Wie in de politiek moddergooit en de populist uithangt gaat de geschiedenis in als een schurk, toch? Zeker niet. De Franse partizaan Bertrand du Guesclin (1320-1380) gedroeg zich barbaars, oneervol en ‘populistisch’, zou je kunnen zeggen. En hem lukte in de veertiende eeuw wat niemand lukte: hij was intens geliefd bij het gewone volk en won veldslag na veldslag. Zijn geheim? Hij had lak aan de ridderlijke etiquette, vocht niet op open veld, gebruikte hinderlagen – tactieken die toen als schandalig golden, maar die zijn tegenstanders (de Engelsen) allang toepasten. Anders dan alle andere Fransen die steeds met open vizier door de Engelsen vertrapt werden, voerde hij wél een effectieve oppositie.
Linkse politiek, van in Den Haag tot op straat, zou best wat van Du Guesclin kunnen leren: analyseren wat werkt, in plaats van wat volgens de regels moet; de tegenstander bestrijden met zijn eigen gegooide modder, in plaats van de andere wang toekeren. Niet omdat we het willen, maar omdat het voor ridderlijkheid te laat is. Frans Timmermans zei aan het prille begin van het kabinet-Schoof dat hij van plan was constructief oppositie te gaan voeren. Wat we echter nodig hebben is een effectieve oppositie. En niet alleen in het parlement.
‘Wat gaat er mis op links?’ Die vraag is inmiddels vaak genoeg gesteld. Analyses van links verzanden vaak in interne kritiek en navelstaarderij. Zelden wordt de blik naar buiten gericht: ‘Wat maakt de tegenstander zo effectief?’ Radicaal-rechtse politici en sympathisanten zoeken niet naar de gulden middenweg in het debat, schrijven geen opiniestukken met de oproep om het midden te versterken, erkennen nooit de goede kwaliteiten van de tegenstander, rectificeren niet, feliciteren hun opponent niet, erkennen de conclusies van instituties als het CBS of experts niet als het hen niet uitkomt en wijzen geweld zelden af.
Links doet dat allemaal wel. Links vraagt netjes een debat aan in plaats van een debat te kapen met eigen monologen, demonstreert braaf onder politiebegeleiding, en veroordeelt, zonder gevoel voor proportie, een geweldpleging op Thierry Baudet harder dan politiegeweld tegen demonstranten.
Wat links niet doet: winnen. Niet in de verkiezingen, en ook niet in de media. Hoewel de publieke omroep vaak verweten wordt een ‘links’ signatuur te hebben, domineren rechtse onderwerpen de agenda. Het onlinedebat wordt daarnaast gevoerd op platforms van openlijk rechtse zakenlieden, die rechtse geluiden versterken ten koste van linkse. En dat terwijl die winnende technieken uit het rechtse draaiboek gemakkelijk naar links om te schrijven zijn.
Dus, er zit voor links maar één ding op: deze zes rechtse tactieken ook leren beheersen, en inzetten voor eigen doeleinden.
1. Trek alle aandacht: kaap het publieke debat
Links moet weer leren agenderen. Zowel in de Kamer – trek eens een debat naar je toe in plaats van to the point te blijven – als daarbuiten, op (sociale) mediakanalen. Net als Thierry Baudet: die gebruikt de Haagse microfoon niet om moties te winnen, maar om soundbytes te maken voor op zijn zeer succesvolle YouTube-kanaal. Politiek vindt immers grotendeels buiten de Kamers plaats.
Moties, debatten en beleid zijn veelal reactief: ze worden ingezet op basis van ‘geluiden’ in de samenleving en publiek sentiment, terwijl grote politieke besluiten hardnekkige ideeën in de samenleving zelden veranderen. Denk aan de valse, maar dominerende claims over ‘nareis op nareis’, waarover Rutte IV viel. Juist daarom is het fundamenteel om voorbij de Haagse procedures te kijken. Probeer liever van binnenuit de FNV te radicaliseren, dan een amendement in te brengen bij het volgende GroenLinks-congres. Start een links TikTok-account of stuur opiniestukken in bij de grote kranten. Programmeer een trollenleger dat onder elke tweet van Dick Schoof bijhoudt hoeveel kinderen er vandaag zijn gestorven in Palestina.
Een geautomatiseerde email aan alle Kamerleden om hun stellingname te vragen voor het Palestijnse volk, zorgde in 2023 al voor zo veel mailverkeer dat het de normale gang van zaken in Den Haag kortdurend onmogelijk maakte. Kleur daarom eens buiten de beleefdheidslijntjes van de parlementaire democratie – dat zet veel meer zoden aan de dijk.
2. Omarm de zuil
Linkse mensen denken bij de Verzuiling aan een verschrikkelijke tijd waarin Nederlanders gesegregeerd leefden, iedere groep met een eigen krant, kerk en kroeg. Zij zien niet in dat we allang weer gesegregeerd zijn. Bijna anderhalf miljoen Nederlanders halen hun nieuws bijna uitsluitend uit de uiterst rechtse Telegraaf, en Ongehoord Nederland heeft nog nooit een linkse gast uitgenodigd. Roddelpraat – het rechtse YouTube-kanaal van Jan Roos – heeft bijna 300.000 volgers. Forum voor Democratie gaat nog verder: zij organiseren non-stop activiteiten, sportgroepen en muziekbezoeken. Een heel sociaal leven rond hun partij. Rechts klit samen. Een zuil heeft namelijk een aantrekkende, geen afstotende werking.
Uiteraard kan links dit ook. De linkse host Johan Fretz kan de centrumrechtse Henri Bontenbal dus beter niet nog eens een podium geven in zijn podcast Waanzinnig Land. Nodig liever linkse geestverwanten uit. En in plaats van nog eens te doneren aan Omroep Zwart, is het veel effectiever je eigen ‘makkelijke’ sensatiekanaal te starten. Maar dan met enkel linkse mensen. Kijk bijvoorbeeld naar het Youtube-succes van nieuw mediatalent Left Laser. Deze onafhankelijke, openlijk communistische ploeg journalisten pretendeert niet neutraal te zijn, en weet juist op die manier de valse neutraliteit van andere mediaplatforms aan de kaak te stellen. Dit alles is goed voor tienduizenden views – enkel met financiering van abonnees. En als je geen mediatalent bezit, kun je altijd nog je eigen woonvorm, school, onderzoeksinstituut of denktank starten. Dat is effectiever dan je racistische oom met logische argumenten proberen te overtuigen op een familieverjaardag.
3. Taal is alles: gebruik effectieve retoriek
De stroman –
Drogredeneringen zijn hardnekkig en werken op links als stroop op vliegen. Ze zijn, kortom, effectief. Het stroman-argument (‘Links wil al onze kinderen transgender maken’), de overdrijving (‘Vleestaks? Ze willen ons eten afpakken!’), de jij-bak, de ad-hominem – deze debattaal zien we toch vooral op rechts. Links is vaak bang om hem te gebruiken, terwijl een goed ingezette drogreden effectief is. Wie een stroman-argument goed terugkaatst, wint. Thierry Baudet (FvD) vroeg tijdens het NPO-slotdebat in 2023 aan Edson Olf (BIJ1) of hij afstand nam van een BIJ1-lid dat online het slaan van Baudet met de paraplu had toegejuicht. Anders, leek de implicatie, zouden we wel kunnen stellen dat Olf Baudet letterlijk dood wenste.
Olf haalde zijn schouders op. Waarom zou hij verantwoordelijkheid moeten nemen voor al wat zijn leden op X plaatsen? (stroman genegeerd). Nam de heer Baudet zelf ook verantwoordelijkheid voor wat alle FvD’ers tweeten? (de jij-bak en de stroman). Zo deed Olf het tegenovergestelde van wat links bijna pathologisch doet: een drogreden proberen te ontkrachten en zichzelf eigenaar maken van andermans problemen.
De overdrijving en het doemscenario
Ook de tactiek van overdrijven en, tot op zekere hoogte, angst zaaien mag links wel wat vaker aanwenden. Burgemeester Halsema kreeg van Wilders te horen dat ze, na het toestaan van een protest, het land uit moest (een dreigement). Zij reageerde kalmpjes ‘het lijkt erop dat de heer Wilders alleen demonstraties wil toestaan waar hij het mee eens is.’ Maar ze ging een stap verder: ze benoemde niet alleen wat er nú aan de hand is, maar schetste ook een toekomstbeeld – iets dat nu misschien nog een overdrijving of angstscenario lijkt. ‘Straks zegt de heer Wilders: er mogen geen protesten meer zijn op Prinsjesdag tegen de regering.’ Deze overdrijving is effectief. Juist met overdrijving laat je zien wie je tegenstander echt is en wat voor vlees de kiezer in de kuip heeft.
Vals beroep op autoriteit: claim ‘het volk’ terug
Durf te zeggen dat je met de stem van het volk spreekt. Dat hóeft niet statistisch of met peilingen onderbouwd te worden. Rechts heeft ook nog nooit gezegd dat als een vierde van het volk op GL/PvdA gestemd heeft, zij daar wel naar moet luisteren. Rechts durft zich al lang te beroepen op de vage, valse autoriteit van ‘de stem van het volk’, zelfs als die er helemaal niet is. Denk aan de hardere aanpak toeslagenfraude, ingevoerd door het kabinet-Rutte II. Er wérd niet meer fraude gepleegd, maar zo werd het ‘gevoeld in de samenleving’, aldus minister Kamp. Wanneer links inziet dat het die dooddoener ook kan gebruiken, kun je impopulaire standpunten als mainstream verkopen. Dat kan bijvoorbeeld voor klimaat: ‘eindig fossiele subsidies, zo wordt het gevoeld in de samenleving’ of voor belastingen: ‘de normale Nederlander wil niet meebetalen aan de privéjet van John de Mol’.
Spreek winnaarstaal
Politieke communicatie volgt, deels, de principes van de reclame: politici creëren een positief imago rond hun partij met winnaarstaal. Krachtige taal, zelfophemeling, slogans tot in den treure herhalen. Radicaal-rechts heeft die marketingtechnieken beter onder de knie dan links. Vooral hoe rechts omgaat met nederlagen is leerzaam: there’s no such thing as bad publicity. Schuld bekennen en zich beklagen over de erbarmelijke staat van de partij doet rechts niet. ‘Vooruitkijken’, zegt Yesilgöz simpelweg. Onmogelijke asielplannen die stranden in de EU weet Wildersn nederlagen om te toveren tot een heroïsche veldslag tegen de linkse elite. Komt er weer een lijk uit de kast bij zijn PVV-partijgenoten, dan tweet hij doodleuk dat ze ‘allemaal toppers’ zijn. Voor de volgers van Wilders is alles altijd de schuld van links. Andersom kan links dit natuurlijk ook. Spreek weer winnaarstaal. Alles is namelijk altijd de schuld van rechts.
© Bart Maat / ANP
4. Speel op de man
Hoewel het ook als retorische techniek kan worden gezien, verdient het in de politiek op de man spelen aparte aandacht. Linkse denkers spannen zich onvermoeibaar in met systeemkritiek en -analyse. Zij schermen met feiten en afgewogen reflecties. En terecht. Willen we een onderdrukkend, ongelijk systeem omverwerpen, dan zullen we het als systeem moeten analyseren. Maar dat betekent niet dat een focus op het individu geen goede strategie is om dat doel te bereiken. Rechts is bijvoorbeeld immens succesvol met het tot zondebok maken van de immigrant. Zo succesvol, zelfs, dat links ofwel meegaat in het narratief van ‘begrijpelijke zorgen’, ofwel zich er koortsachtig tegen probeert te verzetten.
Effectiever is het om ter repliek onmiddellijk de McKinsey-consultant tot boeman te bombarderen. Ook links kan de zondebokkaart spelen, maar wel graag op de juiste minderheid: de extreemrijken. ‘De miljonairs hebben het gedaan. De CEO’s! De aandeelhouders! De hoge heren!’ Benoem ze met naam, toenaam, salaris en bonus. Durf ze te bevragen. ‘Waarom pikken kantoorhouders potentiële woonruimte in?’ of ‘Wanneer gaan aandeelhouders nou eens écht werken?’ Praat continu over ‘de aandeelhouders’, of ‘de Snuifas’. Dicht hen alle problemen van ons land toe, van werkloosheid tot de wooncrisis. Een groot voordeel: het is nog waar ook.
5. Esthetiek: hoe links zijn ‘swag’ terugkrijgt
Beeldtaal domineert ons dagelijks leven. Rechtse partijen en prominenten begrijpen dat als geen ander: uiterlijk doet ertoe, en over stijl valt wél te twisten. Esthetiek moet je jezelf toe-eigenen, en welke esthetiek hanteert rechts? Wie aan een VVD’er denkt, schiet een beeld voor de geest van een man in pak of vrouw in mantelpak, wie aan een CDA’er denkt ziet een brave huisman, de BBB heeft het stereotiep ‘boer’ voor zich geclaimd, en Wilders kwam met zijn fictieve personages ‘Henk en Ingrid’, ‘hardwerkende Nederlanders’. Iedere vorm van cultuur die hem niet bevalt doet hij af als ‘elitair’. FvD meet zichzelf zelfs een hele neoklassieke stijl aan en etaleert continu een voorliefde voor klassieke muziek, oude architectuur, Bourgondisch leven en weelde. Die partij straalt niet alleen uit dat het een politieke beweging is, maar claimt een hele levensstijl. En dat heeft een aanzuigende werking.
En welke esthetiek claimt links? Geen enkele. Niet actief, tenminste. Maar het begrip ‘links’ roept bij veel mensen wel degelijk een plaatje in hun hoofd op: een waterig geheel van punk en krakers met piercings, regenbogen en queerness, mensen van allerlei kleur, veganisten op bergschoenen, of anders de cardigans van de havermelkelite, en tenslotte ‘oudlinks’: de bescheidenheid van ‘de arbeider’. Die laatste is al deels opgeëist door de ‘hardwerkende Nederlanders’-esthetiek van de PVV. Begrijp ons niet verkeerd: al deze beeldtaal is zeker niet fout, maar wordt op dit moment door links niet toegeëigend. En dat moet juist wel.
Linkse partijen en denkers hoor je nóóit een waardeoordeel uitspreken over schoonheid, kledingstijl, en al helemaal niet over lelijkheid. Die sfeer van acceptatie en veiligheid van expressie zijn een groot goed, maar betekenen ook dat linkse partijen nu hun marketing helemaal verwaarlozen. Dat is niet altijd zo geweest: de architectuurbeweging de Amsterdamse School begon als een bouwproject voor arbeiderswijken en is inmiddels een wereldberoemde, alom geliefde stijl, met museum Het Schip dat ironisch genoeg duizenden schatrijke toeristen naar de arbeiderswoningen trekt.
Ja, we vechten voor een wereld waarin uiterlijke kenmerken niet van belang zijn, maar die wereld is er nog niet. In deze wereld zijn mensen getraind een mooie broek te linken aan intelligentie, een stropdas aan macht. Doe daar je voordeel mee en dwing bewust nieuwe connecties af. Dus links, en vooral linkse politici: presenteer je eens met ‘swag’. Trek een mooi pak aan, of juist een waanzinnige wikkeljurk, maar vooral: neem ruimte in, val eens op. En durf ook eens te zeggen dat alles wat de tegenstander doet smakeloos en toch elitair is.
6. Werp een radicale flank op, presenteer jezelf als het redelijke alternatief
Links klaagt al jaren dat het politiek spectrum naar rechts opschuift, maar doet daar vervolgens niets aan. Voor evenwicht is echter een tegenreactie vereist: een ander uiterste creëren. Nee, linkse politici hoeven niet met hamers en sikkels op hun uniform in de debatten te verschijnen. Onthoud: taal is alles. Het idee of de retoriek dat het allemaal nog veel linkser kan, is soms al meer dan genoeg. De VVD doet dit slim: beurtelings werkt ze samen met, en verzet zich tegen, het rechtse uiterste: de PVV. De ene keer vindt de VVD Wilders’ uitspraken te ver gaan, presenteert het zichzelf als een partij die wél oplossingen heeft, en aan de andere kant regeren ze samen. Linkse politici: doe dit ook. Waarschuw voor het echte communisme. Onterf je radicale bondgenoten en activisten nooit, maar blijf wél herhalen dat er met jou best te praten valt. Voer vervolgens precies hetzelfde, niet-afgezwakte beleid uit. Daar trapt niemand toch in, zou je denken? Welnu, waar kennen we deze tactiek van? Het is precies de strategie van de verkiezingswinnaar, Geert ‘Milders’.
De grondvesten van de liberale rechtsstaat zijn verankerd aan een rotsvast geloof in het democratisch proces. In onze parlementaire democratie betekent dat dat Kamerleden te goeder trouw te werk gaan, met open vizier debatteren, vatbaar zijn voor redelijke tegenargumenten en adviezen (van andere Kamerleden, hun ambtenarenapparaat, en de wetenschap) en hun beleid onbedekt laten controleren. Buiten het parlement betekent dat dat burgers, activistisch of niet, hun stem laten horen door eens in de zoveel jaar een vakje rood te kleuren, en maatschappelijk onbehagen uiten op de daarvoor aangewezen pleinen. De media hebben, op hun beurt, de taak de Nederlandse bevolking accuraat, objectief en neutraal te informeren.
Wat je ook vindt van deze liberale basisregels, het moge duidelijk zijn dat het oprechte participatie vereist – een gentlemen’s agreement. Als je opponent überhaupt al niet gelooft in het proces, dan heeft het weinig zin jezelf wél aan die regels te houden. Een voetbalteam dat steeds als de scheidsrechter niet kijkt de bal met de handen pakt, zal het altijd winnen van een nobele, hoofdschuddende tegenstander. Zo zal ook een politicus die liegt, bedriegt en via X welbewust allerlei gewelddadige sentimenten uitlokt, het altijd winnen van een politicus die weigert zijn handen vuil te maken. Eenzijdig een gentlemen’s agreement naleven is dus niet alleen naïef, maar verzekert ook nog eens je eigen verlies.
Ook de geschiedenis wijst dit uit. Toen Du Guesclin stierf, stierven ook zijn strategieën uit. En toen de Fransen daarna terugkeerden naar hun ridderlijkheid, begonnen ze direct weer te verliezen. Het duurde tot Jeanne d’Arc, die de listige tactiek wederom invoerde, voordat ze weer wonnen. Gaat links met het schip ten onder, voor altijd wachtend op een nieuwe Jeanne d’Arc? Of gaat het nu eindelijk proberen te winnen?
Lees verder:
Savriël Dillingh is politiek filosoof en bedrijfsethicus. Hij doceert en doet onderzoek aan de Erasmus Universiteit Rotterdam. Marthe van Bronkhorst is schrijver, columnist en psycholoog. Ze werkt aan een roman bij uitgeverij De Geus.
https://www.groene.nl/artikel/zes-rechtse-tactieken-voor-links