
Eén van de onderscheidende kenmerken van de verkiezingen van vandaag is dat ze voor veel kiezers over de politiek zélf gaan. Uit een recent onderzoek van het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) blijkt dat veel kiezers zich zorgen maken over politiek en bestuur, en dat het functioneren van de politiek volgens hen topprioriteit voor een nieuw kabinet zou moeten zijn. Veel meer dan in eerdere jaren gaat het bij deze verkiezingen dan ook over de vraag hoe onze democratie ingericht zou moeten worden.
Dat komt voor een groot gedeelte door Pieter Omtzigt. De inrichting van onze democratie vormt een centraal thema voor zijn partij Nieuw Sociaal Contract (NSC). De eerste zin van de inleiding in het verkiezingsprogramma luidt: “Nederland is een prachtig thuis met vrijheidslievende bewoners. Maar de afgelopen jaren is de gevel van het huis van onze democratie afgebladderd en is de fundering verzakt.” En in het hoofdstuk over “goed bestuur” staat: “Wij willen de komende jaren werk maken van een andere overheid, die de grondrechten, de democratie en de rechtsstaat waarborgt zoals deze waren bedoeld.”
Op het eerste gezicht lijken veel kiezers zich dus in Omtzigts opvattingen over democratie en bestuur te kunnen vinden. Maar wat voor beeld ontstaat er als we iets preciezer kijken? Wat vinden kiezers van de specifiekere onderdelen van onze liberale democratie?
In een recent onderzoek dat wij hebben uitgevoerd binnen het kader van het interdisciplinaire project “Safeguarding the normative foundations of democracy”, richten wij ons op deze vraag. De steekproef waarop het onderzoek is gebaseerd is groot (ongeveer 2,000 deelnemers), divers en grotendeels representatief op kenmerken als regio, opleidingsniveau en leeftijd. Onze vragenlijst is tussen 8 en 15 november ingevuld, en verspreid door onderzoeksbureau Flycatcher.
In de grafieken die we hieronder laten zien, richten we ons telkens op specifieke vragen over onze democratie en splitsen die uit naar stemkeuze. We nemen daarbij alleen de partijen mee die in onze steekproef op meer dan 40 kiezers kunnen rekenen. We hebben gevraagd naar wat mensen hoogstwaarschijnlijk gaan stemmen deze verkiezingen.

Figuur 1: “ Hoe belangrijk is het voor u dat uw land democratisch is?”
Figuur 1 hierboven laat zien dat vrijwel alle kiezers het belangrijk vinden dat Nederland democratisch is. De kiezers van de meeste partijen vinden het voor meer dan 90% belangrijk dat Nederland democratisch is. Alleen bij de kiezers van de SGP, de BBB en de PVV liggen de percentages iets lager. Maar ook van deze kiezers vindt ruim driekwart het belangrijk.

Figuur 2: “Hoe tevreden bent u met de manier waarop de democratie in Nederland werkt?”
Maar dat betekent niet dat mensen ook tevreden zijn met hoe de democratie op dit moment functioneert. Uit Figuur 2 blijkt dat van een aantal partijen een flinke meerderheid van de kiezers tevreden is met hoe de democratie in Nederland nu werkt (kiezers van VVD, GL-PvdA, Volt, D66, ChristenUnie [CU] en het CDA zijn voor ongeveer 70% tevreden). Maar bij de overige partijen ligt dat anders. Onder de kiezers van PVV, BBB, SGP, SP, NSC en de Partij voor de Dieren (PvdD) ligt dit onder de 50%. Slechts minder dan een derde van de BBB- en SGP-stemmers is tevreden. En maar één op de vijf PVV-kiezers is tevreden.
Hoewel het overgrote deel van de kiezers democratie dus belangrijk vindt, verschillen de oordelen over hoe onze democratie in de praktijk functioneert gigantisch. Hoe kan dat? Hieronder laten wij zien dat deze verschillen voor een belangrijk deel het gevolg zijn van uiteenlopende opvattingen over specifieke onderdelen van onze democratie. Onze liberale democratie vormt een complex systeem dat bestaat uit allemaal verschillende componenten. Over sommige componenten is de consensus groot. Vrijwel iedereen vindt bijvoorbeeld dat burgers het recht moeten hebben hun volksvertegenwoordigers te kiezen door middel van vrije en eerlijke verkiezingen. Of dat rechtbanken iedereen gelijk moeten behandelen. Of dat oppositiepartijen vrij moeten zijn om de regering te bekritiseren.

Figuur 3: “Het hebben van een sterke leider in de regering is goed voor Nederland, zelfs als de leider de regels buigt om dingen gedaan te krijgen.”
Maar er zijn ook belangrijke verschillen. In een liberale democratie is het van essentieel belang dat een regering zich houdt aan de zogenaamde rule of law. Bij het nemen van beslissingen kunnen de democratische spelregels niet even opzij worden geschoven. Toch vindt meer dan 40% van de kiezers van de BBB, NSC, CDA, VVD en PVV dat het geoorloofd is voor de regeringsleider om de regels te buigen om dingen gedaan te krijgen. Van de kiezers van de twee laatstgenoemde partijen vindt zelfs meer dan 50% dit. Let wel: één van die twee partijen is de partij die de afgelopen 13 jaar de premier geleverd heeft. Onder de kiezers van CU, GL-PvdA en Volt is slechts minder dan een kwart deze mening toegedaan.

Figuur 4: “Het universeel stemrecht moet in twijfel getrokken worden nu zoveel kiezers tegenwoordig slecht geïnformeerd zijn en makkelijk misleid worden.”
Het universele stemrecht is één van de fundamentele pijlers van onze democratie. Om vast te stellen hoe sterk deze pijler gesteund wordt door kiezers, hebben wij hen de stelling voorgelegd dat het universele stemrecht in twijfel moet worden getrokken “nu zoveel kiezers tegenwoordig slecht geïnformeerd zijn en makkelijk misleid worden”. Een meerderheid van de kiezers van CU, Volt, VVD, GL-PvdA en D66 is het oneens met de stelling. Maar let wel, voor veel van deze partijen is dit maar een relatief kleine meerderheid. Het is vrij zorgwekkend dat zo relatief weinig mensen het hardgrondig met deze stelling oneens zijn. Een nog zorgwekkender patroon zien we als we naar de achterbannen van de overige partijen kijken. Minder dan de helft van de kiezers van CDA, PvdD, SP, NSC, BBB en PVV is het met de stelling oneens.

Figuur 5: “Als de Tweede Kamer het werk van de regering belemmert, moet de Kamer worden genegeerd.”
In een liberale democratie moet de volksvertegenwoordiging ongestoord haar controlerende taak kunnen uitoefenen. Dat is een kernprincipe van ons bestel. Maar in hoeverre zijn kiezers het hiermee eens? In behoorlijk sterke mate, zo blijkt uit Figuur 5. Maar ook hier bestaan weer aanzienlijke verschillen tussen partijen. De meeste kiezers zijn het oneens met de stelling dat de Tweede Kamer genegeerd mag worden als de Kamer het werk van de regering belemmert. Maar bij de kiezers van PVV, BBB en CDA is dit niet het geval. Van hen is minder dan 50% het oneens met die stelling. Ook bij kiezers van VVD, NSC en SP liggen de aantallen (met percentages van slechts 50-60%) relatief laag.

Figuur 6: “Het recht om te protesteren moet worden beschermd, ook als demonstranten anderen tot last zijn.”
In hoeverre vinden kiezers dat burgers het recht moeten hebben om te protesteren, ook als ze daarmee anderen tot last zijn? Figuur 6 laat zien dat meer dan de helft van de keizers van PvdD en GL-PvdA vindt dat het recht om te protesteren ook in die gevallen moet worden beschermd. Bij de kiezers van alle andere partijen is dit minder dan 50%. De kiezers van CDA, SGP en VVD scoren het laagst met rond de 20%.
Wat kunnen we nu in algemene zin concluderen over de achterbannen van de verschillende partijen en hun opvattingen over de liberale democratie? Om dat vast te stellen hebben we een schaal gemaakt die alle opvattingen over de verschillende componenten van de liberale democratie samenneemt. Deze schaal loopt van 1 (zwak liberaal-democratisch) tot 7 (sterk liberaal-democratisch).

Figuur 7: Gemiddelde scores op samengestelde schaal (1 = zwak liberaal-democratisch, 7 = sterk liberaal-democratisch). De zwarte bolletjes geven de gemiddelden weer en de verticale lijnen de 95%-betrouwbaarheidsintervallen. De vioolplots eromheen de spreiding. De rode horizontale lijn geeft weer wat het gemiddelde is van al deze kiezers samengevoegd.
Figuur 7 laat zien hoe de achterbannen van de verschillende partijen gemiddeld scoren op deze schaal. Het goede nieuws dat uit deze analyse naar voren komt is dat de kiezers van alle partijen gemiddeld relatief hoog scoren. Het slechte nieuws is dat sommige achterbannen duidelijk minder sterk scoren dan andere.
- De kiezers van D66, PvdD, GL-PvdA en Volt scoren bovengemiddeld hoog op onze liberale democratie-schaal.
- Kiezers van de SGP, BBB, de PVV en de VVD scoren duidelijk onder het gemiddelde.
- Kiezers van NSC, CDA, CU en SP zitten daar tussenin.
Dit is een bekend patroon. Het is precies hetzelfde patroon dat we ook zien als we de achterbannen van partijen indelen aan de hand van hun opvattingen over immigratie. Of hun opvattingen over klimaat.
Conclusie
Wat betekent dit? Het lijkt erop dat de culturele conflictdimensie van de Nederlandse politiek ook onderwerpen opslokt die niet noodzakelijkerwijs cultureel van aard zijn. Dat dit geldt voor klimaat wisten we al eerder. Maar dat het ook geldt voor opvattingen over de liberale democratie is nieuw en misschien nog meer in het oog springend.
Het is ook zorgwekkend. Het suggereert dat de fundamenten van onze liberale democratie onderdeel zijn geworden van de sterk gepolitiseerde culturele conflictlijn. Daarbij zijn het vooral de kiezers van rechts-conservatieve en rechts-nationalistische partijen die vaker standpunten innemen die op gespannen voet staan met onze liberale democratie.
Dat Omtzigt het functioneren van onze liberale democratie op de agenda heeft gezet is een goede zaak. Maar laten we hopen dat dit thema niet nog sterker gepolitiseerd raakt. In plaats daarvan zouden politici leiderschap moeten tonen en de kiezer overtuigen van het belang van zaken als minderheidsrechten en checks and balances.
Bij Omtzigt ligt nu een grote verantwoordelijkheid. Uit de analyses hierboven blijkt dat de opvattingen van zijn kiezers niet altijd even sterk stroken met zijn eigen opvattingen over liberaal-democratische principes. Ook is het niet helemaal ondenkbaar dat hij straks gaat samenwerken met de illiberale PVV.
Laten we hopen dat de immer zo principiële Omtzigt vooral ook op dit vlak principieel zal blijven.
https://stukroodvlees.nl/liberale-democratie-als-onderdeel-van-de-politieke-strijd/