de man met de connecties, zijn rol als fondsenwerver zou opgeven.
Dat was nog voordat de regering-Trump USAID ophief. Inmiddels gaat er geen week voorbij zonder dat ik bericht krijg van een of andere prijswinnende Russische onderzoeksjournalist in ballingschap, op zoek naar werk. Ik wil niet weten hoe Derks inbox eruit moet hebben gezien.
Rusland is een land waar alles afhangt van individuen: een president Poetin wiens leven of dood de hele koers van het land zou kunnen veranderen; een tegenstander van mythische proporties, Aleksej Navalny, wiens moord de gehele oppositie decimeert. Een Derk Sauer zonder wie de onafhankelijke pers nooit zo snel was opgebloeid.
In Nederland leven we gelukkig in een andere soort samenleving, waarin, los van de poppetjes die de macht bestieren en het individuele initiatief, een breder bolwerk bestaat in dienst van onze idealen. Daaronder vallen, zou je denken, ook het ideaal van een vrije pers en het besef van het belang van een beschaafd Rusland aan onze Europese grenzen.
In een tijd waarin defensiebudgetten juist worden opgeschaald zou je hopen dat er ook structurele steun is voor onafhankelijke en diepgaande informatievoorziening over een land dat volgens NAVO-chef Mark Rutte al binnen drie jaar Europa zou kunnen aanvallen. Of dat, in een ander scenario, weer een dramatische politieke en sociale omwenteling te wachten staat (Poetin en Derk waren even oud).
Zoals Derk graag benadrukte: ‘Met de kosten van één grote raket kun je een jaar lang alle Russische onafhankelijke journalisten aan de gang houden.’ Degenen die begin augustus zijn uitvaart bijwoonden, werd gevraagd geen bloemen mee te nemen, maar in plaats daarvan een donatie te doen aan The Moscow Times.
Een man kan leven voor een missie. Maar de missie, zo besloot Derk ons mee te geven als laatste boodschap, is groter dan de man. Ik hoop dat hij gelijk heeft.
Lees ook: