Oké, het is een beetje een cliché, maar toch: ‘Wij zijn twintig procent van het electoraat, maar honderd procent van de toekomst’, zegt voorzitter Floris van der Valk (21 jaar) op de Haagse zolder waar de Jonge Democraten zetelen. Hij vindt dat het tijd wordt dat jongeren vaker een plek aan tafel krijgen, bijvoorbeeld via gelote Jongerenraden. Bij besluiten over de toekomst zouden politici die moeten raadplegen.
Want hoewel veel oudere kiezers zich misschien nog wel realiseren dat jongeren onevenredig hard getroffen worden door toekomstige problemen als het klimaat, de woningcrisis en een gebrek aan bestaanszekerheid, ervaren ze die anders, vindt Nicole Dick (26) van Pink (de jongerenorganisatie van de Partij voor de Dieren). Zelfs de ouderen in haar partij. ‘Ze voelen niet hoe het is als dat alles zich opstapelt: zorgen om het klimaat, flexcontracten, studieschulden. Al die problemen versterken elkaar en geven een gevoel van machteloosheid. Ik woon in Den Haag, maar kan ik hier in de toekomst blijven wonen of staat het hier straks onder water?’
Je kunt het als jongere ook gewoon beter onder woorden brengen, vindt vice-voorzitter Marije van Velthoven (23) van BBB Jong. Vergelijk het met iemand die in Groningen de aardbevingen heeft meegemaakt. ‘Ik kan me inleven en het vertellen, maar ik heb het niet meegemaakt.’
Zelfs de jongerenafdeling van de SGP, die trots vertelt dat ze qua ideeën geheel in de pas loopt met de moederpartij, ziet het als haar taak om te voorkomen ‘dat de rekening doorgeschoven wordt naar de toekomstige generatie’, aldus voorzitter Rody van Heijst (28).
Naar schatting 2,5 miljoen jongeren mogen hun stem uitbrengen bij de komende verkiezingen: twintig procent van de kiesgerechtigden, goed voor dertig zetels in de Tweede Kamer. Toch zaten er in de afgelopen kabinetsperiode maar vijf Kamerleden onder de dertig jaar op de blauwe stoelen. De reden waarom veel jongerenafdelingen van politieke partijen adviseren om daar iets aan te doen: stem op een jonge kandidaat.
Maar worden jongeren ook echt beter gerepresenteerd door jonge Kamerleden?
Een manier om dat te achterhalen is door te kijken welke Kamerleden in de afgelopen kabinetsperiode de meeste moties indienden over onderwerpen die jongeren belangrijk vinden. En vervolgens naar de leeftijd van de indiener.
Via de zoekfunctie op Tweedekamer.nl doorzochten we alle moties die ingediend werden tussen 31 maart 2021 toen het nieuwe kabinet geïnstalleerd werd tot het huidige verkiezingsreces.
We filterden op ‘jongere’, ‘student’ én op de onderwerpen die jongeren het meest aan het hart gaan bij deze verkiezingen. Volgens een peiling van onderzoeksbureau Ipsos in september 2023 zijn dat ‘bestaanszekerheid/levensonderhoud/inflatie’, op de voet gevolgd door ‘wonen’ en ‘klimaat’.
De moties die gaan over ‘studenten’ hebben over het algemeen betrekking op het onlangs afgeschafte leenstelsel, een eerlijke compensatie voor de ‘pechgeneratie’ en het vastzetten van de rente op nul procent. Die over Klimaat (420) zijn redelijk breed en zijn eigenlijk nooit specifiek gericht op jongeren. Maar voor dit onderzoek maakt dat niet uit; het gaat erom dat jongeren het een belangrijk thema vinden. Moties over wonen (193) hebben wel wat vaker te maken met de problemen van jongeren, bijvoorbeeld de motie van Lisa Westerveld (GroenLinks) over een uitbreiding van de huurtoeslag voor studentenkamers en onzelfstandige woningen.
Het wat algemene onderwerp bestaanszekerheid/kosten levensonderhoud probeerden we specifieker op jongeren toe te spitsen door te kijken naar inflatie (kwam in 73 moties voor), bestaanszekerheid (in 37 moties), studieschuld (22) en minimumloon (65). Over die onderwerpen zijn ook een paar moties die specifiek inzoomen op studenten en jongeren. Zo vroeg Sylvana Simons van Bij1 aanvullende maatregelen te treffen die de lastendruk van studenten verlichten. En stelde Simone Kerseboom (FvD) voor om de compensatie van studenten die onder het leenstelsel hebben gestudeerd te vervroegen.
De partij die de meeste moties (mede) indiende over jongeren, studenten en bijna alle jongerenonderwerpen is GroenLinks-PvdA: hun Kamerleden waren 556 keer indiener of mede-indiener van deze moties. Op ruime afstand gevolgd door het CDA (215 keer) en D66 (209 keer).
Om te weten of het ook vooral jonge Kamerleden zijn die de moties indienen, kijken we naar de leeftijd van de Kamerleden die ze (mede) in stemming brachten. Dan blijkt dat de groep tussen de 36 en 50 jaar de meeste moties indiende. Niet toevallig ook demografisch de grootste groep in de Kamer. Bereken je echter het gemiddeld aantal moties per leeftijdscohort, dan ontlopen ze elkaar nauwelijks. Of ze nu tussen de 25 en 35 jaar zijn, 36 en 50 jaar of 51 en 65 jaar: ze dienen ongeveer even veel moties in. Met andere woorden: ouderen kunnen de belangen van jongeren net zo goed behartigen als jonge Kamerleden (de groep 51-65 jaar dient er zelfs ietsje meer in). Behalve dan Kamerleden van boven de 65 jaar, die doen dat echt maar mondjesmaat.
Wat dat aangaat hebben de leden van SP Jongeren gelijk als ze zeggen dat leeftijd er nauwelijks toe doet en dat het gaat om de inhoud. ‘Ik heb liever tien oudere SP’ers in de Tweede Kamer die zijn voor een Nationaal Zorgfonds en een hogere compensatie voor studenten dan één jonge VVD’er die dat niet is’, reageert Bastiaan Meijer (26). ‘Het gaat mij veel meer om de ideeën, om dat waar ze voor staan. Want om wat voor jonge politieke kandidaten gaat het dan als je op een jongere stemt? Een mbo’er die sowieso slecht gehoord wordt, of weer de zoveelste hoogopgeleide, waarmee de Kamer al vol zit? Ik heb liever dat de werkende klasse wat meer kan meepraten.’ De SP is trouwens wel echt een partij voor jongeren, haast hij zich te zeggen: ‘Wij durven als enige radicale keuzes te maken tegen het kapitalisme bijvoorbeeld. De marktwerking halen we helemaal uit de woningmarkt om zo voor betaalbare huizen te zorgen.’
Het gaat bij representatie van jongeren inderdaad niet enkel om ‘descriptieve vertegenwoordiging’, waarbij kandidaten bepaalde kenmerken, zoals leeftijd, delen met het electoraat, legt politicoloog Liza Mügge uit, die als universitair hoofddocent verbonden is aan de Universiteit van Amsterdam. Inhoudelijke representatie is minstens zo belangrijk en ze verwijst naar de theorie van Hanna Pitkin, beschreven in The Concept of Representation. ‘Die garandeert dat thema’s die voor bepaalde groepen belangrijk zijn worden ingebracht in de politieke arena. En dat kan ook gebeuren door politici die niet diezelfde geleefde ervaring hebben zoals uit jullie onderzoek blijkt.’
Voor die inhoudelijke representatie keken we behalve naar de inhoud van de moties ook naar de verkiezingsprogramma’s. Om te beginnen naar hoe vaak het woord ‘jongere’ voorkomt ten opzichte van ‘oudere’. Bijna alle partijen besteden even veel of meer aandacht aan jongeren, met uitzondering van de PVV (die het bijna zeven keer vaker over ouderen heeft) en het CDA (bijna dubbel zo vaak). Het gaat bij de linkse partijen wel meer over jongeren dan bij de rechtsere partijen.
GroenLinks-PvdA wil bijvoorbeeld een Nationale Jeugdstrategie omdat ‘we zien hoe een stapeling van problemen bij veel jongeren tot een uitgesteld leven leidt.’ Grondrechten als kwalitatief goed onderwijs, een fijne en prettige leefomgeving en een eigen woning voor jongeren zijn al lang geen vanzelfsprekendheden meer. Ze willen de politieke betrokkenheid van jongeren bovendien vergroten door de stemgerechtigde leeftijd te verlagen naar zestien jaar. Iets dat ook D66 wil. Dat wil eveneens de aanvullende beurs in het mbo gelijktrekken met die van het hbo en wo en maakt de tijdelijke verhoging van de uitwonende beurs permanent. Voor wie geen basisbeurs kreeg, moet de rente op studieleningen beperkt worden.
Kijken we in de verkiezingsprogramma’s naar de thema’s die jongeren belangrijk vinden (woning, bestaanszekerheid en klimaat) dan hebben NSC, GoenLinks-PvdA, SP en PVV ‘wonen’ in hun top-drie van meest genoemde onderwerpen.
NSC wil astronomische huurbedragen van studentenkamers tegengaan en via woningruil doorstroming stimuleren. GroenLinks-PvdA gaat ook investeren in betaalbare en duurzame woningen voor jongeren en gaat huisjesmelkers tegen. SP wil zelfs een speciaal ministerie voor Wonen oprichten. Waar de PVV vooral heil ziet in Nederlanders voorrang geven bij het toewijzen van een woning en het aan de kant te schuiven van stikstofregels.
Zoeken we binnen de verkiezingsprogramma’s naar het woord ‘bestaanszekerheid’, dan ligt het voor de hand dat die in Omzigts programma het vaakst voorkomt. En inderdaad: twee keer zo vaak als bij de andere ‘hoge scoorder’ het CDA (maar ook: GroenLinks en Volt). Spitsen we het toe op studenten door te zoeken op ‘studieschuld’ (een belangrijk onderdeel van bestaanszekerheid bij studenten), dan komt het onderwerp het vaakst voor bij Denk en gek genoeg nul keer bij onderwijspartij D66. Dat laatste laat ook wel meteen de makke van semantisch onderzoek zien – want D66 wil wel de rente op de studielening voor de pechgeneratie bevriezen, maar schrijft dat zonder de studieschuld te noemen.
Klimaat staat verrassend genoeg alleen bij de PvdD in de top-drie, en wel op nummer 1: overigens vertekent het absolute aantal woorden de zaak wel. Kijk je hoe vaak ‘klimaat’ voorkomt ten opzichte van het totaal aantal woorden van het programma, dan komt klimaat percentueel bijna net zo vaak voor bij GroenLinks-PvdA en D66. PvdD wil dat Nederland een voortrekkersrol gaat spelen en in 2030 al klimaatneutraal zal zijn. D66 gaat een tandje langzamer en wil dat we dan zestig procent CO2-reductie hebben bereikt en zet in op klimaatneutraal in 2040. GroenLinks-PvdA heeft veel oog voor klimaatrechtvaardigheid.
Overigens vertellen de jongerenafdelingen dat ze bijna allemaal in meer of mindere mate betrokken zijn bij het schrijven van het verkiezingsprogramma. Bij die van het CDA, D66, Partij voor de Dieren en SP hebben jongerenleden in de verkiezingscommissie gezeten. ‘Jongerenafdelingen worden zeer serieus worden genomen in Den Haag’, bevestigt politicoloog Mügge.
Gaat het op 22 november desalniettemin dus alleen om de politieke inhoud en is het totaal onbelangrijk om op een jonge kandidaat te stemmen? Zo simpel is het ook weer niet. Naast descriptieve en inhoudelijke representatie is er volgens Mügge ook nog zoiets als de symbolische politieke vertegenwoordiging. ‘Het is ook belangrijk dat mensen zich herkennen in hun politieke vertegenwoordigers. Kunnen ze zich met iemand identificeren, of heeft iemand zelfs een voorbeeldfunctie?’ Sylvana Simons had volgens haar tot voor kort die rol voor vrouwen van kleur. ‘Er zijn wel eerder zwarte vrouwen geweest in de Tweede Kamer, maar nog nooit eentje die zo uitgesproken was over racisme en seksisme, en die ook nog eens een fractieleider was.’
Dat is volgens Nikkie Trip, oprichter van het platform Stemopeenjongere.nl dan ook de belangrijkste reden om jongeren op te roepen op een leeftijdgenoot te stemmen. Het platform Stemopeenjongere.nl helpt met een speciale tool om per partij uit te maken welke kandidaat onder de dertig net onder het gepeilde aantal zetels op de kieslijst staat en dus via een voorkeurstem de kamer in geholpen kan worden. Een soortgelijke actie van Stemopeenvrouw.nl wist op die manier honderden vrouwen met voorkeurstemmen de (lokale) volksvertegenwoordiging in te krijgen.
Meer jongeren in de Kamer zou ook nog eens een gunstig neveneffect kunnen hebben, denkt Trip. De opkomst van jongeren bij verkiezingen is doorgaans laag. ‘Maar als er straks meer jongeren in de politiek zitten, zullen ze zich er meer mee gaan identificeren en dus vaker gaan stemmen.’ En daarbij is ze ervan overtuigd dat ondanks dit onderzoek naar moties en leeftijd, jonge politici als Rob Jetten toch gewoon meer oog hebben voor de lange termijn omdat ze zelf nog lang zullen leven. ‘Zij begrijpen de tijdgeest gewoon beter.’
[naschift]M.m.w. van Jeroen van de Nieuwenhof/Lectoraat Fontys Journalistiek.[/naschift]
https://www.groene.nl/artikel/worden-jongeren-ook-echt-beter-gerepresenteerd-door-jonge-kamerleden