Worsteling in de ruimte – De Groene Amsterdammer


Ascension is een betrekkelijk jong vulkanisch eiland, iets kleiner is dan Texel. Het ligt midden in de Atlantische Oceaan, tussen Afrika en Brazilië, en behoort tot Groot-Brittannië. Het Amerikaanse ruimtevaartbedrijf NASA heeft er een telescoop die het ruimteschroot in de gaten houdt. Het eiland was ooit, heel kort, een openluchtgevangenis toen de Nederlandse scheepsofficier Leendert Hasenbosch daar in 1725 aan land werd gezet wegens sodomie. Hij verdween op het eiland.

Geen toeval dus dat de hoofdpersoon van Martin MacInnes’ derde roman, In Ascension, Leigh-Ann Hasenbosch heet. Pas aan het slot, dat zich daadwerkelijk op dat verlaten eiland afspeelt, wordt de betekenis van die achternaam duidelijk voor de lezer die het verhaal van de verdwenen achtiende-eeuwse scheepsofficier kent. Het Engelse woord ‘ascension’ betekent hemelvaart, maar de Nederlandse titel luidt, veel minder dubbelzinnig, Overgave.

De jonge vrouw Hasenbosch is een Rotterdamse die heeft doorgeleerd in maritieme ecologie en microbiologie. Vader Geert was zeeman maar na zijn huwelijk met wiskundige Fenna blijft hij aan wal en raakt betrokken bij het waterschap. Zijn frustraties leeft hij uit op zijn twee dochters, maar vooral op de oudste: Leigh. De moeder zit opgesloten in haar academische wiskundewereld. Leigh ervaart de vroege dood van haar vader als een bevrijding, verdwijnt uit Nederland en zal later op grote afstand getuige zijn van haar dementerende moeder.

MacInnes’ eerdere romans, Infinite Ground (2016) en Gathering Evidence (2020) zijn labyrintische vertellingen tussen feit en fictie. In zijn debuut is een jongeman zoekgeraakt in een onbestemd Zuid-Amerikaans land. Maar bestaat die man wel? Gathering Evidence raakt aan de klimaatcrisis, staat stil bij stervende bossen en de wereldwijde greep van multitechnobedrijven op menselijk handelen.

In Overgave is Leigh door algen geobsedeerd ‘omdat ze ons laten ademen’. Haar eerste wetenschappelijk onderzoek is met het expeditieschip Endeavour gericht op hydrothermale ventilatiekanalen op de Atlantische Oceaanbodem. Daar bevinden zich minuscule archaea, de vroegste levensvormen die zich later met bacteriën verbonden en nieuwe celkernen vormden. Al het meercellige leven – planten, schimmels, dieren – komt hieruit voort. De expeditie ondervindt problemen als de duikers, onder wie Leigh, onder water gaan hallucineren en ziek boven komen.

Dan maakt MacInnes een ogenschijnlijke reuzewaai: van de diepzee naar de kosmos. En die wending heeft alles te maken met de androïde Datura, een ovaalvormig object dat aan de hemel verschijnt én weer verdwijnt. Heeft dat mysterieuze object een soort levensteken gegeven en heeft daardoor Voyager 1, al tientallen miljarden kilometers van ons verwijderd, weer een raadselachtig signaal naar de aarde verstuurd? En de NASA-ontdekking dat ruimteschepen veel sneller door de kosmos kunnen reizen dan voor mogelijk werd gehouden?

Maar MacInnes blijft wonderlijk wetenschappelijk en concreet en verliest zich niet in ufo’s en speculaties over buitenaards leven. Leigh Hasenbosch legt zich toe op het kweken van algen en blijkt onmisbaar bij een diepgeheim ruimtevaartproject dat alles te maken heeft met Datura en Voyager 1. Het ruimteschip waarmee Leigh met twee mannelijke astronauten uiteindelijk de aarde verlaat heet Nereus, de Grieks-mythische naam die de ‘oude man en de zee’ met de oceanische kosmos verbindt. Anderhalf jaar duurt de Nereus-expeditie naar de Oortwolk en gedurende die tijd voeden ze zich dankzij de bloeiende en groeiende algentuin van Leigh. Tegelijkertijd worstelen ze met hun lijf en geest in een kleine ruimte en met de afwezigheid van Moeder Aarde. MacInnes weet hun ruimteworsteling zeer aannemelijk te maken zonder allerlei sf-fratsen.

Slaagt de Nerus-reis? Keren ze terug op aarde, in de oceaan? Ja voor wie cyclisch denkt en weet wat een Cassini-ovaal inhoudt, nee voor wie lineair denkt en wars is van mogelijkheidszin. Tijdverplaatsingen – doodgewoon in verhalen dankzij onwillekeurige associaties – zorgen voor plotzwenkingen; lichtstralen lijken het geheim achter het universum (waarom toch dat alles?) te ontsluieren. Het piepkleine heeft alles te maken met het reusachtig uitdijende, de diepzee met de kosmos.

Aan het slot van deel IV van Overgave, vlak voordat er een verrassende vertelperspectiefverschuiving plaatsvindt en de locatie opdoemt die in de Engelse titel wordt aangekondigd, verandert ‘een sterke lichtstraal’ alles in de Nereus en in het hoofd van Leigh Hasenbosch. Opeens is ze weer in haar Rotterdamse kamertje waar haar vader zonder bewust plan binnenvalt. ‘Ik zit op de grond, met mijn spullen verspreid over het vloerkleed. Als hij zijn mond opent kan hij twee dingen doen: ademhalen of iets zeggen. De tweede mogelijkheid, die de belofte van een openbaring inhoudt, neemt me totaal in beslag. Het geheim achter het universum.’

Wat doet de vader? Volgt er geweld? Komt hij dicht bij haar om een geheim te vertellen? Maar dan tilt hij haar van de grond op en zweeft ze door de ruimte en ziet ze iets in zijn irissen reflecteren. ‘Er is een gloed, een lichtbal in de duisternis die de plotse, onverklaarbare verschijning reflecteert van een object dat langs de hemel scheert.’

En zo komt alles en iedereen overal toen en nu bij elkaar in een gewaagde roman die zich niet verliest in de vraag of de mensheid ‘alleen’ is in de nog nauwelijks onderzochte kosmos.



https://www.groene.nl/artikel/worsteling-in-de-ruimte